Geschiedenis der kolonie van Suriname
(1974)–David Nassy– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Geneeskunde, Lapzalvery, Bedrog der Negers.De Geneeskunde wordt hier op dezelfde wyze, en volgens hetzelfde leerbeleid geoeffend als op alle andere plaatsen; en hoewel men verpligt is, de zogenaamde Amsterdamsche of Haagsche Apotheek te volgen, bereidt men echter in de Apotheekers winkels allerlei soort van samenstellingen, volgens de Apotheeken van onderscheiden plaatsen in Europa, zelfs ter voldoeninge van de oogmerken en grilligheden der Geneesheeren. En 't is om deeze reden, dat de Apotheeken van Suriname gestoffeerd zyn met eene oneindige menigte van geneesmiddelen van allerlei soort, en versierd daarenboven met alles wat het oog kan streelen. De zoons van Esculaap zyn hier werkelyk acht in getal, vier Christenen en vier Duitsche Jooden; eene menigte Heelmeesters, en acht Apotheekers, zes Christenen en twee Jooden, één Portugeesche en één Duitsche; drie Vroedmeesters, één Christen, één Spaansche Jood en één Duitsche, die behooren tot het getal der Genees- en Heelmeesteren. De Geneeskunde zal in Suriname, zelfs ondersteld zynde, dat zy die dezelve oeffenen, over 't geheel, de vereischte bekwaamheid en ondervinding bezitten, wat de konst betreft, nooit grooten opgang maaken, noch veel toebrengen ter verrykinge van haare beoeffenaars: want het beste geneesmiddel, en de naauwkeurigste opmerking van de zyde des Geneesmeesters, wordt onnut gemaakt, door dien men 'er, in 't algemeen, de zogenaamde geneezingen der Negers meê vermengt; en deeze speelen daar eene groote rol met hunne krui- | |
[pagina 56]
| |
den en voorgewende geneezingen, zowel onder de Christenen als onder de Jooden: want niettegenstaande het bedrog van deeze lapzalvers, en de affchuwelyke plegtigheden waarvan zy zich bedienen, en welke vooral den geenen, die belydenis van eenen Godsdienst doen, onwaardig zyn, worden zy in Suriname als voor Profeeten gehouden. Van geen wonderwerk werd ooit zo groot een ophef gemaakt als van die der Negers, zo men anders gade slaat, hoe sterk de mannen, en, inzonderheid, de Blanke Vrouwen dezelve verzekeren en gelooven, om hunne zonderlinge verdiensten met uitbundigen lof te vereeren. Komt een zieke onder de handen van deeze lapzalvers, die de zotste en domste zyn welke men zich verbeelden kan, te sterven; het is niet aan hunne onkunde, of aan de geneesmiddelen, schoon zonder eenige order hoe genaamd aangewend, te wyten, dat de zieke gestorven is; maar aan het vergif, dat men den zieken, volgens 't verhaal van den voorgewenden Geneesmeester, heeft ingegeeven. En door geloof te slaan aan deeze valsche verzekeringen, heeft men het ongeluk van somwylen zich schuldig te maaken aan zeer groote onrechtvaardigheid tegen de zulken, die beschuldigd of in verdenkinge gebragt zyn geworden, door deeze Negers, welke veel eer voor Gifmengers dan voor Geneesmeesters te houden zyn. Wy willen evenwel niet ontkennen, dat verscheiden zieken gelukkiglyk onder hunne handen zyn weggeraakt; voornaamelyk zulken, die, na of geduurende eene heete ziekte, of na gekraamd te hebben, van zwaare ylhoofdigheid zyn aangetast geworden; maar deeze geneezingen worden zeer dikwyls maar alleen te wege gebragt, door tegengiften, die zy weeten te gebruiken tegen verscheiden soorten van vergif, en waaromtrent, zo die aan de zieken gegeeven zyn, zy de noodige onderrechtingen uit den mond der Nege- | |
[pagina 57]
| |
rinnen van het huis bekomen. Zeer dikwyls gebeurt het ook, dat een persoon, die door hen van ylhoofdigheid of sterke buikspanning geneezen is, terstond verdacht wordt gehouden van vergeeven te zyn. Deeze waarheid, die meermaalen door de ondervindinge bevestigd is, is daarenboven de oorzaak, dat, wanneer een zieke aan eene bekende ziekte sterft, en de Geneesmeester van het huis zulks zelfs voorzegd heeft, zyn dood, zonder eenig onderscheid, maar terstond aan vergif wordt toegeschreeven. 't Zou in het oneindige loopen, indien wy alle de misbruiken wilden optellen, die 'er, ten deezen opzigte, hebben plaats gehad: ondertusschen konnen wy niet voorby van een beknopt verslag mede te deelen wegens de gewoone manier, waarop deeze Negers hunne geneezingen verrichten. Wanneer een zieke zich onder de handen van een' deezer lapzalvers, wier getal by beide sexen oneindig groot is, wil begeeven, doet hy hem tot zich roepen; doch deeze komt nooit terstond: doorgaans doet hy zulks eerst twee of drie dagen daarna, waarschynlyk om in dien tyd eenige kundigheden op te doen van alles wat 'er omgaat in het huis van den zieken; en tot dat einde is 'er altyd wel de een of andere, die in staat is om hun de noodige onderrechtingen te geeven. By den zieken gekomen zynde, vraagt hy hem, wat 'er aan schort? by voorbeeld; hebt gy pyn op zulk of zulk eene plaats van 't lichaam; hebt gy last in 't hoofd, of is het koorts of ontsteeking in den buik enz.? Zyn deeze ongemakken geweldig sterk, of zynze gemaatigd enz.? Zonder eenige verdere onderrechtingen te begeeren, maakt de Esculaap altyd zekere tekenen van verwonderinge. En vraagt men hem daarop, of hy den zieken zal geneezen, het antwoord is: alles hangt van God af, ik zal zien; maar ...... men moet geduld hebben; | |
[pagina 58]
| |
maar ...... men moet iets aan God geeven, om my met zyn licht by te staan. Deeze eisch, die alrede bekend is, gaat altyd, naar het onderscheiden vermogen van den zieken, met 2, 3, 10, of 20 guldens door. De Geneesmeester gaat hier op zeer wel te vreden heen, en komt nog dien zelfden dag, des anderen daags, of drie dagen daar na, weder, al naar dat de staat en nood van den zieken zulks vereischt; doch by zyne wederkomste eischt hy een weinig Brandewyn, daar hy gestooten Indische peper in werpt, die bekend is by den naam van Paradys korrels, of Malagueta Scepre, peper van Malacca: hiervan drinkt hy vervolgens een weinigje, geeft 'er insgelyks iets van aan den zieken, en werpt het overige ten venster uit, onder 't mompelen van eenige woorden. Daarna vraagt hy naar de getrouwste Negerin van 't huis: zy komt, en hy geeft haar een stuk van een' wortel of van kruiden enz. om dat te kooken en aan den zieken te geeven; en van dien tyd af moet alles gaan door de handen deezer Negerinne. Indien de ziekte van eenen koortsigen aard is, bedienen zy zich van Indische peper, gemengd met kruiden. Is 'er zwaare last in 't hoofd, men maakt het nat met een afkooksel en peper. Heeft 'er eene ontsteeking in den buik plaats, of ook wel eene Waterzugt, men gebruikt de allersterkste braakmiddelen, en daarenboven peper om 'er den buik meê te wryven. Lydt men hier of daar zwaare pynen, zy maaken insnydingen, even als om laatkoppen te zetten, en overdekkenze met peper gemengd met assche, 't welk den zieken de allerscherpste pynen veroorzaakt, en wegens de asch, die in de gemaakte insnydingen indringt, plekken achterlaat, die nooit worden uitgewischt. Deeze ongemakken en ziekten, die men uitwendig bespeurt, mogen voortkomen uit wat oorzaak het ook zy, het zyn altyd dezelfde middelen, waar mede men voorgeeft dezelve te | |
[pagina 59]
| |
geneezen. De eene (wiens gesteldheid of natuur, zo als de Heer Lieutaud zegt, den spot dryft met de ziekte en den Geneesmeester) ontkomt het, en de andere sterft of kwynt dikwyls zeer lang. Duizend bedrieglyke treken worden 'er te werke gesteld tot geneezing der zieke Negers. Wy hebben met eigen oogen gezien, dat men met eene pyp op eene wonde stukken van Scorpioenen en andere Insecten zoog, die zy voorgaven daar uit gehaald te hebben, en 't welk de omstanders ter goeder trouwe geloofden de waarheid te zyn. Ondertusschen, wanneer menze betast voor dat zy de werking beginnen, ontdekt men het bedrog. Zekere Negerin was, na gekraamd te hebben, kwalyk gesteld; zy verzocht haaren meester, dat hy haar door een' van deeze Negers wilde laaten geneezen. Deeze kwam; hy gaf haar eenen drank in, en zeide vooruit, dat de Negerin binnen drie dagen het gebeente zou kwyt raaken van eene tweede vrucht, die zy nog in de baarmoeder had. De dag komt; hy maakt zyne grimassen, en zegt aan de Negerin, datze in den pot moest zien, na 'er alvorens haar water in gemaakt te hebben. Zy doet het, en tot verbaazing der tegenwoordig zynde vrouwen, ziet men kleine beentjes op den bodem van den pot: men roept aanstonds mirakel! mirakel! en evenwel waren 't niet anders dan beentjes van kleine vogelen, die men opgeraapt en behendiglyk in den pot geworpen had, op 't zelfde oogenblik, dat de Negerin 'er op zou gaan. Eene andere vrouw was ziek; men zeide datze vergeeven was; de Geneesmeester komt: gy zult, zegt hy tegen haar, het vergif uitbraaken. In gevolge daarvan geeft hy haar des anderen daags een braakmiddel in; de zieke raakt aan 't braaken, en lost vry veel gal; de Geneesmeester giet het water uit, en toont aan de omstanders kleine hoopjes katoen en fyne hairtjes. Hoe was dit toch in het lichaam der zieke gekomen? hoe valt de mogelyk- | |
[pagina 60]
| |
heid te begrypen, dat dit vergif met eenig katoen en hairen zou omwonden worden? maar dit was het niet dat de omstanders bezig hield om te ontdekken; men prees den uitslag, en mat overal het voorgewende volbragte mirakel ten breedsten uit. Ziedaar in 't algemeen, op wat wyze de meeste Negers de ziekten in Suriname geneezen, en wat grond men 'er hebbe om geloof te slaan aan hunne voorgewende mirakelen. Midlerwyl erkennen wy, ondanks alle deeze bedriegeryen en de wanorde, welke hunne barbaarsche handelwyze, zo in de gezondheid als in den geest der meeste vrouwen des lands, en zelfs der mannen, te wege brengt, dat 'er, ten allen tyde, in de Kolonie eenige Negers geweest zyn, en werklyk nog zyn, die eene byzondere kennis van de geneeskundige planten des lands bezitten, waar mede zy deeze en geene ziekten, tot ontzetting der Geneesmeesteren, geneezen hebben. Wy kennen zelfs verscheiden Blanken en Negers, die door hen den dood ontsnapt zyn; maar deeze Negers, wier getal inderdaad zeer klein is, zyn het niet, tot welken men dikwyls zyne toevlugt neemt; maar tot dien, welken deeze of geene Negerin wil begunstigen, en van wien zy verzekert, dat hy een goed Geneesmeester is. Het is genoeg, dat men zwart van kleur zy, om meer dingen te konnen doen dan alle blanke Geneesmeesters te samen. Dit blinde vertrouwen doet de vrouwen dikwyls, en in verscheiden opzigten, tot eene zeer wraakbaare ligtgeloovigheid vervallen. Niemand is geheel onkundig van den dans der Negers, die gemeenlyk Mama genaamd wordt, en duurt tot dat men in bezwyming valle. Dezelve is, op eenige uitzonderingen na, vry gelyk aan den dans van St. Gui, welken de Heer Lieutaud, in zyne verhandeling over de Geneeskundige Praktiek, heeft beschreeven. De meest beroemde Priesteres is eene Negerin, met naame Dafina. Deeze | |
[pagina 61]
| |
heeft ten haaren huize een geheim vertrek, waar in haare geoeffenden den vryen ingang hebben: deeze kamer is rondom bezet met kleine afgodsbeelden, hebbende de gedaante van menschen en dieren, van aarde plomp gemaakt: een groote aarden pot, gevuld met water, staat in een' hoek, en daarin onderhoudt zy eenige kleine adderslangenGa naar voetnoot(s). Voor dat zy nu eenige geneezing onderneemt, raadpleegt zy haaren pot en haare afbeeldzels, die haare godspraaken zyn, en daarna geeft zy den zieken iets van het water uit dien pot te drinken. In weerwil van eene menigte mislukte geneezingen, en valsche voorspellingen, zo menigmaal door deeze Negerin gedaan, gelooft men haar ondertusschen op haar woord, hoewel men juist niet nalaat een' Blanken Geneesmeester te neemen wanneer men zieken heeft; doch welke zy niet zelden bedriegt, door, bedektelyk, haare geneesmiddelen by de zyne te voegen, zo hy oordeelt dat de zieke in gevaar is, of 't geene hy voorgeschreeven heeft ganschelyk achter te houden, zo hy hoope van geneezing heeft. 't Is met dit alles jammer, dat men zich in Suriname geene moeite geeft om van deeze zelfde Negers die groote menigte geneeskundige planten te koopen, welke zy kennen, om daarvan een heilzaam gebruik te maaken. 'Er is maar eenige opoffering van geld noodig om alles van hun te verkrygen, en dit zou een groot geluk zyn voor de Kolonie in 't algemeen, en voor de plantagien in 't byzonder: want hoeveel wor- | |
[pagina 62]
| |
tels, houten en kruiden hebben wy hier niet, die het hout van Quassy overtreffen, 't welk door den Neger van dien naam is ontdekt, en zo veel geruchts in Europa heeft gemaakt? Men moet derhalven niet gelooven, dat deeze Negers, om dat zy in hunne geneezingen zo veele bedriegeryen pleegen, geheel geene kennis hebben van de planten, die in veelerlei ziekten dienstig zyn. Hun eenvoudig verhaal is in dit geval beter dan al het geene zy zelve verrichten: want zy kennen de ziekten niet genoeg, omze gelukkiglyk te konnen gebruiken; ook hebben zy te weinig doorzigt in de oorzaaken der ziekten, om de giften te vermeerderen of te verminderen, of dezelve met iets verzachtends, naar evenredigheid der ziekte, te vermengen. Dan 't zou genoeg zyn, dat men deeze geneesmiddelen, als ook de onderscheidende kentekenen der ziekten, waarin zy, volgens de beschryving deezer Negers, te passe komen, volkomen kende, om 'er een' schat voor het menschdom van te maaken, zo dra zy onder 't bestier van ervaaren Geneesmeesteren gekomen waren. De Neger Quassy, die zynen naam aan het hout gegeeven heeft, dat door hem is ontdekt geworden, en zich in Suriname berucht heeft gemaakt door zyne toveryen, hield veele jaaren achter een den geest der meeste Kolonisten in werkzaamheid. Dikwyls gebruikte men hem, om naar de plantagien te gaan, en daar de vergiftigers onder de Negers te ontdekken; men raadpleegde hem over allerlei soort van ziekten, in zo verre zelfs, dat men hem geneesmiddelen tegen de onvruchtbaarheid der Vrouwen liet geeven. De doordringendheid van zyn verstand, verscheiden kundigheden, die hy van de Indiaanen, onder welke hy byna geduuriglyk verkeerde, wist te verkrygen; een straffe en ontzaglyke toon, waarvan hy zich bediende, wanneer hy tot de Negers sprak, en eene overmaatig groote lichaamsgestalte, gaven | |
[pagina 63]
| |
hem eenen zo beslissenden invloed onder hen, dat men hem eerbiedigde als eenen Priester, aan wien het God behaagde zyne besluiten te ontdekken. Reeds in zyne kindsheid werd hy aangetast door eene lastige kwaal (mal rouge) waarvan hy zich in 't vervolg volkomen wist te geneezen; en, niettegenstaande het verlies van vier vingeren der hand, en byna alle de teenen zyner voeten, die door deeze ziekte waren weg geknaagd, had hy 'er niet de minste vlek van overgehouden: zyn aangezigt en geheel zyn lichaam was zo glad en zindelyk, dat niemand durfde gelooven, dat hy door deeze doodelyke ziekte was aangetast geweestGa naar voetnoot(t). Door deeze geneezing verkreeg hy zeer groot krediet, en zelfs zo veel invloeds onder de Blanken, dat men geene zwaarigheid maakte om hem, zelfs in allerlei moeielyke gevallen, te raadpleegen. Maar het al te groot vertrouwen deed hem dikwyls de goedheid der Blanken misbruiken, en tot verscheiden valsche be- | |
[pagina 64]
| |
schuldigingen der Negers vervallen: want al te veel staat op zyne kundigheden maakende, verzuimde hy menigmaal de vereischte navorschingen; ook nam hy de houding en de gebaarden niet genoeg in acht, om een beschuldigend geweeten, dat zich niet zelden op 't gelaat vertoont, te verbergen. Want het was alleen deeze handelwyze, welke, in vereeniginge met de naauwkeurige berichten van de zyde der Negers, die hy voorloopig wist te verkrygen, hem menigmaal dingen deed raaden, die de verborgenste van alle scheenen. Om zulken uit hunne doolingen te redden, die, verblind door de bedryven van den Neger Quassy, alles aan bovennatuurlyke kundigheden toeschreeven, besloot zeker Heer, met naame Pichot, om 'er op zich zelven de proeve van te neemen. Om zyn oogmerk te bereiken, neemt hy uit zyn huis vyf of zes zilveren vorken, en bewaartze zorgvuldiglyk, zonder van deezen zynen handel eenig woord aan iemand te openbaaren. De vorken gemist wordende, doet hy aan de Negerinnen van het huis de allersterkste bedreigingen van straf, zo men hem den dief niet ontdekt. De Negerinnen, onschuldig zynde aan deeze dievery, verzoeken eenpaariglyk om den Loacouman Quassy, dat is te zeggen, den Waarzegger. De Meester doet hem komen, en belooft hem eene dubbele belooning zo hy den dief ontdekt. Hy begint derhalven met zyne gewoone plegtigheden, en, na de slaaven, als naar gewoonte, voor zich te hebben doen voorby gaan, roept hyze voor de tweede maal. Het lot valt op eene der slaavinnen; doch de arme beschuldigde, ontsteld en beevende, ontkent het bedryf, spreekt zich zelve tegen, en stamert; doch eindelyk brengt de bedrieglyke toon van den Waarzegger haar tot bekentenis. Waar zyn de vorken vraagt men hem? hy weet niet te antwoorden? gy moet het my zeggen, zegt de Meester tegen Quassy; daarop is zyn antwoord: Myn Heer, | |
[pagina 65]
| |
laat deeze Negerin met roeden gegeesseld worden, zo zal zy het u zelve zeggen. De Heer Pichot doet, hier op, met eene houdinge van voldoening en in tegenwoordigheid van een gansch gezelschap, dat hy by zich had om dit schouwspel te zien, zich zyn koffer met papieren brengen, sluit de deur van het vertrek toe, opent het koffer, even of het ware om den Waarzegger te voldoen, en haalt 'er de zes vorken uit, die hy 'er zelf in verborgen had, en zegt tegen den Waarzegger: zie daar leugenaar en schobbejak, hoe gy door uwe leugens en misdaaden eene onschuldige hebt verongelykt. De Waarzegger, verstomd, wist niets te antwoorden, en een dragt stokslagen, hem door den Heer Pichot toegeteld, deed hem met schande van daar vertrekken. Het zelfde gebeurde 'er ook met eene andere, ten opzigte van een' gouden ring, hoedaanige de Vrouwen gewoon zyn te draagen, wanneer zy naaien: want zes maanden na dat eene arme Negerin, als de diefegge van deezen ring, wreedelyk was gegeesseld, volgens de waarzegging van Quassy, ontfangt de Heer van 't huis, van zynen Correspondent in Holland, aan wien hy een kelder met verscheiden schroefflesschen, vervuld met konfituuren van het land, gezonden had, eenen brief van dankzegginge, met byzondere betuiginge van verpligtinge aan zyne Vrouw, die zich wel de moeite had willen geeven, om de konfituuren met eigen handen gereed te maaken, zo als bleek uit den ring, dien hy in eene der flesschen gevonden had, en welken hy zich de eere gaf, aan haar te rug te zenden. Duizend bedriegeryen van dien aard zyn 'er met dien gewaanden toveraar voorgevallen, welke, voor het overige, groote kundigheden bezat, en in den jaare 1787 overleeden is, zonder dat men het minste geheim van hem gewaar heeft konnen worden. Ondanks deeze en veele andere bedrieglyke stukken, die door de geheele Kolonie bekend zyn, gaan de bewooners | |
[pagina 66]
| |
voort, met, zonder eenige overdenkinge, geloof te geeven aan de bedriegeryen van andere Negers, die noch de bekwaamheid noch het vernuft van den reeds gemelden Quassy bezitten. En om nog klaarder van de onkunde deezer Negers overtuigd te worden, heeft men maar alleen de Apotheekers der Kolonie te raadpleegen; zullende men daar door verneemen, dat de meesten onder hen zelfs niet de minste kennisse hebben van de geneeskundige gewassen des lands, en daarom geneeskundige drogeryen in de Apotheeken komen koopen, waarvan zy de kracht en menigmaal den naam niet eens kennen; alwaarom de Apotheekers 'er naar moeten raaden, en gissen wat zy begeeren te hebben. Behalven het nadeelige, dat door zulks, als wy verhaald hebben, gemeenlyk wordt te wege gebragt, heeft 'er de Heelkunde, schoon de Negers zich anders daar mede byna geheel niet bemoeien, ook nog merkelyk by te lyden: want de Heelmeesters, die by hen de ziekenhuizen der zwaarlyk bezeerde Negers bedienen, konnen geene wenschelyke vorderingen maaken, dewyl de kwalyk gestelden, om zich aan den arbeid der plantagien te onttrekken, altoos middelen van deeze lapzalvers weeten te verkrygen, die maar alleen dienen om de wonden langen tyd open te houden, en daar door te wege te brengen, dat zy niet in eenen staat van volkomen gezondheid aan hunne Meesters konnen worden overgeleverd. Men zal ons misschien beschuldigen, dat wy ons te lang hebben opgehouden met de bedriegeryen van de Negers der Kolonie: zo men even wel met oplettendheid overweegt de nadeelen, die de Kolonie, over 't geheel, daar by te lyden heeft, dat hun zulke groote begaafdheden, zonder eenigen grond, worden toegeschreeven, vleien wy ons wel verschooning, wegens onze uitvoerigheid, te zullen vinden; te meer, wyl onze bedoeling geen andere is dan de bevordering van 't algemeen | |
[pagina 67]
| |
geluk der Kolonie, en de herstelling der wanorders, die dikwyls de eene op de andere volgen. Daarenboven, heeft Vader Feijoo, Spaansch Jesuït, in zyn Oordeelkundig Schouwtoneel (Theatre Critique) verscheiden verhandelingen geschreeven, over de Spooken en Waargeesten, met oogmerk om zyne Natie van 't blinde geloof dier dingen te geneezen; waarom zou het dan ons niet insgelyks geoorlofd zyn, te beproeven, of wy, door de meest geschikte middelen, onze beminnenswaardige Kolonisten konden geneezen van een blind geloof, dat hun, zonder 'er om te denken, oneindige nadeelen berokkent? |
|