Wit over zwart
(1990)–Jan Nederveen Pieterse– Auteursrechtelijk beschermdBeelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur
[pagina 102]
| |
6 Apartheid in beeld
Links de landing van Jan van Riebeeck en zijn gezelschap aan de Kaap in 1652. Schilderij van C. Bell (1850), Zuid-Afrikaanse vraagbaak. Uitgave Zuid-Afrikaanse Ambassade in Nederland, 1958 Collectienr. 3640
Toen Nederlanders in 1652 een nederzetting aan de zuidelijke Kaap van Afrika vestigden, was het gebied bewoond door Khoi- en San-volken. Ze spraken kliktalen en werden door de Europeanen neerbuigend ‘Hottentotten’ en ‘Bosjesmannen’ genoemd. In de achttiende eeuw ontstond contact met de Bantoe-volken. Tot de Bantoe-sprekende volken behoren de taalgroepen Ngoeni (Xhosa, Zoeloe, Swazi en Ndebele), Sotho, Tsonga en Venda. Deze volken werden veelal bijeengeveegd onder de naam ‘Kaffers’, naar het Arabische woord voor ‘ongelovige’ (kafir). | |
Beelden uit de voorgeschiedenis van apartheid‘Hottentotten’, ‘Bosjesmannen’ en ‘Kaffers’ waren gedurende lange tijd prominente figuren in de Europese beeldvorming met betrekking tot Afrika. Ze werden herhaaldelijk beschreven en afgebeeld in boeken, zoals door Olfert Dapper en Bernard Picard.Ga naar eind1 Van de zeventiende tot de negentiende eeuw behoorden Ethiopië en zuidelijk Afrika tot de bekendste delen van Afrika in Europa, maar het contact met Ethiopië nam af en dat met zuidelijk Afrika, als tussenstation op de zeeroute naar Oost-Indië, nam toe. Tijdens de napoleontische oorlogen werd de Kaap door de Engelsen in 1795 bezet, afgestaan in 1803, maar wederom bezet in 1806. Sindsdien bleef het gebied in Britse handen. Een eeuw lang bleef het vervolgens het tafereel van oorlogen. De samenleving op de Kaap was van meet af aan een gemengde - immigratie van Europese vrouwen was zeldzaam; verbintenissen van Europeanen met gekerstende inheemse vrouwen, of vrouwen uit Azië, moesten de basis vormen van een stabiele gemeenschap. In Kaapstad kwamen veel verhoudingen voor van Europeanen met Aziatische vrouwelijke huisslaven, in de buitendistricten tussen Boer-mannen en Khoi-vrouwen. Hieruit kwam een groep voort als de Griquas, een menggroep van trek-Boeren en Khoi-vrouwen.Ga naar eind2 Tot 1834 werden slaven gehouden, maar de slavenbevolking vormde een minderheid en slavenhouders waren op de Kaap maatschappelijk nooit zo toonaangevend als in het zuiden van de Verenigde Staten. Dit was het decor van de voorpost van de Europese antropologie in Afrika. Beschrijvingen van de Khoi en San vormden de grondslag van de vroege Europese etnografie en rassenwetenschap van Afrika. De Kaap was enerzijds een voorloper van de latere koloniale samenlevingen in Afrika, anderzijds een laboratorium voor Europese vooroordelen, waarin deze tot hun uiterste consequentie zijn doorgevoerd. | |
[pagina 103]
| |
Tal van aspecten van apartheid worden elders uitputtend beschreven, maar studies over de beeldvorming van apartheid, van de populaire cultuur in Zuid-Afrika waarin de apartheidsideologie gestalte kreeg, zijn schaars. Dat de preïndustriële ‘voorgeschiedenis van apartheid’ relevant is voor de ontwikkelingen in industrieel Zuid-Afrika staat buiten kijf.Ga naar eind3 De bekende Europese clichés over zwart Afrika circuleerden het eerst aan de Kaap. De ‘vloek van Cham’ was tot in de negentiende eeuw de bepalende formule in verhoudingen tot de inheemse volken. Er heersten de gebruikelijke spanningen van een frontier-samenleving en over de inheemse bevolking werd gesproken in termen als ‘the idle and thieving Bosjesman, and the cattle-lifting Kafir’.Ga naar eind4 Francis Galton, de beroemde antropoloog, op reis in de regio in 1851 beschreef een ontmoeting aan de kust van Zuidwest-Afrika als volgt: ‘A row of seven dirty, squalid natives came to meet us. ... They had Hottentot features, but were of darker colour, and a most ill-looking appearance; some had trousers, some coats of skin, and they clicked, and howled, and chattered, and behaved like baboons.’Ga naar eind5 De benadrukking van ‘dierlijke’ kenmerken en de vergelijking met bavianen is kenmerkend voor Europese houdingen in deze periode. De beeldvorming van de Khoi en San was aanzienlijk negatiever dan die van de Bantoe-sprekende volken. In een Zuidafrikaans etnologisch werkje van 1935 luidt het onderschrift bij een close-up van het gerimpelde gelaat van een oude Khoi-man: ‘Die sorglose Hottentot’. Daarentegen laat een foto van ‘'n Zoeloe Krygsman’ een man in de kracht van zijn leven in volle lengte zien. Het onderschrift licht toe: ‘Met uitsondering van huidskleur en struktuur van die hare, lyk die Bantoe-ras baie na die Kaukasiese menstipe, en in die boonste afbeelding mag 'n mens wel die halfnaakte Zoeloe-krygsman met sy edele en waardige houding en die gelykvormig-
Etnische rangorde in Zuid-Afrika in de jaren dertig. ‘Die Bantoe-ras lyk baie na die Kaukasische menstipe’, zoals deze ‘Zoeloe-krygsman’ die men zou aanzien voor een ‘bronsbeeld van 'n Romeinse swaartvegter’. Anderzijds ‘die sorglose Hottentot’ - een stereotype, weersproken door het gerimpelde gelaat van een oude man. Uys, Die levenswijze van die Suid-Afrikaanse inboorlinge, 1935
| |
[pagina 104]
| |
heid van sy ledemate vir 'n uitnemende bronsbeeld van 'n Romeinse swaardvegter aansien.’Ga naar eind6 Treffend is hier het tendentieuze verschil in representatie van Khoi en Bantoes, de opmerking dat Bantoes op het ‘Caucasische menstype’ lijken, de kenschets van de Zoeloe-krijger, afgebeeld in klassieke pose, als een ‘nobele wilde’ en de vergelijking met een ‘Romeins zwaardvechter’. Deze tweedeling tussen enerzijds ‘Hottentotten’ en ‘Bosjesmannen’ als onedele, gedegenereerde wilden en anderzijds Bantoes, in het bijzonder Zoeloes, als nobele wilden had in de negentiende eeuw gestalte gekregen. De Britten bewonderden de Zoeloes als een ‘krijgshaftig ras’ (‘martial race’). De Masai, Matabele en Galla genoten dezelfde reputatie. De Zoeloes werden geïdealiseerd afgebeeld in klassieke, nobele stijl, zoals in de beroemde litho's van George French Angas, The Kafirs Illustrated (1849).Ga naar eind7 Tijdens de Zoeloe-oorlog kreeg, zoals eerder ter sprake is geweest, een verdierlijkt vijandbeeld de overhand, maar daarna overheerste weer het ‘nobele’ beeld. De Boeren hielden er hun eigen vijandbeeld van de Zoeloes op na. De moord op Piet Retief en de zijnen door de Zoeloes van koning Dingaan op 6 februari 1838 is vereeuwigd op het Retief-monument. Maar ook staan Dingaan en Retief als gelijken afgebeeld op een fries van het Voortrekkersmonument bij Pretoria.Ga naar eind8 Het Britse cliché over Zoeloes werd gedeeld door de Boeren. In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw had het zogenaamde ‘rassenprobleem’ in Zuid-Afrika niet betrekking op de verhoudingen tussen Europeanen en Afrikanen maar op de verhouding tussen Boeren en Britten. Dit was de ‘racial question’, terwijl voor de verhouding tot Afrikanen de term ‘native question’ gold.Ga naar eind9 De spanningen tussen Britten en Boeren bereikten een climax in de Boerenoorlog. Stereotypen van Britten en Boeren namen over en weer de vorm aan van vijandbeelden. Lord Kitchener, de laatste Britse bevelhebber in de Boerenoorlog, beschreef de Boeren als ‘onbeschaafde Afrikaner wilden met een dun blank vernis’.Ga naar eind10 Lord Randolph Churchill portretteerde de Boer als volgt: ‘It may be asserted ... that he never plants a tree, never digs a well, never makes a road, never grows a blade of corn. ... He passes his days doing absolutely nothing beyond smoking and drinking coffee. ... His simple ignorance is unfathomable, ...’. In romans, van Pauline Smith tot Doris Lessing, werden Boeren gekarakteriseerd als ‘traag van geest’, ‘fatalistisch’, ‘kinderlijk’ en een ‘simpel ras’. Soortgelijke typeringen werden door zowel Britten als Boeren gegeven van de inheemse bevolking. Het beeld van de ‘kinderlijke wilde’, bekend van zowel koloniale samenlevingen als de plantagesamenleving van de Verenigde Staten, ontbrak niet in Zuid-Afrika. Er zijn markante verschillen tussen de historische verhoudingen in Zuid-Afrika en het zuiden van de Verenigde Staten.Ga naar eind11 Maar een van de overeenkomsten is de figuur van de ‘Hottentot’ als kluns of clown - ‘Yes, it's true the Hottentot is short of hair and short of brains’. De personifiëring hiervan is Jacob Platjie, de ‘Hottentot Sambo’, een figuur van rond de eeuwwisseling die nog steeds voortleeft.Ga naar eind12 Jan Smuts, generaal in de Boerenoorlog en nadien tweemaal eerste minister in de Unie van Zuid-Afrika, formuleerde het aldus in 1929, tijdens | |
[pagina 105]
| |
de Rhodes Memorial Lecture in Oxford: ‘The negro and the negroid Bantu form a distinct human type. It has largely remained a child type, with a child psychology and outlook’. Echter, zo hield hij zijn Engelse publiek voor, ‘A child-like human cannot be a bad human, for are we not in spiritual matters bidden to be like unto children?’ Dit koloniale paternalisme - ‘het zijn net kinderen’ - leeft tot op heden voort in Zuid-Afrika.Ga naar eind13 In 1910 kwam de Unie van Zuid-Afrika tot stand op basis van een bondgenootschap van Engelsen en Boeren. De kiem van de latere apartheidspolitiek ligt in deze periode.Ga naar eind14 De Land Act van 1913 reserveerde 87% van het land voor de blanken en 13% voor de zwarte meerderheid van de bevolking. In de periode van 1910 tot 1948 stond de beeldvorming in Zuid-Afrika in het teken van raciaal denken. In de jaren '30 stond ze onder invloed van nationaal-socialistische ideeën uit Duitsland. Het Afrikaner zelfbeeld was dat van een Herrenvolk,Ga naar eind15 terwijl de inheemse bevolking te boek stond als ‘inboorlingen’. | |
ApartheidNa 1948, toen de Nationale Partij aan het bewind kwam, kreeg apartheid, of ‘gescheiden ontwikkeling’, gestalte als de officiële politiek van Zuid-Afrika. De vooroorlogse ideologie werd beleid. Het antagonisme van de Afrikaners richtte zich in die tijd overigens het eerst tegen de Indiërs, die met hun winkelketens de naaste economische concurrenten waren.Ga naar eind16 De politiek van apartheid was in veel opzichten een institutionalisering van praktijken die voordien bestonden. In een boekje voor Nederlanders die geïnteresseerd waren in emigratie naar Zuid-Afrika, Zuid-Afrikaanse Vraagbaak (1958), werd apartheid als volgt omschreven: ‘De richtsnoer die aan dit beleid ten grondslag ligt komt hierop neer dat de minder-ontwikkelde niet-blanke bevolking, vooral de Bantoes, door de blanken tot zelfontwikkeling gebracht dienen te worden en tot zelfbestuur, binnen hun eigen gemeenschappen en in hun eigen gebieden.’Ga naar eind17 Dit laatste verwijst
‘Inboorlingen’ (Ndebele bij Pretoria) als toeristische attractie in een Duitse reisgids uit de jaren vijftig. Wit en zwart, moderne en traditionele kleding, actief en passief, subject en object, technologie (camera) en ornamenten (glazen kralen) - al deze contrasten geven aan dat het niet gaat om communicatie, maar annexatie. Reisen in Süd-Afrika
| |
[pagina 106]
| |
Etnische arbeidsverdeling onder Apartheid. Zuid-Afrikaanse vraagbaak, 1958 Collectienr. 3640
naar de thuislanden of Bantoestans, in het algemeen schrale rurale gebieden zonder noemenswaardige werkgelegenheid, die als instituut vergelijkbaar zijn met de reservaten van Amerikaanse indianen. De Bantoestans dienen als arbeidsreserve voor een Afrikaans migrantenproletariaat, waardoor de kosten van de arbeid worden gedrukt en het systeem van lage lonen en minimale voorzieningen wordt bestendigd. Als beleid kreeg dit gestalte toen in 1959 de Self-Government Act werd aangenomen. De beeldvorming van de apartheid ligt besloten in een enkele zin in genoemde Vraagbaak: ‘Elke stam heeft zijn eigen kenmerken en gewoonten.’ Koloniale etnologie, waarin etnische groepen objecten van studie zijn, is hier geïnstitutionaliseerd als de pijler van nationaal beleid. Apartheid is een kwestie van ‘etniciteit van bovenaf’. Dit gaat gepaard met een etnische arbeidsverdeling, die bijvoorbeeld tot uiting komt in een serie foto's in de Vraagbaak, met bijschriften als: ‘Een Bantoe huisbediende’, ‘Kleurling Visser’, ‘Kantoorbediende uit India’. Een van de beelden van Bantoes is dat van de ‘able-bodied men’ (stoere arbeiders), als mijnwerkers en arbeiders geselecteerd door de arbeidsbureaus die voor de mijnondernemingen werken. Naar verhouding zijn beelden van Bantoes als arbeiders in de publieke beeldvorming in Zuid-Afrika minder prominent dan beelden van Bantoes als bedienden - schoenpoetsers, kelners en vooral huisbedienden; al is dat in de jaren '70, met de opkomst van zwarte vakbonden en de vorming van cosatu, gaan veranderen. Sport en het leger zijn andere terreinen waarop Afrikanen zich onder blank management kunnen manifesteren. Een ander opvallend beeld van Afrikanen betreft het beeld van de ‘terrorist’ - menigmaal geassocieerd met de hamer en sikkel van het communisme. Dit wordt verspreid in propagandamateriaal van de politie. Het zijn twee polariteiten van de beeldvorming van wit over zwart in Zuid-Afrika - de gedomesticeerde Afrikaan en de ‘terrorist’. De ironie van de huidige situatie wil dat deze twee uitersten in de beeldvorming niet meer zo keurig gescheiden zijn als voorheen. Bedienden zouden zich kunnen ontpoppen als vrijheidsstrijders, als een vijfde kolonne in het blanke suburbia.Ga naar eind18 | |
[pagina 107]
| |
Een ander beeld van Afrikanen dat in Zuid-Afrika opgeld doet is dat van de zwarte middle class van Soweto met een comfortabel levenspatroon, in beeld gebracht in de advertenties van reclamebureaus. Deze beelden zijn rooskleuriger dan de realiteit - ze zijn gebaseerd op aspiraties en niet op de werkelijkheid.Ga naar eind19 Dat geldt ook voor de ‘droomfabriek’ van de Zuidafrikaanse filmindustrie, die zwarten fantasiebeelden van ‘zwarte Rambo's’, Zuidafrikaanse versies van ‘Superspade’ voorschotelt.Ga naar eind20 De reclamedeskundige Carol Nathanson-Moog schrijft:
Als leden van een bepaalde etnische groep in advertenties nooit iemand zien die echt op ze lijkt, ontwikkelen ze een gevoel van non-persons te zijn in de samenleving als geheel. In hun eigen buurt kunnen ze de eerste viool spelen, maar als het erop aankomt om deel te nemen aan de beelden en symbolen van succes en geluk die worden voorgehouden door advertenties, dan zijn ze vaak nergens te zien. Zelfs hun geld telt niet mee. Ze bestaan eenvoudig niet.Ga naar eind21
Dit is geschreven met het oog op de gettobevolking in de Verenigde Staten, maar er is op dit punt een overeenkomst met Zuid-Afrika. De beeldvorming van apartheid probeert de meerderheid van de Zuidafrikaanse bevolking, de miljoenen Afrikaanse arbeiders en mijnwerkers, onzichtbaar te maken - net zoals de architectuur en de bewegwijzering in Zuid-Afrika de zwarte townships nagenoeg onzichtbaar maken. Op de prentbriefkaarten zijn de wolkenkrabbers en de welstand van Johannesburg en Pretoria zien, maar niet de arbeiders die ze gebouwd hebben.
Achterzijde van een Zuidafrikaanse verpakking van Kellogg's, 1987. Collectienr. 2845
‘Terrorism’. Een stereotype van de zwarte Zuidafrikaanse oppositie op een voorlichtingsbrochure van de Suid-Afrikaanse polisie. Geweld, misdadigheid en communisme zijn de symbolen in dit signalement.
|
|