| |
| |
| |
9 De geschiedenis van het schrift
Verschillende schriftvormen |
123 |
Pictogrammen en ideogrammen |
123 |
Spijkerschrift |
125 |
Hiëroglyfenschrift |
129 |
Het alfabet |
131 |
|
|
Moderne schriftsoorten |
133 |
Woordschrift |
133 |
Syllabisch schrift |
135 |
Alfabetisch schrift |
136 |
|
|
Samenvatting |
137 |
|
|
Opdrachten |
137 |
|
|
Bibliografische aantekeningen |
139 |
| |
| |
De dunste inkt is beter dan het beste geheugen.
Chinees gezegde
In de vorige hoofdstukken stond steeds de taal in zijn gesproken vorm centraal. Een uitzondering vormt het fonetische alfabet, dat speciaal ontworpen is om aan iedere spraakklank een geschreven vorm toe te kennen. Het fonetische alfabet is echter niet het schrift dat in normale situaties gebruikt wordt, al zijn er talen die wel enige fonetische tekens van het IPA in hun schrift gebruiken. Het gaat dan veelal om talen met een kort geleden ingevoerde spelling. Dit hoofdstuk gaat over de geschiedenis en de aard van de spelling.
Het schrift is van groot belang; veel mensen kunnen zich nauwelijks een taal zonder schrift voorstellen, zo nauw lijkt spelling verbonden met taal. Toch is spelling geen wezenlijk onderdeel van taal: kinderen spreken voor ze leren schrijven, en er zijn volkeren met talen waarvoor geen geschreven vorm bestaat. Ze beschikken wel over een rijke mondelinge literatuur, die van generatie op generatie wordt overgeleverd. Die vorm van overlevering kent natuurlijk zijn beperkingen. De geschreven vorm van taal biedt een maatschappij de mogelijkheid om kennis, ervaring en literatuur door de eeuwen heen te bewaren, en die informatie over grote afstanden te verspreiden. Verba volent, scripta manent.
Bedenk dat de huidige mogelijkheden om geluid op te slaan via bandrecorders en platen de geschreven vorm niet overbodig maakt: de voordelen van het doorbladeren van een boek of krant, het vluchtig lezen of juist uiterst nauwkeurig bestuderen van teksten hangen samen met de geschreven vorm. Voor het schrijven is slechts potlood en papier nodig, geen electrisch apparaat. Voor het lezen is geen enkel instrument (behalve misschien een bril) vereist. Bovendien ‘bestaat’ de literatuur in schrift, en is de geschreven vorm soms (bijv. in figuur 1) essentieel voor wat er bedoeld wordt.
Fig. 1. P. van Ostaijen, ‘Music Hall’, Verzameld werk, poëzie 2.
| |
| |
| |
Verschillende schriftvormen
Het gegeven dat er natuurlijke talen zijn die wel gesproken maar niet geschreven worden, heeft ertoe geleid dat spraak als de primaire uitingsvorm wordt beschouwd. Schrift heet secundair omdat het schrift niet noodzakelijk bij iedere taal voorkomt en omdat het schrift meestal afgeleid is van de spraak. Niet alle schriftvormen zijn overigens afgeleid van de spraak; vandaar het onderscheid tussen fonografisch en niet-fonografisch schrift (letterlijk ‘klankgeschreven’ en ‘niet-klankgeschreven’). Het Nederlandse schrift is fonografisch. Iedere letter heeft een klankwaarde, wat bijvoorbeeld blijkt uit kat, mat en lat, die met verschillende beginletters gespeld worden omdat de woorden met verschillende klanken beginnen. De rest van de woorden is steeds hetzelfde (at), omdat dat gedeelte hetzelfde klinkt.
Het niet-fonografische schrift is onder te verdelen in logografisch, ideografisch en pictografisch schrift. Een schriftsysteem is logografisch, wanneer de tekens voor woorden staan (logos is Grieks voor ‘woord’). De muntsoorten bijvoorbeeld kennen een logografische weergave, ƒ, $ en £ naast de fonografische weergave gulden, dollar en pond. Ook bij het schrijven van de getallen gebruiken we vaak de logografische vormen 1, 2, 3, enz. in plaats van de fonografische één, twee, drie. Ideografische (‘idee-geschreven’) tekens geven een bepaald idee weer: de rode driehoek in het verkeer voor ‘gevaar’, de rode cirkel voor ‘verbod’. Wanneer de tekens een daadwerkelijke gelijkenis hebben met wat bedoeld is, spreken we van pictografisch schrift, beeldschrift. Een getekend zonnetje en een wolkje met streepjes eronder als pictogram van ‘zonnig weer’ en ‘regen’ bijvoorbeeld.
Er zijn talloze verhalen (sprookjes, mythen, religieuze teksten) over de herkomst van het schrift - bijna evenveel als over de oorsprong van de taal. Dit zijn prachtige verhalen over de uitvinders van het schrift (soms mensen, soms goden), maar het is zeer onwaarschijnlijk dat het schrift van de ene op de andere dag is uitgevonden. Bepaalde tekeningen en notatie-systemen worden als voorlopers van het schrift beschouwd. Ze worden hieronder kort toegelicht.
| |
Pictogrammen en ideogrammen
De tekeningen van mensen uit de oudheid worden algemeen beschouwd als de oorsprong van de spelling. Tekeningen van holbewoners zoals die zijn aangetroffen in de Altamira-grot in het noorden van Spanje, 20.000 jaar geleden getekend, kunnen nu nog ‘gelezen’ worden. Het zijn letterlijke weergaven van onderdelen van het leven uit die tijd. Waarom de tekeningen gemaakt zijn, is onbekend; misschien meer met een esthetisch doel dan met een communicatief doel. Latere tekeningen zijn echter wel duide- | |
| |
lijke pictogrammen, tekeningen bedoeld als schrift. Zo bijvoorbeeld het 4000 jaar oude Harrapaanse schrift, afkomstig uit een belangrijke stad in de Indus Vallei (Pakistan), Harappa, en omstreken. De Harappaanse teksten zijn vrij kort (gemiddeld vijf tekens lang), wat de ontcijfering nogal lastig maakt; enkele voorbeelden van de gebruikte beeldtekens en hun veronderstelde betekenis zijn in figuur 2 gegeven.
Fig. 2. Harappaanse pictogrammen, met daaronder de veronderstelde betekenis.
Anders dan in het moderne schrift is elk beeldteken of pictogram een concrete weergave van de betekenis, en heeft zo'n pictogram ook geen direct verband met de taal, aangezien de tekening op de bedoelde dingen uit de werkelijkheid betrekking heeft, en niet op de taalvorm. Pictografisch ‘schrift’ wordt bij vele volkeren aangetroffen, en wordt ook nu nog gebruikt naast het alfabetische schrift: denk aan de tekens op verkeersborden, de mannetjes en vrouwtjes op toiletdeuren, en de bordjes op stations (zie figuur 3). Je hoeft er het Nederlands meestal niet voor te beheersen om te begrijpen wat er bedoeld wordt.
Fig. 3. Pictogrammen uit het spoorboekje van de NS.
In de loop der tijd kregen pictogrammen een ruimere betekenis, zodat het plaatje niet alleen betrekking had op het oorspronkelijke object uit de werkelijkheid, maar ook op de eigenschappen daarvan, of de concepten die ermee samenhingen. Zo kon een tekening van de zon ook ‘warmte’, ‘hitte’, ‘licht’ en ‘overdag’ gaan betekenen. Logisch, want probeer maar eens een tekening te bedenken voor zulke abstracte zaken. Pictogrammen werden dus ideogrammen, ideeëntekens.
Nog later werden pictogrammen en ideogrammen in meer vereenvoudigde vorm weergegeven: de vereenvoudigingen werden zo drastisch dat het nieuwe systeem niet te begrijpen was zonder instructie vooraf. Hiermee werd de relatie tussen teken en betekenis willekeurig, en kon een relatie
| |
| |
tussen teken en klank ontstaan. Een revolutionaire stap in het ontwikkelingsproces dus.
Het is mogelijk om een teken voor ieder woord te geven: zo'n schrift heet woordschrift. Omdat de symbolen voor woorden in verschillende talen gebruikt kunnen worden, is het een ‘universeel’ schrift. Om die reden heeft een Nederlandse journalist, Karel Johnson (of Janson, zoals een andere bron vermeldt) kort na de Tweede Wereldoorlog het pictografische systeem Picto ontwikkeld. In Picto zou het zinnetje Ik heb een huis in de stad (of: Ich habe ein Haus in der Stadt, of: J'ai une maison en ville) er zo uit zien:
Helaas is zo'n systeem slechts mogelijk voor tamelijk concrete en eenvoudige boodschappen. Neem een willekeurige zin uit de krant, en het systeem blijkt ondoenlijk te zijn: De universiteiten krijgen een nieuwe kans om zelf een onderzoekbeleid te voeren. Oorspronkelijk zou hun eigen budget fors verkleind worden, [...]. Het probleem is duidelijk. Bovendien kan het systeem alleen gebruikt worden voor verschillende talen wanneer de woordkeuze in die talen overeenkomt, en de woorden in ongeveer dezelfde volgorde staan. Welke Nederlander zou op grond van een woordelijke vertaling op het idee komen dat de volgende Japanse zin over een stuk kaas gaat?
(2) |
John ga katte-iru neko ga korosita nezumi ga tabeta tiizu wa kusatte ita. |
|
John heeft een kat doodde een rat at de kaas bedorven was. ‘De kaas was bedorven die de rat at die door de kat van Jan gedood was.’ |
Alleen een schriftsysteem dat op een taal gebaseerd is, kan zulke problemen overkomen, en het lijkt (vooralsnog) onmogelijk om een schriftsysteem los van enige natuurlijke taal te ontwikkelen.
| |
Spijkerschrift
De belangrijkste ontwikkelingen in de ontstaansgeschiedenis van het schrift hebben plaatsgevonden in het Nabije Oosten. In het algemeen worden de Sumeriërs als de uitvinders van het oudste schrift, het spijkerschrift beschouwd. Dit schrift werd tussen ongeveer 3300 en 500 jaar voor Christus gebruikt door de volkeren die bij de Eufraat en de Tigris woonden: naast Sumeriërs onder meer ook Babyloniërs, Akkadiërs, Perzen en Hittieten, iets wat bepaalde ontwikkelingen in het schrift gestimuleerd heeft, zoals hieronder zal blijken.
| |
| |
Deskundigen meenden lange tijd dat het spijkerschrift uit pictogrammen is ontstaan, wat geïllustreerd wordt met de voorbeelden uit figuur 4. Een voorzichtiger standpunt is echter, dat het spijkerschrift een picto-ideografisch voorstadium heeft gekend, want de alleroudste vondsten laten ook al ideografische tekens zien. Op grond daarvan wordt momenteel de noodzaak van een pictografisch voorstadium voor het spijkerschrift ontkend.
Fig. 4. Het verband tussen pictogram en spijkerschrift.
De vondsten die als argument dienen, zijn bepaalde kleifiguurtjes in abstracte vormen, verpakt in holle klompjes klei (bullae genoemd). Aan de buitenkant stond een afbeelding van de ingesloten figuurtjes. Sommige van de verpakte kleifiguurtjes blijken ruim tienduizend jaar oud te zijn. Figuur 5 laat zien dat niet alle figuurtjes als pictogrammen beschouwd kunnen worden.
Waarschijnlijk dienden de bullae een administratief doel, namelijk om bij te houden hoeveel schapen, brood e.d. aan een handelaar meegegeven
| |
| |
werden of om te registreren waar welke goederen opgeslagen werden. De bullae, met als het ware op de buitenkant geschreven wat de inhoud is, kunnen als de oudste vormen van schrift beschouwd worden, al is deze vorm van schrift wezenlijk anders dan het huidige schrift. Als uitdrukkingsvorm komt dit type schrift overeen met het Picto: voor ieder woord een teken. Maar, anders dan in het Picto, kunnen er geen zinnen mee gemaakt worden. Het gaat dus om een woordschrift, een schriftsysteem om woorden los van hun zinsverband mee weer te geven.
Fig. 5. Kleifiguurtjes (links) zoals aangetroffen in bullae met (rechts daarvan) de corresponderende oudste Sumerische tekens.
De oudste vondsten waaruit een volledig ontwikkeld systeem blijkt dateren uit de periode van 3300-2900 v. Chr. Waarschijnlijk waren in die tijd ongeveer 2000 tekens in gebruik. Al in een vroeg stadium kregen de tekens een meer abstracte vorm. Begrijpelijk, want in dit rivierrijke gebied werd op klei geschreven. Het is eenvoudiger om met een stokje afdrukken te maken in klei dan rechte en gebogen lijnen te tekenen. Vandaar de kleine wig- of spijkervormige tekentjes waaraan het spijkerschrift zijn naam ontleent.
Aanvankelijk werden de tekens op kleine vierkante kleitabletten van boven naar beneden geschreven. Later werden grotere, rechthoekige tabletten gebruikt, en werd van links naar rechts geschreven, waarbij de tekens een kwartslag draaiden. Met de ontwikkeling van het schrift ging een verdere stilering gepaard: in de latere stadia werden complexe tekens steeds opgebouwd uit de vaste onderdelen van figuur 6. Deze ontwikkeling naar meer gestileerde tekens is natuurlijk alleen maar mogelijk wanneer tekens niet langer fungeren als afbeelding van iets in de werkelijkheid. Voor pictogrammen is het belangrijk dat de afbeelding herkend wordt,
| |
| |
maar zodra het pictografische principe verlaten wordt, is het belangrijker dat de tekens steeds op dezelfde manier geschreven worden.
Fig. 6. De vijf bouwstenen van de tekens in het spijkerschrift, in korte en lange varianten.
Zoals hierboven al gezegd: aanvankelijk was het spijkerschrift een woord-schrift, met uitsluitend tekens voor woorden, en dan nog vooral voor de zelfstandige naamwoorden. Werkwoorden werden weergegeven als afgeleide van naamwoorden (‘ploegen’ kreeg hetzelfde teken als ‘ploeg’) of door een combinatie van naamwoorden (bijvoorbeeld het teken voor ‘mond’ met het teken voor ‘brood’ staat voor ‘eten’). Af en toe werden tekens met een klankwaarde ingevoerd. Het teken voor mu, ‘plant’, werd eerst ook gebruikt voor de andere betekenissen van mu, namelijk ‘jaar’ en ‘naam’. In een later stadium werd het tevens gebruikt voor het achtervoegsel mu, dat ‘mij’ betekent, en voor het voorvoegsel mu, de mannelijke derde-persoonsmarkering. Daarmee werd de band tussen teken en betekenis verbroken, en vervangen door een band tussen teken en klank. Uiteindelijk werd iedere lettergreep mu met datzelfde teken weergegeven. Een volledige uitwerking van dat principe levert een syllabeschrift op.
De overgang van woordschrift naar syllabeschrift is geleidelijk verlopen. Lange tijd was een gemengd systeem in gebruik, met alle nadelen vandien. Om het instrument ploeg van de activiteit ploegen te onderscheiden werd het teken voor ‘hout’ gebruikt. Ploeger werd weergegeven door een combinatie van ‘ploeg’ en ‘man’. De tekens voor ‘hout’ en ‘man’ kregen aldus de functie om betekenisonderscheid aan te brengen. Daarnaast werd ook het syllabeschrift gehanteerd, met als gevolg dat het teken soms voor het gehele woord staat (bijvoorbeeld til, ‘leven’), en soms alleen voor de klank (ti). Weer een reden om aparte tekens toe te voegen ter verduidelijking. In sommige perioden werden beide varianten gebruikt, wat de onhandige situatie oplevert dat een en hetzelfde woord op twee manieren geschreven kan worden, en soms voor de zekerheid beide manieren tegelijk gebruikt werden, vgl. figuur 7.
Fig. 7. Drie manieren om ‘land’ te schrijven: logografisch, fonografisch, of allebei.
| |
| |
Het bestaan van een schrift is meerdere malen in de geschiedenis de aanleiding geweest om de taal van dat schrift te leren. Niet alleen het Chinese schrift bijvoorbeeld werd door de Japanners geleerd, maar tevens het klassieke Chinees. Zo ook gebeurde in het Nabije Oosten. De Akkadiërs schreven aanvankelijk niet in hun eigen taal, maar in het Sumerisch. De latere toepassing van het spijkerschrift op hun eigen taal (rond 2000 v. Chr) had belangrijke wijzigingen in het spijkerschrift tot gevolg, omdat de aard van de talen verschilde. Het Sumerisch is een taal met betrekkelijk weinig verbogen woorden. Een logografisch systeem, met een teken voor ieder woord dus, is daarbij niet onmogelijk. In het Akkadisch echter komt veel meer verbuiging van woorden voor. In zo'n taal is het belangrijk om in staat te zijn de verschillen in klankwaarde weer te geven. Vandaar dat het Akkadisch vrijwel geheel in een syllabeschrift geschreven werd. In het Sumerisch was ongeveer 40% van de tekens syllabografisch, terwijl in het Akkadisch dat percentage tot ruim 90 gestegen is.
In de ontwikkeling van het spijkerschrift zijn dus sporen van de overgang van logografisch naar fonografisch schrift aangetroffen: in een bepaald stadium was het mogelijk om tekens voor lettergrepen te gebruiken. Vanaf die tijd was het meer gebruikelijk om schrifttekens te gebruiken voor klanken. Het spijkerschrift werd tot ongeveer 500 v. Chr. nog volop gebruikt; daarna werd het nog eeuwenlang door Babylonische sterrenkundigen gebruikt, maar de overige Babyloniërs gebruikten het alfabetische schrift.
| |
Hiëroglyfenschrift
De overgang van een systeem met tekens voor woorden naar een systeem met tekens voor klanken heeft ook in het Egyptische hiëroglyfenschrift plaatsgevonden. Het hiëroglyfenschrift dateert uit ongeveer dezelfde periode als het spijkerschrift (3000 v. Chr. tot 500 n. Chr.). De naam hiëroglyfe is afkomstig uit het Grieks, en betekent letterlijk ‘heilig kerven’, een naam die de Grieken verzonnen hebben vanuit de veronderstelling dat het schrift vooral voor religieuze doeleinden gebruikt werd. Daarnaast diende het schrift echter minstens zozeer economische doelen, niet anders dan het spijkerschrift. Het hiëroglyfensysteem spreekt bijzonder tot de verbeelding omdat het fascinerende pictografische tekens bevat, zie figuur 8.
Fig. 8. Pictografische tekens uit het hiëroglyfenschrift.
| |
| |
Het hiëroglyfenschrift heeft zich eerder tot een fonografisch schrift ontwikkeld dan het spijkerschrift. Rond 2700 v. Chr. was in het hiëroglyfenschrift al een verzameling tekens voor klanken aanwezig, zie figuur 10. Dat slechts de medeklinkers geschreven werden heeft te maken met de klankstructuur van het Egyptisch: klinkers hebben een ondergeschikte rol, en woorden zijn vooral aan de opeenvolgende medeklinkers te herkennen. Deze eigenschap van de taal wordt nader toegelicht bij de bespreking van het alfabetische schrift.
Fig. 9. Het Egyptische alfabet, met uitsluitend tekens voor consonanten.
Net als in het Sumerische spijkerschrift werden beide systemen, logografisch en fonografisch, door elkaar gebruikt, en werden aparte tekens ingevoerd om ongewenste verwarring te voorkomen. Zo gaven bepaalde tekens aan dat het volgende teken als fonogram opgevat moest worden. Ook werden er tekens gebruikt om de betekenis van het volgende teken
| |
| |
mee aan te duiden: toegevoegde tekens voor ‘man’, ‘vrouw’, ‘water’, ‘woestijn’, ‘handeling’ en dergelijke. Het resultaat was een uiterst complex systeem (zie figuur 10), dat slechts door enkelen geleerd kon worden. Waarschijnlijk werden vereenvoudigingen in het systeem tegengewerkt door de elite die het systeem wel beheerste: hovelingen, priesters en klerken. Zij hadden geen belang bij vereenvoudiging van het systeem.
Fig. 10. Voorbeeld van een hiëroglyfentekst. De god Amon-re spreekt tot farao Thoetmosis III, 1504-1450 voor Christus.
| |
Het alfabet
Alfabetische schriftsoorten ontstaan omstreeks 1500 v. Chr. in de landen rondom de Middellandse Zee. Aanvankelijk werden de letters uitsluitend gebruikt om medeklinkers mee aan te duiden: het Noordsemitisch kende bijvoorbeeld wel de letter E maar gebruikte dat teken om een ‘h’ mee aan te duiden. Dat klinkers niet gespeld werden, hangt samen met het feit dat het gebruik van klinkers in Semitische talen voor een groot deel voorspelbaar is, zoals het voorbeeld uit het klassiek Arabisch van hoofdstuk 7 laat zien. Bekijk voorbeeld (3):
(3) |
|
|
Voltooide tijd |
|
|
Stam |
Betekenis |
actief |
passief |
|
ktb |
schrijven |
katab |
kutib |
|
kttb |
laten schrijven |
kattab |
kuttib |
|
tktb |
elkaar schr. |
takaatab |
tukuutib |
|
nktb |
onderschrijven |
nkatab |
nkutib |
| |
| |
De stam van de werkwoorden in dit voorbeeld bestaat uit het rijtje medeklinkers ktb. De verschillende met die stam samenhangende werkwoorden worden daarvan afgeleid door toevoeging van t (kttb of tktb) of n (nktb). De klinkers geven slechts informatie over de bedrijvende of de lijdende vorm, en hebben dus een grammaticale functie. Een spellingsysteem met uitsluitend tekens voor medeklinkers is derhalve goed bruikbaar in zulke talen. Als er in zulk schrift behoefte was om informatie over klinkers te geven, dan werd dat gedaan door middel van een stip of streep boven of onder een letter.
De Semitische alfabetten hebben één groot voordeel ten opzichte van de voorgaande systemen: eenvoud door het gebruik van een zeer gering aantal tekens. Daarmee ging ook een enorme flexibiliteit gepaard: het systeem is zonder al te veel moeite op andere talen toepasbaar.
Rond 800 v. Chr. was volledig alfabetisch schrift in gebruik - volledig, omdat nu ook tekens voor klinkers gebruikt werden. Hoewel de precieze ontwikkeling onduidelijk is, staat toch wel vast dat de Grieken het Phoenicische alfabet voor hun taal invoerden, en daarmee de belangrijke ontwikkelingsstap naar het huidige alfabet deden: volwaardige representatie van de klinkers, op dezelfde manier als de medeklinkers, dus door voor verschillende klinkers verschillende tekens in te voeren. Het overzicht in figuur 11 verduidelijkt de verschillen tussen het Phoenicische alfabet en het Griekse.
Fig. 11. De Phoenicische voorgangers van enkele Griekse letters.
Behalve dat het Griekse alfabet tekens voor klinkers bevat, is ook de benaming van de lettertekens anders: de letters worden niet langer naar iets in de werkelijkheid genoemd. Hiermee wordt de relatie tussen letter en betekenis geheel verbroken.
Het is mogelijk dat het alfabetisch schrift meer dan eens is uitgevonden. De meeste deskundigen gaan er echter van uit dat het Griekse alfabet ten grondslag ligt aan alle huidige alfabetische systemen. Het Griekse alfabet heeft zich, met de nodige aanpassingen, over grote delen van de wereld
| |
| |
verspreid. Het Koptische alfabet in Egypte, het Cyrillische in Oost-Europa, het Etruskische en later het Latijnse alfabet in Italië zijn allemaal van het Griekse alfabet afgeleid. Het Latijnse alfabet is, door de enorme invloed van het Romeinse keizerrijk, in geheel West-Europa ingevoerd.
Het is verwonderlijk dat het alfabet zoals wij dat kennen, niet vele oorsprongen kent. Eigenlijk kun je (volgens sommige geleerden) beter spreken van het ontdekken, dan van het uitvinden van het alfabet. Als de taal niet uit afzonderlijke klanken bestaan had dan was het alfabetisch schrift niet mogelijk geweest. Bij het gebruiken van een teken voor een foneem gebruiken mensen hun onbewuste kennis van de opbouw van de woorden in hun taal; ze worden zich in feite bewust van die opbouw. Dat is ook de reden dat het alfabet toch betrekkelijk eenvoudig te leren is voor kinderen. Aangezien dit voor alle talen ter wereld geldt, is het vreemd dat de ‘ontdekking’ van het alfabet niet door vele mensen in vele delen van de wereld gedaan is.
| |
Moderne schriftsoorten
Woordschrift
Wanneer ieder woord met een afzonderlijk teken geschreven wordt, spreken we van woordschrift. De nadelen van zo'n systeem zijn duidelijk: er zijn tienduizenden verschillende tekens nodig. Wanneer je nagaat dat het alfabetische schrift slechts 26 letters kent, plus nog wat leestekens, dan is het duidelijk wat de voordelen van het gebruik van het alfabet zijn. De enige talen waarvoor nauwelijks een alfabetisch schrift gebruikt wordt, zijn Chinees en Japans.
Over de oorsprong van het Chinese schrift is weinig bekend. De oudste vondsten (inscripties op duurzame materialen zoals schedels) dateren van rond 1000 v. Chr., en toen al waren de tekens gestandaardiseerd, wat aangeeft dat in dit stadium het schrift al geruime tijd in gebruik was.
Een aantal van de Chinese tekens is van oorsprong picto- en ideografisch, waarbij, zoals uit de tekens in figuur 12 blijkt, vaak één belangrijk kenmerk benadrukt wordt: de ronde horens van het rund, de gebogen horens van het schaap, het stromen van water, het grote hoofd van een baby, en het belang van het oog voor het zien.
Fig. 12. Oude Chinese picto- en ideografische karakters.
| |
| |
Door velen wordt het Chinese schrift beschouwd als een lastig en oneconomisch systeem. Dat is ongetwijfeld waar, in zoverre dat het moeilijk te leren is. Maar voor wie het eenmaal onder de knie heeft, is het een uiterst efficiënt systeem: sneller en gemakkelijker te lezen dan het alfabetische schrift. Het Chinese schrift biedt volgens kenners een ongeëvenaarde visuele voorstelling van de taal, waarbij het alfabetische schrift geheel in het niet valt. Het systeem biedt schrijvers en lezers als het ware de betekeniscodes.
Het is een misvatting te denken dat elk Chinees teken met één betekenis correspondeert. De karakters zijn meestal opgebouwd uit verschillende onderdelen waarbij die onderdelen betrekking kunnen hebben op de betekenis van het woord of op de klank. Het woord eerlijk wordt geschreven door de symbolen voor ‘man’ en ‘woord’ te combineren. De woorden voor ‘moeder’, ‘agaat’, ‘mier’ en ‘schelden’ hebben allemaal dezelfde klank als het woord voor ‘paard’, ma, maar de woorden worden in het schrift onderscheiden door combinatie van het teken voor ‘paard’ en het teken voor respectievelijk ‘vrouw’, ‘jade’, ‘insect’, en ‘mond’. Zie figuur 13. Door zulke combinatiemogelijkheden kan het Chinese schrift niet als een fonografisch of een logografisch schrift omschreven worden: het is zowel fonografisch als logografisch, en het heeft bovendien nog pictografische trekken behouden.
Fig. 13. Chinese karakters. Links de traditionele schrijfwijze, rechts de vereenvoudigde vorm die in 1956 is ingevoerd.
| |
| |
De ontwikkelingsgang van het Chinese schrift laat zien dat het fonografische principe niet per definitie in de loop der tijd de overhand krijgt. Dat heeft trouwens alles te maken met de aard van de Chinese taal en cultuur. Om diverse redenen is het gebruikte systeem heel geschikt. Ten eerste omdat het schrift als band fungeert tussen de verschillende dialecten van het Chinees. Ook al zijn Chinese sprekers onderling onverstaanbaar, door middel van het schrift kunnen ze toch aan elkaar hun bedoeling duidelijk maken. Reden waarom mensen op straat soms tekens schrijven in de lucht. Ten tweede is het systeem zo geschikt, omdat het Chinees een isolerende taal is, een taal met nauwelijks vervoeging en verbuiging van woorden. Het gebruik van tekens voor de afzonderlijke woorden ligt in zulke talen meer voor de hand dan in talen met veel verschillende naamvalsuitgangen en dergelijke. Een derde reden is dat het Chinees een toontaal is, een taal waarin het toonhoogtepatroon van een woord de betekenis van dat woord bepaalt. Daarin onderscheidt het Chinees zich bijvoorbeeld van het Nederlands, een taal waarin de toonhoogte slechts de manier van zeggen bepaalt. Probeer maar eens het woord avondeten uit te spreken als antwoord op de vraag ‘Is dit lunch of avondeten?’, als verbazing over wat er op tafel staat, of als uiting om de kinderen binnen te roepen. Avondeten krijgt in ieder van deze situaties een ander toonpatroon, wat samenhangt met het verschil tussen stelling, vraag, en roep, maar de betekenis van het woord zelf wordt door het toonpatroon niet anders. In het Chinees verandert de woordbetekenis juist wel door een ander toonpatroon. Begrijpelijk dus dat de woorden ma in figuur 13 van elkaar onderscheiden worden met verschillende accenten boven de a.
| |
Syllabisch schrift
Het syllabeschrift is eenvoudiger te gebruiken dan het woordschrift, maar er zijn nog grote aantallen tekens nodig. Voor talen met CVC-syllabes, syllaben die uit consonant, vokaal en consonant kunnen bestaan, zijn n maal m maal n verschillende tekens nodig (n staat voor het aantal consonanten, m voor het aantal vokalen). Een niet onrealistische rekensom voor het Nederlands levert zo naar schatting 20 × 10 × 20 = 4000 verschillende syllaben op. Dat getal is waarschijnlijk te hoog omdat bepaalde combinaties niet mogelijk zijn (de h komt niet aan het einde van een syllabe voor, behalve in de spelvorm bah), maar niet meegerekend zijn in deze som de Nederlandse syllaben met meer dan één consonant voor of achter de vokaal. Fonetici schatten het aantal op ongeveer twee- á drieduizend.
Het Japanse schrift is deels syllabisch, en deels een woordschrift, ontleend aan het Chinees. Alle ruim tweeduizend woordtekens zijn afkomstig uit het Chinese schrift. Toen het Chinese schrift voor de Japanse
| |
| |
taal geïntroduceerd werd, bleek echter dat een strikt woordschrift onhaalbaar was: het Japans is een taal met veel verbuigingen. Zo kunnen werkwoorden in dertig of meer verschillende vormen voorkomen. Daarom worden de Chinese karakters meestal gebruikt voor de stammen, verrijkt met syllabische tekens voor de uitgangen, vergelijk:
Nomina worden in het Japans meestal niet verbogen, en worden derhalve geschreven met een enkel Chinees teken. Naar de hier omschreven karaktertrekken van de beide talen wordt het Japans een agglutinerende taal genoemd, en het Chinees een isolerende taal.
Uit het Chinese schrift zijn door de eeuwen heen twee Japanse syllabeschriften ontwikkeld: het katakana werd vanaf de 9e eeuw gebruikt als hulpmiddel bij de Chinese tekens, om aan te geven om welke klankvorm het ging. Het eenvoudiger te schrijven hiragana werd los van de Chinese tekens gebruikt. Zowel het katakana als het hiragana is een syllabeschrift - mogelijk in het Japans door de eenvoudige opbouw van lettergrepen. Hoe eenvoudig het Japans is in dit opzicht blijkt uit de ‘verjapansing’ van Nederlandse woorden: consonanten worden steeds gevolgd door vokalen. Dus bier - biiru, mast - masuto, mes - mesu, pistool - pisotoru. Alle Japanse woorden kunnen worden gerepresenteerd door middel van ongeveer honderd verschillende syllaben, meestal van het CV-type (opgebouwd uit consonant plus vokaal). De beide syllabestelsels bevatten elk ongeveer 45 basistekens. Diacritische tekens brengen extra onderscheidingen aan, en vergroten zo het aantal verschillende spellingstekens.
Tegenwoordig wordt het katakana alleen gebruikt om bepaalde groepen woorden te onderscheiden van de rest (met name de niet-Chinese leenwoorden, en benadrukte woorden). Het Chinese systeem wordt ondanks het bestaan van de syllabeschriften nog steeds gebruikt voor het schrijven van de inhoudswoorden. Hiragana fungeert daarbij als systeem om functiewoorden en grammaticale uitgangen mee aan te duiden. De invloed van het Chinees op het Japans is enorm geweest. Via het schrift, dat lange tijd niet zonder kennis van het Chinees geleerd kon worden, werden talloze woorden uit het Chinees in het Japans ingevoerd.
| |
Alfabetisch schrift
De meeste talen gebruiken het Latijnse alfabet, al zijn er wel kleine aanpassingen om de relatie tussen foneem en letter in de betreffende talen tot stand te kunnen laten komen. Zo gebruikt het Spaans de ñ, een n met
| |
| |
tilde ~, om de gepalataliseerde nasale klank in señor aan te geven; het Duits gebruikt een umlaut op vokalen om zo over een groter aantal vokalen te kunnen beschikken dan in het Latijnse alfabet aanwezig zijn. Deze toegevoegde tekens worden diacritische tekens genoemd (zie voor een overzicht p. 28). Een andere manier om het aantal letters uit te breiden is het combineren van twee letters: ng, ie en oe zijn zulke combinaties in het Nederlands. De vaste lettercombinaties worden digrafen genoemd.
| |
Samenvatting
Het Latijnse alfabet zoals we dat nu kennen, is gebaseerd op het Griekse alfabet (rond 800 v. Chr. ontstaan), dat zich onderscheidt van eerdere alfabetten doordat het afzonderlijke tekens voor vokalen heeft. Dat was in het hiëroglyfenalfabet en de verschillende semitische alfabetten niet het geval.
In verschillende culturen heeft de overgang plaatsgehad van een schrift dat tekens voor woorden gebruikte (logografisch) naar een schrift dat tekens voor klanken gebruikte (fonografisch). Soms correspondeert het schriftteken met de syllabe (syllabisch schrift, nog steeds gebruikt in Japan), meestal corresponderen de tekens met vokalen en consonanten.
De oudste schriften (ruim drieduizend jaar v. Chr.) zijn het spijkerschrift en het hiëroglyfenschrift. Beide laten sporen zien van pictografisch schrift. Maar ook is in beide de genoemde ontwikkeling waarneembaar: van een systeem met tekens voor betekenissen naar een systeem met tekens voor klanken.
| |
Opdrachten
1. | Schrift wordt secundair genoemd, spraak primair.
a. | Wat houdt de term secundair in? |
b. | Wordt er ook mee bedoeld dat het schrift de mindere is van de spraak? |
|
2. | Maak een schematisch overzicht van de verschillende schriftvormen (pictogram, logogram, fonogram) van enkele woorden. Bijvoorbeeld van: dollar, onweer, en paragraaf. |
3. | Bij het bepalen wat nu de oudste schriftvorm is, speelt natuurlijk de definitie van wat schrift genoemd kan worden een grote rol. In dit hoofdstuk is ervan uitgegaan dat bepaalde getekende boodschappen geen schrift kunnen worden genoemd. De tekentjes op de bullae bij- |
| |
| |
| voorbeeld (figuur 5 op p. 127). Welke definitie wordt dus gebruikt? Ben je het daarmee eens, of zou je liever een andere definitie van schrift gebruiken? |
4. |
a. | Maak een nauwkeurige schatting van de hoeveelheid verschillende syllaben in het Nederlands. Ga daarvoor allereerst na, hoeveel consonanten en vokalen je moet gebruiken in de vermenigvuldiging. (Bedenk dat diftongen ook als aparte vokaal geteld moeten worden, en ga na welke consonanten al dan niet aan het begin en eind van de lettergreep voorkomen.) Daarna kun je de mogelijkheden van meer complexe begin- en eindclusters erbij optellen. |
b. | Doe nu hetzelfde voor de lettergrepen van het Nederlands. Het verschil tussen beide is duidelijk: in (a) gebruik je klanken in de vermenigvuldiging, nu moet je letters gebruiken. Waarom kom je uit op een kleiner getal? |
|
5. | Je zou het Nederlands, met een semitisch alfabet (met uitsluitend letters voor consonanten) kunnen spellen: J z ht Ndrlnds mt n smtsch lfbt (mt tsltnd cnsnntn) knnn splln. Probeer maar eens te ontcijferen:
j mt zlk mnsn nt glvn (Ned.)
y mst nt blv sch ppl (Eng.)
Heel efficiënt, kost veel minder papier. Waarom doen we het niet? |
6. | Het Japans heeft nogal wat woorden aan het Nederlands ontleend. Vergelijk:
Ned. |
Japans |
Ned. |
Japans |
bier |
- biiru |
mast |
- masuto |
glas |
- garasu |
mes |
- ... |
gas |
- ... |
pistool |
- pisotoru |
blik |
- buriki |
polder |
- porudaa |
kalk |
- ... |
schop |
- sukoppu |
koffie |
- koohi |
orgel |
- orugooru |
kok |
- kokku |
matroos |
- madorosu |
a. | Vul de ontbrekende woorden aan. |
b. | Noem enkele opvallende verschillen tussen het Japans en het Nederlands. |
c. | Ga na welke beperkingen er zijn op de opbouw van syllaben in het Japans. |
d. | Verklaar waarom een syllabeschrift voor het Japans geschikt is. Ga na wat dit betekent voor de efficiëntie van een schrift (waarbij met efficiëntie wordt bedoeld het aantal tekens dat je nodig hebt). |
|
| |
| |
7. | Hieronder staan schriftfragmenten van de volgende talen: Klassiek Grieks, Russisch, Hebreeuws, IJslands, Chinees, Fries, Duits (Gotisch schrift), Burmees, Twi, Indonesisch en Arabisch. Bepaal welke taal bij welk fragment past.
a. | Pharao's Unblick war wunderbar. Gein Wagen war |
b. | ϕίλοι, κακῶν μὲν ὅστις ἔμπειρος κυρεῖ, |
c. | Faeks is it lykwols net sûnder bitsjutting en ûnthjit dat de namme dy 't yn tiidsfolchoarder it lêst komt ek de meast forneamde is. |
d. | Þótt þú langförull legðir sérhvert land undir fót |
e. | «Что это? я падаю? у меня ноги подкашиваются» |
f. | {....} |
g. | {....} |
h. | Saá sa̍re y̍i bɛ̀ŋ atɛkyɛ́ bí â mpɔ̀torɔ
áhyɛ́ m̍u ma̋ hö. |
i. | Setiap kita bertemu, gadis ketjil berkaleng ketjil |
j. | {....} |
k. | {....} |
|
| |
Bibliografische aantekeningen
Nederlandse boeken over het ontstaan van het schrift: de romantisch geschreven Doblhofer (1966) en het recentere Engelhart en Klein (1988) dat ook ingaat op typografische aspecten. Dit hoofdstuk is vooral gebaseerd op Coulmas (1989), Gaur (1984), en Wang (1986). De verschillende standaardwerken (Jensen 1958, Diringer 1962, Doblhofer 1966 en Gelb 1984) lijken steeds elkaar als bron te gebruiken, en het is dus lastig goed te verwijzen. Zie DeFrancis (1989) voor een kritisch overzicht.
De figuren zijn aan de volgende werken ontleend: Fairservis (1983, 48, fig. 2), Gaur (1984, 49, fig. 4 en 6), Wang (1986, 38-39, fig. 5; 55, fig. 13), Doblhofer (1966, 150, fig. 7; 81, 86, fig. 8; 83, fig. 9; 87, fig. 10), Coulmas (1989, 163, fig. 11; 93-94, 99, fig. 12). Opdracht 6 is gebaseerd op De Graaf (1990). De tekstfragmenten van opdracht 7 zijn afkomstig uit Katzner (1975).
|
|