gebouwd voor de Nederlandsche oorlogsvloot, en de transatlantische stoomers voor de geregelde diensten van Amsterdam en Rotterdam op New-York. Nog voor kort was Engeland de eenige leverancier van zulke schepen; thans heeft Feijenoord voor een groot deel den bouw van de groote vaartuigen voor Holland tot zich getrokken en hare vermaardheid gaat zelfs verder; - ook uit het buitenland komen nu al bestellingen. Zwarte karkassen staan op de werven; getjenktjank van honderde hamers op ijzer rumoert over de rivier. Maar alras is dat verflauwt en gaat de boot weer door de onbewogene rust van het buitene verder.
Dan ligt de groote stad met hare levensgeluiden in een perspektivische verte achter ons.
Aan den linkeroever groent het dichte bosch van de Oude Plantage, één der stadsparken, waaruit het torentje van de drinkwaterleiding even oppiept; vlak daarnaast liggen de waterbassins, die er bij behooren, en dan staat ononderbroken aan dezen oever, tot Kralingsche Veer toe, de hooge bruine wal van den zeedijk uit de rivier op, beschermd nog door breede zandplaten, geel optintend in het groene water tot de helft van de rivier.
Rechts reiken de uiterste bouwsels van de stad: - dunne huizenrijen, een gasfabriek met hare ketelstellen, en dan ten laatste, een klein wit kerkje.
Op deze plaats ongeveer plegen de Rijnaken zich te verzamelen om door sleepbooten in trossen te worden weggesjord naar den Rijn, diep in het Duitsche Vaderland. Als de sleeptrossen zijn vastgemaakt en gespannen, zoodat de vaart beginnen kan, wordt van de sleepboot het sein voor de afvaart gegeven met drie klinkende bellestooten. In vrome schippersusance keeren de opvarenden van alle booten dan hun gezicht naar het kerkje, verbergen het in hun pet, spreken zacht hun gebed, zegen vragend voor de reis.
De rivier spoelt dan verder met onbedorven oevers in het laag Hollandsche land, nòg een fabriek of een eenzaam huis, maar overigens heerscht aan de kanten de buitene stilte.
Tot Kralingsche Veer - het eerste station - duurt de vaart ongeveer twintig minuten. Op den rechteroever ligt het dorpke, een rij huizen op den dijk, door Rotterdammers op zomerdagen als een uitspanningsplaats zeer gezocht.