Wit over zwart
(1990)–Jan Nederveen Pieterse– Auteursrechtelijk beschermdBeelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur
[pagina 123]
| |
II In het WestenWe verlaten nu Afrika en volgen Afrikanen op hun overtocht over de Atlantische oceaan. Wat was hun lot in de Afrikaanse diaspora in Amerika en Europa? Het nu volgende relaas is anders van opbouw en inhoud dan het voorafgaande verhaal, dat grotendeels chronologisch kon zijn. Ging het in deel I erom aan te tonen, dat de beelden van Afrika ‘Europa's Afrika’ betreffen, voor beelden van zwarten in het Westen geldt dit uiteraard nog sterker. In deel II is niet de westerse cultuur in verhouding tot Afrika, maar de westerse cultuur zelf, die zwarten inlijft in marginale posities, aan de orde. De opbouw van dit relaas is thematisch. Kenmerkende rollen van zwarten in de marge van westerse samenlevingen, als bedienden en entertainers, komen ter sprake, evenals populaire negertypen in verschillende landen, beelden van zwarten in reclame en handelsmerken, en zwarten in de cultuur van de kinderkamer. De draad van de chronologie wordt hier gevolgd binnen de thema's. Twee panelen gaan in dit relaas in elkaar over: Amerika en Europa, die samen ‘het Westen’ vormen. De verschillen liggen voor de hand. In Amerika leeft een grote zwarte minderheid, de achtergrond van wit-zwart verhoudingen is de slavernij en de Burgeroorlog, emancipatie en burgerrechtenbeweging. In Europa zijn zwarten beperkt in aantal. Wit-zwart verhoudingen zijn hier in de eerste plaats bepaald door de betrekkingen met Afrika en West-Indië. Ook in deel II komen verschillende raakvlakken met Afrika aan de orde. Er bestaan overeenkomsten tussen de beeldvorming van koloniaal Afrika en de beeldvorming van zwarten in Amerika, tijdens en na de slavernij. De getalsverhoudingen liggen anders (in koloniaal Afrika waren blanken de minderheid, in het Westen zijn zwarten een minderheid). Er doen zich overeenkomsten voor in vooroordelen en rolpatronen, niet alleen omdat de westerse beeldvorming van Afrika die van zwarten in het Westen historisch bepaald heeft, maar kennelijk ook omdat er sprake is van gelijksoortige psychologische en machtsverhoudingen. Ook keert Afrika terug in reclame voor koloniale produkten. | |
[pagina 124]
| |
8 BediendenMinderheden treft men vaak aan in bepaalde beroepenspecialisaties. Die beroepen zeggen niet zozeer iets over de minderheden zelf, als wel over de omstandigheden waaronder ze met de samenleving in contact zijn gekomen. Chinezen in het vooroorlogse Amerika hielden wasserijen, in West-Indië toko's, in West-Europa restaurants, terwijl ze er oorspronkelijk als zeelieden beland waren of, in het geval van Amerika, als spoorwegarbeiders. De plaats die minderheden op de arbeidsmarkt innemen berust doorgaans niet op eigen voorkeur maar op uitsluiting van andere arbeidsplaatsen door de meerderheid. Zo specialiseerden joden in Europa zich sinds de middeleeuwen in handel en geldzaken, omdat ze werden uitgesloten van het bezit van land en het bekleden van publieke ambten. Maar, hoe onwezenlijk of betrekkelijk een dergelijke plaats op de arbeidsmarkt ook is, het is vaak moeilijk om van de bijbehorende stereotypering af te komen; gezien vanuit de meerderheid lijkt het vaak niet alleen de ideale maar zelfs de enig mogelijke, de ‘natuurlijke’ situatie. De beroepenspecialisatie die negers is toebedeeld in westerse samenlevingen is een voorbeeld van een etnische specialisatie die al zo lang standhoudt dat het de ‘natuurlijke’ toestand lijkt. Nagenoeg de enige beroepen die voor negers in westerse samenlevingen openstonden waren dienstbare beroepen, in al hun variaties, of vormen van entertainment en sport. Beelden van zwarten als bedienden en entertainers zijn dan ook vrijwel de enige verschijningsvormen waarin we negers in de westerse voorstellingswereld tegenkomen: beelden van zwarte en populaire typen, in reclame en andere vormen van populaire cultuur, bouwen voor het merendeel op deze motieven voort. De enige uitzondering was merkwaardig genoeg de slavernij zelf. Tijdens de slavernij mochten de negers in Amerika geschoolde arbeid verrichten: door hun status als slaaf vormden ze geen bedreiging voor blanken in deze beroepsgroepen. Na de emancipatie werden ze echter van deze arbeid uitgesloten. | |
‘Somtijts een Moor by maegdekens’De figuur van de zwarte bediende heeft een lange voorgeschiedenis in Europa. Zwarte bedienden worden niet alleen vaak klein afgebeeld, een teken van onderworpenheid, maar zijn ook vaak in een Moors, in de zin van Arabisch, kostuum gehuld. De figuur van de kleine Afrikaan in oriëntaalse dracht doet vermoeden dat Europese kringen hem hebben overgenomen van oriëntaalse voorbeelden, met name via Moors Iberië en Sicilië. Dit onderstreept hoezeer Europa's relatie met zwart Afrika bepaald en be- | |
[pagina 125]
| |
‘Die Bedienung’. D (1795) Collectienr. 2153
middeld is door de Arabische en Noordafrikaanse cultuur. De zwarte Afrikaanse bediende in Europa is naar alle waarschijnlijkheid oorspronkelijk een vorm van oriëntalisme: Europese navolging van een Arabisch voorbeeld.Ga naar eind1 Gedurende de zestiende eeuw was in Spanje, Portugal en Italië, met name in Venetië, de Moor als bediende een bekende verschijning. Ook in adellijke en rijke families in Noord-Europa, die op hun beurt de weelde van het Zuiden imiteerden, werd de Moorse bediende een vertrouwde gestalte. Talloze malen werd hij afgebeeld op portretten, aan de zijde van vooraanstaande heren en vooral dames. Zijn aanwezigheid suggereert rijkdom en luxe en duidt vaak op koloniale connecties van de afgebeelde personen.Ga naar eind2 In de achttiende eeuw raakte de Moorse uitdossing uit de mode en droegen de afgebeelde zwarte bedienden meestal een Europees kostuum of livrei. In de negentiende en twintigste eeuw keerde de oriëntaalse uitmonstering terug, waarschijnlijk als bijprodukt van het herlevende oriëntalisme. Dat zwarte bedienden op portretten te zien zijn betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze ook bedienden waren van de betreffende familie. Zo is op portretten van verschillende dames, gemaakt door dezelfde schilder, in een aantal gevallen dezelfde neger te zien. Al in de zeventiende eeuw was de figuur van de Moorse dienaar een stijlfiguur geworden, of bijwerk, | |
[pagina 126]
| |
Elisabeth Murray, Countess of Dysan
zoals het in zeventiende- en achttiende-eeuwse esthetische literatuur heet.Ga naar eind3 Hij werd toegevoegd als versiering, voor het contrast in kleur, als variatie in beeld en als extra luister; toegevoegd om dezelfde reden waarom een tafereel met bijvoorbeeld huisdieren werd uitgebreid. Zoals Samuel van Hoogstraten in 1678 (Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst) schreef: Bywerk geeft de dingen
Een luister: zoo m'ook enich tam Gediert
Te pas brengt, of gepluimt gevogelt, 't siert
Het werk: zoo vind het oog ook een vernoegen
Somtijts een Moor by maegdekens te voegen.
Moor en hond zien we ook vaak tezamen op deze portretten, geschilderd in een gelijksoortige houding (met bewondering opziend naar de geportretteerde) en met dezelfde attributen (een halsband van gelijke makelij). Ook de Moorse aankleding van de zwarte page was een stijlfiguur. Lucas Schorer, Bewindvoerder van de West Indische Compagnie en Commandeur van Sint Eustatius en Saba, werd door Fontaine (1720) geschilderd met een zwarte page, kennelijk een Westindische slaaf, maar uitgedost als een Moor met een tulband.Ga naar eind4 Het toneelstuk Moortje (1617) van Bredero was gebaseerd op het spel Eunuchus van Terentius van Carthago (195-159 vC). De sleutelrol van de eunuch had Bredero vervangen door die van een zwarte: ‘also die slach van menschen (eunuchen) die so seer niet en syn bekent, heb ick dien vrijmoedelyck verandert in een Moor’.Ga naar eind5 Reeds in de zeventiende eeuw werd de Moor dus al geassocieerd met de eunuch, de ontmande zwarte dienaar. | |
[pagina 127]
| |
Deze associatie was welbekend door het bijbelse relaas van Philippus' Doop van de Ethiopische eunuch. Moren in de achttiende eeuw, zo merkte Eckart Klessman op, mochten aan de Duitse hoven net zomin ontbreken als Afghaanse windhonden of Arabische rijpaarden, en evenals waardevolle jachthonden en rijpaarden werden ze met zorg behandeld. Ze waren immers duur genoeg geweest in de aanschaf. ‘Moren bezaten geen individualiteit. Geen enkele mocht zijn oorspronkelijke naam houden. Men noemde hen Apollo of Caesar, Augustus of Sokrates, Amsterdam en Kopenhagen, Donderdag of Saturday. Maar zelden liet men hen toe te trouwen...’Ga naar eind6 In olieverfschilderijen is het contrast in huidskleur dat de Moor met zich meebrengt ook een contrast tussen licht en donker. De blanke huid van de voorname dame lijkt stralend licht vergeleken met de donkere huid van de Moor. Dit effect speelt zichtbaar een rol in bepaalde schilderijen,Ga naar eind7 in een tijd dat de blankheid (fairness) van huid van dames in begeesterde lofdichten wordt bezongen.Ga naar eind8 Dit alles onderstreept de verandering in het beeld van negers die sinds de religieuze kunst van de late middeleeuwen en de Renaissance, toen de Moren-koning de toonaangevende figuur was, heeft plaatsgevonden. De trotse en waardige gedaante van Caspar heeft plaats gemaakt voor de kleine dienstbare Moor. In de woorden van David Dabydeen: Het beeld van de zwarte Magus die zijn opwachting maakt bij de Madonna in een houding van menselijke gelijkheid is verlaagd tot het beeld van de zwarte slaaf-dienaar die de wereldse Blanke Meesteres bedient in een houding van inferioriteit en vernedering. Hij is een luttel schepsel geworden, die hetzij achter zijn Meesteres staat hetzij geknield aan haar voeten, terwijl zijn onmacht in de kunst een accurate weerspiegeling is van zijn reële fysieke en psychologische ontmanning in Engelse en koloniale samenlevingen.Ga naar eind9
Pastiche op de figuur van de Moorse page, nu in piccolo-kostuum. La Vie Parisienne, 29-4-1922 Collectienr. 2106
Stefano, advertentie voor ‘Indra’ kunst parels. De zwarte eunuch als harembediende - klein, afzijdig, decoratief. 1913 Art Deco Fashion
| |
[pagina 128]
| |
Bediende van hout, (1920). Collectie Negrophila
Tal van populaire voorstellingen uit het einde van de negentiende eeuw zijn variaties op de gevestigde traditie van de kleine Moor als bijwerk. Een voorplaat van La Vie Parisienne (april 1922) is een pastiche op het zeventiende- en achttiende-eeuwse cliché van de Moorse page die de voorname dame bloemen of fruit aanbiedt. (Vergelijk met name Van Dyck, Henrietta van Lorraine.) De verhoudingen zijn sindsdien nauwelijks veranderd. De zwartheid van de Moorse bediende onderstreept de blankheid van huid van de dame, zijn kleinheid geeft reliëf aan haar rijzige gestalte. Nog steeds staat de kleine neger niet in haar gezichtsveld en nog steeds is hij idit uitgedost, in een kruising tussen een Moors kostuum en het uniform van een piccolo. Wel wordt de bloemenhulde nu lankmoedig geaccepteerd, terwijl dergelijk huldebetoon op zeventiende- en achttiendeeeuwse schilderijen door de dame nauwelijks werd opgemerkt.
De Moor in het rijke Europese huishouden heeft ook een erotische bijbetekenis, zoals in Crébillons achttiende-eeuwse roman Sopha. ‘Een van de belangrijkste functies van de zwarte bediende in de beeldende kunst van de achttiende en negentiende eeuw was om het gezelschap waarin hij of zij wordt aangetroffen te seksualiseren’, observeert Sander Gilman in een indringende analyse. Het bekendste voorbeeld hiervan is William Hogarths werk, A Rake's Progress (1733-34) en A Harlot's Progress (1731). Een ander voorbeeld is de kleine zwarte bediende in de opera van Richard Strauss, Der Rosenkavalier (1911). In beide gevallen functioneert de kleine zwarte bediende als een code voor ongeoorloofde seksuele verhoudingen.Ga naar eind10 In het voetspoor van Napoleon in Egypte (1798) en de Franse invasie in Algerije (1830), trad de oriëntalistische schilderkunst op de voorgrond in de Franse salons. In de doeken van Delacroix, Ingres, Du Nouy en Benjamin-Constant voltrok zich de culturele incorporatie van Noord-Afrika en het Midden-Oosten, evenals in de romans van Flaubert. Zwarte bedienden zijn een gegeven dat zelden ontbreekt op deze schilderijen. Een prominent genre binnen het oriëntalisme werd de haremscène, met smachtende odalisken en met wederom de zwarte eunuchen, hetzij als bewakers hetzij als bedienden.Ga naar eind11 De populaire cultuur volgde en trivialiseerde dit stramien. In de negentiende eeuw zien we, kortom, de come-back van de oriëntaalse zwarte bediende al.
‘'n Modedame heeft nooit rust - Ookal is 't niet altijd haar lust!’ Twee typen zwarte bedienden: in Moors en westers kostuum. NL, (1931) Collectienr. 1777
| |
[pagina 129]
| |
Bediende, beeld dat De Gruyter gebruikte voor het ‘snoepje van de week’ (1930). Collectienr. 0264
Bediende van hout ('20-'30). Collectienr. 0288
Bediende, uitgemonsterd in Amerikaanse kleuren. Moderne replica van een beeld van rond 1910). Collectienr. 0704
Rond de eeuwwisseling was er een hausse in dit type wit-zwart voorstellingen, doorgaans tegen een oriëntaals decor: oosterse luxe, decadentie, sensualiteit, ‘Duizend en één Nacht’-situaties, Turkse baden en harems. Vooral haremachtige situaties, waarin lome, Europese maar oriëntaals opgesmukte vrouwen bediend worden door een kleine zwarte page komen veelvuldig voor. De Art Déco-mode heeft zich door dit soort scènes laten inspireren.Ga naar eind12 Ook de Salomé-opvoeringen horen in dit fin de siècle-tijdsbeeld thuisGa naar eind13, evenals de Ballets Russes van Diaghilev en de oriëntalistische kostuumontwerpen van Léon Bakst.Ga naar eind14 De zwarte bediende in deze taferelen is in wezen de eunuch, de zwarte dienaar of haremslaaf. De lome, smachtende sfeer in de voorstelling beklemtoont de seksuele beschikbaarheid van de vrouw terwille van degene die zelf in de voorstelling afwezig is - de sultan, nu als witte man; de eigenlijke, ongeziene vorst van deze fantasie. Op de figuur van de zwarte bediende als eunuch in een denkbeeldig harem is een type als de Sarotti-Mohr uit de chocolade-industrie gebaseerd (waarover later meer). Dit is waarschijnlijk de psychologische sleutel tot de succesformule in de Europese cultuur van de gestalte van de kleine zwarte bediende die de dames chocolade brengt. | |
[pagina 130]
| |
Barkeeper in smoking. Reclame Saturnus Gin, Malmö, ‘101 Cocktails’, 1931. Collectienr. 0149
Ansichtkaart met piccolo's, USA, 1905. Collectienr. 0976
Zwarte bediende bedient Uncle Sam. Reclame voor Model Grand fornuis, USA, (1900). Collectienr. 3891
Er zijn andere varianten van de zwarte bediende. Aan gene zijde van de Atlantische Oceaan, in Amerika en West-Indië, bestond een ander idee van zwarten, dat was afgeleid van de slavernij. Men zag hen als ‘geboren dienaars’ - in de traditie van Aristoteles en de ‘kinderen van Cham’. Thomas Carlyle, wie anders, was er een begeesterd woordvoerder van: ‘That, you may depend on it, my obscure Black friends, is and was always the Law of the World, for you and for all men: To be servants, the more foolish of us to the more wise; and only sorrow, futility and disappointment will betide both, till both in some approximate degree get to conform to the same.’Ga naar eind15 | |
[pagina 131]
| |
‘The journey home. Vivid Picture of the Home Front’. Folder The Bulletin presents Selection No. 1. (USA) Collectienr. 1200
De bediende is hier geen beroep maar een lot, een voortzetting van de slavernij onder een andere naam. In Amerika was de status van zwarte bediende een sleutel tot hiërarchische integratie, zoals ex-slaaf Frederick Douglass observeerde: ‘While we are servants we are never offensive to the whites... On the very day we were brutally assaulted in New York for riding down Broadway in company with ladies, we saw several white ladies riding with black servants.’Ga naar eind16 Hiërarchische integratie maakte fysieke nabijheid mogelijk in een duidelijke verhouding van superioriteit-inferioriteit. De zwarte bediende in oriëntaalse dracht komt aan gene zijde van de oceaan niet voor - al is de metafoor van de harem daar niet onbekend.Ga naar eind17 In Amerika draagt de zwarte bediende een westers kostuum, de werkkleding van de bellhop of piccolo, de shoeshine boy, kruier, portier of treinbediende, de tuxedo van de barkeeper of nachtclubkelner. Suggereert de Moorse dracht een harem en heeft het Europese livrei aristocratische associaties, de Amerikaanse tuxedo daarentegen is urbaan en burgerlijk. Zo zien we zwarten in de westerse cultuur in een oosters dan wel in een westers kostuum - de Afrikaan bedwongen en ingelijfd in een andere cultuur. De Afrikaan zelf ontbreekt vanzelfsprekend. Roland Barthes: ‘Het enige werkelijk geruststellende beeld van Neger is dat van de boy, van de geknechte wilde’.Ga naar eind18 Wat de diverse oriëntaalse en westerse afbeeldingen van zwarte bedienden gemeen hebben is de iconografie van de dienstbaarheid, de beeldsignalen van onderworpenheid en serviliteit:de glimlach die beschikbaarheid uitdrukt; het feit dat de bediende kleiner is of lager of op de achtergrond wordt
Illustratie uit Après la pluie le beau temps. F, (1880) Collectienr. 2853
afgebeeld; de lichte buiging in de lichaamshouding die het lichaam lager of kleiner doet lijken en onderworpenheid suggereert; een knik in de knieën, die als revérence onderwerping uitdrukt; het aankijken van degene die bediend wordt, die zelf deze blik niet hoeft te beantwoorden, maar in de meeste afbeeldingen naar iemand buiten het beeld kijkt; een fysieke afstand tussen bediende en degene die bediend wordt, hetgeen zowel sociale afstand als verschil in status uitdrukt. Dienstbaarheid is niet alleen maar een status, het is een levensstijl. |
|