De goede dokter(ca. 1906)–Max Nassauer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Kromme Karel. Och wat boog hij zijn rug als een hoepel zoo rond, Dat zijn borst op de bank toch een steuntje maar vond, Houdt zijn hoofd diep terneer en zijn neus in het boek, Zie zijn ruggegraat staat in een duidlijken hoek! Och zijn houding op school was zoo dom en komiek. Het gevolg bleef niet uit, hij werd mager en ziek. Hij merkt, o wat schrik, dat hij niet meer kan lezen Zijn oogen blijken bedorven te wezen! Aan tafel, op school, Bij studie en jool, Op straat en in huis Draagt hij op zijn neus Nu een leelijken bril. Toen weende hij stil! Zoo lang had hij al krom gezeten, Dat een corset moest aangemeten. Dit moest hij voortaan altijd dragen, Ondanks veel pijn en onbehagen. Daags stonden meisjes en ook knapen Glimlachend Karel na te gapen: ‘Wat is die brilleman toch krom Als een kameel, en net zoo dom!’ Beschaamd heeft hij toen opgepast, Hing het corset gauw in de kast, Zijn neus lag niet meer op het boek En kijk, de bril was ook gauw zoek. Verheugd loopt hij nu vroolijk rond. Heet rechte Karel sinds dien stond! [pagina 15] [p. 15] Vorige Volgende