De goede dokter(ca. 1906)–Max Nassauer– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Gerda, die de honden kuste. Een leuke hond, een echte schat Heeft Tante Bertha in de stad. Hij ligt heel trouw haar voor de voeten, Wie zou zoo'n schat niet kussen moeten Toen Gerda eens bij Tante kwam En 't hondje in haar armen nam, Kwam juist de Dokter aangestapt, Dei gauw nog in zijn handen klapt: ‘Maar Gerda-lief, wat wou je doen? Geeft nimmer toch een hond een zoen! Soms bijten zij en bovendien Krijg jij nog wurmen ook misschien. Die worden in je buik dan groot, Een kind wordt ziek, soms gaat het dood! Dus nu je weet, wat dan geschiedt Kus hondensnuiten voortaan niet, En likt een hond je, vóór je 't weet Afwasschen, eer je daarna eet!’ ‘En nu ik toch van kussen spreek, Zoo hoor het eind ook van mijn preek! Gij moet er niet aan mededoen Als menschen vragen om een zoen, Als soms een vreemde vrouw of man Of kind, u haalt heel hartlijk an En wil u daarna kussen gaan, Zeg: Beste vrind, laat dat maar staan! Want Dokter zegt: Kus slechts je Ma, Pa, broer en zus en dan ... basta!’ [pagina 11] [p. 11] Vorige Volgende