De goede dokter(ca. 1906)–Max Nassauer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Gulzige Frans, die de pitten doorslikte. Pruimen, blauw en geel Ziet men zomers veel, Druiven, hier en daar, Lekker al te gaar! Appel, kers en peer Vindt men nog veel meer! Ach, wat is dat ooft gezond, Maakt de wangen rood en rond. Frans, een van de stoutste knapen Die was bij elkaar gaan rapen, Wat nog onrijp was en groen. Hoe'n pijn ging hem zijn buikje doen! Zie hem pruimen, kersen schrokken, Ongewasschen, zonder jokken, Stof en vuil slikt hij maar mee, Strakjes kermt hij ach en wee! Maar het ergste hoort ge nog: Zelfs de pitten at dat joch! Doch eens was Holland erg in last! Frans had zich ouderwets vergast, Zijn moeder zag hem op den grond, Zij dacht, dat zij een doode vond. De Dokter komt en steekt een slang, Meer dan een halven Meter lang In Fransje's buik en pompt, o schrik, Twaalf kersenpitten in een blik. Had Dokter niet zijn best gedaan Dan was ons Fransje dood gegaan. De buik was hem gesprongen! Zoo'n stoute, stoute jongen! [pagina 19] [p. 19] Vorige Volgende