Geschiedenis der kolonie van Suriname
(1974)–David Nassy– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Beschryving van de savanne en van het kordon. Luchtsgesteldheid der kolonie in 't algemeen. Ziekten. Karakter der kreoolen enz.Acht of tien mylen verre van Paramaribo, ter linker zyde van de rivier van Suriname, by het opvaaren van dezelve, vindt men het Vlek der Jooden, bekend by den naam van Savanne; 't welk aldus genoemd wordt wegens de uitgestrekte weidlanden, die hetzelve omringen; zynde deeze Spaansche naam in Amerika algemeen aangenomen, om daar door een weidland, of eene uitgestrektheid van effen land en zonder bosschen te betekenen. Dit vlek behoort in vollen eigendom toe aan de Portugeesche Joodsche Natie, volgens uitdrukkelyke vergunning daarvan, aan de Natie gedaan door den Heer Samuël Nassy, in Herfstmaand 1682; hebbende hy daarby, in Oogstmaand 1691, nog gevoegd 25 akkers van het nabygelegen land, volgens de notelen van deeze dagtekeningen, die in de Archiven der Natie voor handen zyn. Dit veld werd, kort daarna, vergroot door het geschenk van honderd akkers land, welk de Gouverneur van Scherpenhuizen, uit naam der Heeren Eigenaars in Holland, deed aan de Natie, volgens den giftbrief, die daarvan te vinden is in de verzameling der Privilegien, titel 8, gedagtekend den 12 van Herfstmaand 1691. Deeze Savanne is gelegen op een gebergte, dat zich tusschen de 30 en 36 voeten boven 't waterpas der rivier verheft, hebbende aan beide zyden eene diepe valley, die aan de Savanne de volkomen gedaante eener landengte geeft. De bewoonde grond is | |
[pagina 43]
| |
van eenen zeer harden leemachtigen aart, doormengd met steenen van eene rosse kleur, eenigzins trekkende naar het zwarte. De Heer Renaud, Fransch kruidkundige, die eenige jaaren in Suriname heeft gewoond, en zich werkelyk in Frankryk bevindt, meende daar laaven eener oude vuurbraakinge gevonden te hebben; maar de groote menigte van wit zand, welke op den afstand van 200 schreeden van deezen berg gevonden wordt, maakt dat denkbeeld zeer twyffelachtig en onzeker. De plaats, waar men de huizen, volgens een geregeld ontwerp, gebouwd vindt, maakt een vierkant van 450 voeten lang tegen 300 voeten breed, en is met vier dwarsstraaten doorsneeden. De huizen, op de hoeken van het vierkant gebouwd, zyn groot en gemakkelyk, schoon van eene middelmaatige bouwkunde, die nog smaakt naar de zuinigheid onzer voorvaderen: niet te min heeft men 'er eenige onder, die taamelyk fraai zyn. De huizen, die van achteren uitzien op de twee valleien van den berg en op den oever der riviere en ieder een klein tuintje hebben op 't hellen van den berg, welke beplant zyn met laag geboomte en moeskruiden voor de keuken, geeven een alleraangenaamst gezigt aan het oog, wanneer men de plaats van den rivierkant nadert. In 't midden van dit vierkant vindt men de Synagoge, van tigchelsteen gebouwd in den jaare 1685: dezelve heeft de langte van 90 voeten, tegen eene breedte van 40 en eene hoogte van 33 voeten, en wordt ondersteund door vier groote houten pylaaren; waar boven men een fraai gewerkt gewelf ziet, waar mede het dak des gebouws bekleed is. Aan den eenen kant heeft men het vertrek der Vrouwen om hoog, en recht daar tegen over, in het vertrek der Mannen, heeft men een groote kas van cederhout, waarin de rollen der Wet bewaard worden; dezelve is van een zoer schoon maaksel, en versierd met zeer wel uitgevoerd beeldwerk, 't geen grootelyks tot eere strekt van den geenen, die | |
[pagina 44]
| |
dezelve vervaardigd heeft, toen de Kolonie, om dus te spreeken, nog in haare kindsheid was. Deeze kerk pronkt, daarenboven, met zilveren kroonen, waar mede men de rollen der Wet versiert, en andere noodzaakelyke stoffeeringen van het zelfde metaal; groote kaarskroonen van geel koper met verscheiden armen, en kandelaars van veelerlei soorten, die veel gelds hebben gekost aan de partikulieren die 'er de geevers van zyn. Onder de Synagoge, of onder het vertrek der Vrouwen, heeft men de kamer, waarin de Regenten hunne vergaderingen houden, en waarin ook, aan de eene zyde, de Archiven der Natie in zeer goede orde bewaard worden. Alles is zo zindelyk gebouwd, en de Synagoge heeft zo iets deftigs, dat niet wel met woorden valt uit te drukken, hetwelk, schoonze maar van eene middelmaatige grootte is, de verwondering tot zich trekt van een' ieder, dieze voor de eerste reize ziet. Aan de eene zyde van de Savanne heeft men een' krygspost en het magazyn van leevensmiddelen voor het Kordon, het welk zyn' aanvang neemt van een' der hoeken van de Savanne, recht tegen over de Synagoge, waar de groote weide begint, die aan den eenen kant het Kerkhof der Natie insluit, en in haar midden eene ashelling heeft van meer dan 200 voeten in den omtrek, vervuld met zand, zo wit als sneeuw, waarvan men zich bedient tot verscheiden gebruiken, en 't welk men ook in eene groote menigte naar Paramaribo vervoert, zo tot dienst van het hospitaal als van Partikulieren enz. Na deeze ashelling voorby gegaan te zyn komt men aan 't begin van twee valleien, die, zo ze vol water waren, de gedaante zouden maaken van twee Zeeboezems rondom den berg. Deeze twee valleien zyn beide van dezelfde uitgestrektheid en diepte: in 't midden van dezelve vindt men, op een' grond van wit zand, twee kleine bronnen van water zo koud als de sneeuw, en welks roodachtige kleur te kennen geeft, dat 'er | |
[pagina 45]
| |
eenige yzerachtige stof in den boezem des bergs verhoolen zit. Op de hoogte van eene deezer valleien is nog eene andere bron van zeer smaakelyk water en van de schoonste Kristallynen kleur. Deeze bron komt voort uit de kruin des bergs, en loopt slangswyze voort tot aan het midden van dien; daar maakt zy zich eene opening, en vloeit regelmaatig voort tusschen klein geboomte. Het schynt, dat de natuur, deezen hoop waters, op de gezegde wyze, doende voortschieten, verscheiden kleine kanaalen heeft vereenigd tot eene enkele buis, die als door een kraan uitloopt sint dat de Savanne bekend is. Nooit, het zy in den Winter of in den Zomer, zelfs in de allergrootste hitte, heeft men gezien, dat deeze bron en de twee kommen waters, uitgedroogd, verminderd of vermeerderd waren. De Geneesmeester Stuivesant, die langen tyd in Suriname gewoond heeft, doch zich thans te Utrecht ophoudt, heeft veele proeven gedaan op het water, dat boven van den berg afvloeit, en daarby bevonden, dat hetzelve de verstoppingen tegenstaat en afdryvend is; iets waarvan ons de waarheid, by ondervindinge, duizend maal gebleeken is: want wanneer men dit water, in den Zomer of op eenen anderen tyd, waarvan men verzekerd kan zyn, dat het met geen regenwater vermengd is, gebruikt, na het alvoorens met Rhynschen wyn en suiker vermengd te hebben, bevindt men dezelfde opzieding, en hetzelfde uitwerksel als of het met Seltzer- of Spa- water ware vermengd geworden, uitgezonderd de reuk en ziltige smaak, die aan deeze wateren eigen zyn; doch welke aan dit water gansch en al ontbreeken. De Jooden maaken 'er gebruik van in de geneezing van derdendaagsche koortsen en in ziekten, die uit verstoppinge ontstaan. Even voor deezen berg neemt het Kordon, of de linie van verdediging der Kolonie, waarvan reeds voorheen gesproken is, een begin, en is beurtelings bezet met | |
[pagina 46]
| |
een' post van Kapitien, van een Piquet, en een' post van Sergeant enz. tot aan den grooten post van Major, genaamd Mauritsburg, daar men het hospitaal heeft, waarin de zieken van de andere posten worden gebragt, om daarin bezorgd te worden. Ter zyden van deezen post vindt men de zogenaamde huishoudelyke wooning van het Kordon, sedert het Gouvernement van den Heer Beeldsnyder, bekend by den naam van Gouverneurs lust, en voorheen by dien van Rhehobot, zynde een Hebreeuwsch woord, dat ruste betekent. Deeze wooning bevat in haaren omtrek schoone tuinen, beplant met veelerlei kruiden, kleine boomen en keukenvruchten; als ook groote weidlanden, waarop een genoegzaam aantal vee onderhouden wordt, zo tot dienst van het hospitaal van Mauritsburg, als tot onderhoud der paarden en muilezels, die men noodig heeft, om de leevensmiddelen uit de Savanne over te voeren, en aan de verscheiden posten tusschenbeiden te bezorgen. Alles is daar zo hecht gemaakt, en wordt zo geregeld onderhouden, dat deeze wooning inderdaad een aangenaam voorkomen heeft, zonder dat 'er eenigerlei pracht, hoe genaamd, vernomen werde, of iets in voorkome, dat niet volstrekt noodzaakelyk is. Hier ter plaatse ziet men de misdaadigen, zo Blanken als Negers, geboeid den hun opgelegden arbeid verrichten, om dus voor hunne gepleegde wanbedryven te boeten; en dus mag dezelve met reden het Rasphuis van Suriname genaamd worden. Van den post Major Mauritsburg, komt men, langs een' weg van vier uuren gaans, op de hoogte van de rivier Commowine: deeze oversteekende komt men aan 't begin van het tweede Kordon, dat zich bykans tot aan zee toe uitstrekt. De weg van het eerste Kordon, zyn begin neemende by de Savanne, heeft de breedte van tusschen de 150 en 200 voeten, eenen grond van wit zand, en is, aan den eenen kant, bezet met krygsposten, en, aan den anderen, met een digt bosch, waar doorte wege | |
[pagina 47]
| |
gebragt wordt, dat deeze weg een der allervermaaklyksten is, 't zy men dien in karos of te paard langs ryde, of ook te voet bewandele. Voor deezen telde men in de Savanne 75 of 80 huizen, bewoond door 50 of 60 huisgezinnen, waarvan ieder vier of vyf slaaven had, met genoegzaame leevensmiddelen, dieze om niet kreegen van de naby gelegen plantagien; dezelve hielden zich inzonderheid bezig met het vervaardigen van planken en timmerhout, waarby zy hun bestaan vonden. Thans, dewyl de Natie de meeste haarer plantagien verlooren heeft, en wel 5/8 van haare byzondere leden in Paramaribo woonen, is dit vlek byna eene woestyn, in zo verre, dat 'er geen andere inwooners zyn dan 22 arme huisgezinnen en 49 huizen, zynde alle de overigen onder voet gevallen, wegens 't onvermogen van derzelver meesters omze te herstellen. Deeze arme lieden, ten getale van 100 of 120 persoonen, die 'er thans nog woonen, hadden voor deezen hun bestaan van de koopmanschap, dieze dreeven met de Officiers en Soldaaten van het Kordon, welken zy alles leverden watze noodig hadden, tegen den gewoonen prys van Paramaribo; maar dewyl 'er, ongelukkiglyk, thans veele mededingers zyn, die deeze koopmanschap met het krygsvolk dryven, bevinden de arme inwooners van de Sanvanne zich in zo deerniswaardig eenen toestand, dat, op den eenen of anderen tyd, dit vlek, ongetwyffeld, geheel en al staat verlaaten te worden. Daar ondertusschen de Synagoge en de Vryheid, die men 'er geniet, de Jooden aan deeze plaats verkleefd doen blyven; ontbreekt het 'er in de Herfstmaand van ieder jaar aan geen volk, dat dan, ter vieringe van het Loverhutten Feest, daar samenvloeit, somwylen tot 200 en 250 persoonen, gekomen van Paramaribo en de plantagien, die als dan alle de huizen vervullen. In deeze maand ontbreekt het 'er ook niet aan eene groote menigte Christenen, die als dan deeze plaats insgelyks ko- | |
[pagina 48]
| |
men bezoeken, en zich verlustigen met den weg van 't Kordon te bewandelen: en niet tegenstaande den beklaagenswaardigen toestand der Natie, over het geheel, geeft men 'er als dan evenwel kleine danspartytjes en andere vreugde bedryven, die, voor den tyd van vier weeken, deeze plaats tot een aangenaam verblyf maaken. Dewyl, daarenboven, de lucht, die men 'er inademt, volgens eene standvastige ondervindinge, de gezondste van de geheele Kolonie is, en de Savanne, behalven dat, de eenige wykplaats is, daar men alle mogelyke vryheid geniet, om naar zyn eigen zin en welgevallen te leeven, zo wordt dezelve, ten tyde van het feest, druk bezocht; doch daarna is het 'er alles wederom doodsch en treurig. Deeze plaats, over 't geheel beschouwd zynde, levert niet te min verscheiden eenvoudige schoonheden der natuur op, die wel verdienen, dat menze met oplettendheid gade sla. De mengeling van allerhande groene kruiden, waarmede de weiden pronken, en de boomtjes van onderscheiden soorten, die bloemen en vruchten van verschillende kleuren draagen, en waarmede de grond van wit zand als bezaaid is; de twee valleien, die ter zyden van den berg liggen, en die wederom, aan beide kanten, twee andere bergen zo wit als sneeuw voor het oog ontdekken; het gezigt der Synagoge en des vleks ten westen, en van den weg des Kordons ten oosten, zich in eene rechte linie vyf uuren gaans noordwaaards, in het hellen der bergen en 't gezigt der rivier, uitstrekkende; met daar by, ten zuiden, het groen van een bosch, dat in grootte niet te bepaalen valt; leveren zo aangenaam een gezigt op, dat de vreemdelingen, onder anderen de Heer Malouet, algemeen Opzigter van Kayenne, die dit alles in 1776, met oplettendheid heeft opgemerkt, getroffen zyn geworden, dat de natuur, in haare spaarzaamheid, deeze anders onvruchtbaare plaats, zo fraai heeft weeten te versieren. | |
[pagina 49]
| |
Wy waren verpligt ons, misschien wat al te breed, over de beschryving van de Savanne uittelaaten, om dat wy hebben opgemerkt, dat van alle schryvers, die over Suriname geschreeven hebben, niemand zich verwaardigd heeft, om daarvan iets van belang te melden. 't Was genoeg voor deeze schryvers, daarvan maar alleen, en als in 't voorby gaan, te zeggen, dat het een groot vlek der Jooden is. Wat de luchtsgesteldheid der Kolonie, over het geheel, betreft; deeze is, sedert dat men door het toemaaken van groote streeken lands op de plantagien en naby de rivieren, aan de winden een' vryen loop heeft gegeeven, de gezondste van de gansche kust van Guyane. De hitte zou 'er van Oogstmaand tot half Slagtmaand onverdraaglyk zyn, zo dezelve niet gemaatigd wierd door een' Noordwesten wind, die 'er bykans gestadig waait van Hooimaand tot in Slagtmaand. Ook is de lucht 'er bevragt met veele wolken, die de hitte der zonne maatigen, en zo wel veele als overvloedige regens uitstorten: en als dan schieten de winden nu en dan naar het Zuidoosten. De dagen en nachten zyn 'er, bykans 't geheele jaar door, even lang: alleen in Hooimaand tot aan half Oogstmaand bespeurt men, dat de dagen 25 of 30 minuuten langer zyn dan de nachten. De vier getyden des jaars, die men in Europa waarneemt, zyn niet merkbaar in Suriname: wy rekenen wel onze Lente af van Louwmaand, die gestaadiglyk verandert, tot in Lentemaand; den Winter van Grasmaand af tot in Wiedemaand; den Zomer van Hooimaand af tot in Oogstmaand; en den Herfst van Herfstmaand tot in Slagtmaand, en somwylen tot in Wintermaand, waarin de regens beginnen; maar deeze getyden zyn zodanig gemengd van warmte en koude in de uchtendstonden, en van regens, winden en brandenden zonneschyn, dat de getyden zich onder elkanderen verwarren, zonder iet | |
[pagina 50]
| |
merkbaars te hebben, waar door zy zich laaten onderscheiden. De ziekten, die 'er het meest heerschen, zyn Zinkingen en Kinkhoest, waar door, inzonderheid onder de kinders, groote verwoesting wordt aangericht; Koortsen van allerlei soort, en wel voornaamelyk van eenen galachtigen aart; Waterzugt, Miltontsteeking, Roodeloop, en alle die, welke uit de Venusziekten voortkomen, en misschien oorzaak zyn van eene soort van Lazery, die ongelukkiglyk in Suriname onder de Blanken en Negers begint te heerschen. De kinders hebben 'er veel te lyden van de wormen, en de nieuwsgeboorenen der Negers van de tetanos, waar door, op de plantagien, eene ontzaglyke menigte wordt weggerukt, in weerwil van alle de proeven, die men gedaan heeft, om 'er een middel tegen uit te vinden. Midlerwyl heeft men 'er, niet tegenstaande deeze kwaalen, geene besmettelyke ziekte hoegenaamd, dan alleen, nu en dan, de Roode loop op de Plantagien, waar door evenwel geringe verwoesting wordt aangerecht, in evenredigheid met andere plaatsen van Amerika, daar zich deeze ziekte eens heeft geopenbaard. In tegendeel laaten alle ziekten 'er zich gemakkelyker en spoediger geneezen dan op eenige andere plaats; doch daarentegen kost de herstelling 'er zeer groote zorge en moeite, en misschien ook nog maar alleen daarom, dat een goede leevensregel 'er doorgaans te weinig wordt in acht genomen. De bewooners zyn zindelyk, sterk en driftig: zy begaan niet zelden buitenspoorigheden, die ziekten ten gevolge hebben, en bezitten geen geduld genoeg om zich aan eenen goeden leevensregel te houden, noch om de rust in acht te neemen, die zy noodig hebben, om niet, na hunne ziekten, aan 't kwynen te raaken. By de Christenen doen 't menigvuldig gebruik van sterke dranken, en de geringe kennis, die zy in 't algemeen bezitten, om, tot geneezing hunner ziekten, voor af te doen gaan | |
[pagina 51]
| |
het gebruik der eenvoudige geneesmiddelen des lands en die uit vreemde gewesten zyn ingevoerd, eer zy hunne toevlugt tot de Geneesmeesters of Negers neemen, hen, by 't minste toeval van ontsteeking of galachtigheid, eerder bezwyken dan de Jooden, die hunne gewoone handelwyze bestendig onderhouden, weinig wyn en heete dranken gebruiken, en 's middags veel vruchten en konfituuren nuttigen, hoewel zy veel meer gebruik maaken van olie, vet, speceryen en peper in groote menigte dan hunne andere medebewooners. De ingeboorenen der Kolonie zyn, over 't algemeen, van eene ryzige en voortreffelyke gestalte; behoudende de verwe van 't gelaat eenige overblyfzelen van de kleur des lands, dat hen heeft zien gebooren worden. Nimmer vindt men 'er gebulten, kreupelen, of andere mismaakten van lichaam, hoedanigen men in Europa zo menigmaal ontmoet. De schoone sexe inzonderheid onderscheidt 'er zich op eene zeer voordeelige wyze, voornaamelyk by de Jooden, waarvan de Duitsche, zo door haare leevendige en glansige verwe, die de schoonheid haarer sexe uitmaakt, als door haare flonkerende oogen, den eersten rang bekleeden. Het eenige, dat deeze vrouwen ontbreekt, om voor de aanzienlykste vrouwen van Europa niet te wyken, is de opvoeding en kennis der groote wereld. Door gebrek nu van dat alles, wat men noodig heeft, om de ziel van een gezelschap uit te maaken, door onkunde der taalen, die haar berooft van die leevendige verkeering, van dat aangenaam gesnap, zo natuurlyk eigen aan de sexe, en daarenboven geduuriglyk klappende in 't Neger-Engelsch en omringd zynde van Negerinnen, zo zyn de vrouwen en jonge dogters, in 't algemeen gesproken, ondanks haare schoonheid, zo bevreesd en bedremmeld, wanneer zy zich in een gezelschap bevinden, dat uit eenige haar onbekende lieden bestaat, dat men kan zeggen, dat zy bykans hetzelfde zyn als de on- | |
[pagina 52]
| |
bezielde schilderyen, die tot versiering van de wanden haarer vertrekken dienen. Midlerwyl vergeeten zy de natuurlyke neiging der vrouwen voor den opschik niet, noch iets van 't geene ter vermeerderinge van haare schoonheid strekken kan. De mannen zyn 'er bykans gelyk als overal elders; evenwel met dat onderscheid, dat zy, op hun 12 of 14 jaar, reeds de begaafdheid kennen om huns gelyken voort te brengen, en dezelve ook van dien tyd af met de grootste drift te werke stellen. Deeze haatelyke wanorder komt nergens anders uit voort, dan uit de al te groote gemeenschap met de Negers, en uit de al te geringe zorge, die men in de huizen der ouderen draagt, om zich, in de tegenwoordigheid der kinderen, in te houden. De al te vrye gesprekken, die 'er, in hunne tegenwoordigheid, gehouden worden, en strekken om de vleeschlyke lusten aan te prikkelen, zyn 'er de oorzaak van. Het strekt ons evenwel tot vermaak, te konnen zeggen, dat dergelyke misslagen, in 't algemeen gesproken, by de Portugeesche Jooden niet zo gemeen zyn als wel by de anderen; voornaamelyk ten aanzien der dogteren, waaromtrent geen de minste vryheid van verkeeringe in de huizen haarer ouderen plaats heeft: want de eerste zorge der Moeders bestaat daar in, dat zyze nooit by de Negerinnen alleen laaten, en nimmer van huis gaan zonder zich door haare dogters te doen vergezellen. Aan deeze gestadige zorgen en duurzaame poogingen heeft men het dan ook alleen toe te schryven, dat de kinders der Portugeesche Jooden in Suriname aan hunne Ouders sterker verkleefd zyn dan op eenige andere plaats. ‘Eene leevendigheid van Geest, eene zonderlinge doordringendheid, eene vlugheid om allerlei denkbeelden te vatten, enze met vuur voor te draagen; het vermogen van samenbinding, gevoegd by de bekwaamheid van waarneemen; eene gelukkige ver- | |
[pagina 53]
| |
menging van alle de hoedanigheden van den Geest en van karakter, die den mensch bekwaam maaken tot de allergrootste zaaken’, zyn het onderscheidend karakter der Kreoolen in 't algemeen, volgens den Heer Abt. Raynal tom. 6 p. 168 enz. en deeze beschryving, een weinigje gemaatigd zynde, is zeer toepasselyk op de Surinamers in 't algemeen; maar wat die vuurige verbeeldings kracht betreft, welke hy 'er verder in opmerkt, en welke geen bedwang verdraagen kan, maakt die, met verlof van den Heer Abt Raynal, hen niet onbekwaam tot alle naauwkeurige weetenschappen, en tot alles wat niet anders dan door kracht van studien en overdenkingen te verkrygen valt? zelfs de muziek, deeze goddelyke konst, die 't gevoelig hart van den mensch treft en bekoort, werd door geen' Kreool ooit in zo verre geleerd, dat hy den naam van Muzikant kon draagen: want reeds van den beginne af voor 't hoofd gestooten, door de overeenstemminge der nooten en de evenredigheid der klanken, dienende om 'er naauwkeurige en zoetluidende zangstukken van te maaken, laaten zy hunne lessen dan eens vaaren, en keeren 'er daarna wederom toe te rug, doch altyd met sprongen. Het danssen en andere lichaams oeffeningen zyn de dingen, daar zy zich het langst aan weeten te houden. In de digtkunde en andere deelen der fraaie letteren, die, by gevolg, hunnen leevendigen en schitterenden geest behoorden te vermaaken, maaken zy maar alleen gestadige sprongen, even als de vogels op eenen boom, die van den eenen tak op den anderen huppelen. Zou men, in gevolge van deeze gebreken van onstandvastigheid van geest, niet wel in verzoeking konnen raaken om te gelooven, dat de Kreoolen, in 't algemeen, geene vriendschap kennen, en geen ding weeten te waardeeren, dan alleen dat geene, waardoor hun smaak kan getroffen worden? En dat zy, reeds van den beginne aan afgeschrikt zynde van eenige onder- | |
[pagina 54]
| |
neemingen, noodzaakelyk verwaand en wispeltuurig moeten zyn? ondertusschen is het onbetwistbaàr, dat zy herbergzaam en edelmoedig zyn. Zy beminnen 't goud; doch zy aanbidden 't niet, en het is maar alleen om het te verteeren, en zelfs om 'er geschenken van te doen, dat zy liefhebbers van het geld zynGa naar voetnoot(r). |
|