De goede dokter(ca. 1906)–Max Nassauer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Praalhans. Zoolang ons Hansje was gezond Wat had hij toen een grooten mond! Hij pochte duchtig op zijn moed, Doch dit bekwam hem niet erg goed. Eens vocht hij met een echten strop, Die sloeg een gat hem in zijn kop, Daarnaast een paar geduchte builen Wat ging ons Hansje toen aan 't huilen! Zijn heldenmoed had hij vergeten, Hij brult maar voort als een bezeten. De Dokter vatte zijn gezicht En drukte kalm de wonde dicht, Doch Hansje krimpt ineen van pijn En wil niet meer geholpen zijn. Streng ziet nu Dokter Hansje aan, Pakt hem goed beet, zegt: ‘Blijf staan, Hans houd je stil en wees nu zoet En toon dan eens je grooten moed! Dan naai ik snel de hoofdwond dicht En wasch het bloed uit je gezicht. Kijk liever naar je kleine zus, Die is zoo jong, zoo teer, zoo knus! Toen die zich laatst erg had gesneden, Toen heeft zij braaf den pijn geleden. Zij hield zich stil tot ik de wonden Van hare vingers had verbonden. Kijk maar de kleine Lena an, En schaam je wat, ben jij een man?’ Toen schaamde onze Hans zich zeer, Was dapper, huilde ook niet meer. De dokter ging nu snel zijn gang Het naaien duurde niet erg lang. Hans keek met trots naar zusje Leen, Vroeg: ‘Ben ik dapper, ja of neen?’ [pagina 27] [p. 27] Vorige Volgende