Vondelingskens(1926)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Idylle Toen kwam er een zuchtje van 't Zuiden gewaaid En blies door heur zonnedoek, rood en doorzaaid Met pek-zwarte stipjes. Hij klapperd' en wapperde boven de haag, Het windeke flodderde omhoog en omlaag Z'n tipjes. Heur donzige krullekens kroezelden vrij; Heur fonk'lende kijkerkens loechen naar mij, - Twee blauwende blinkers; - Ik zag door de blâren heur heldere jak En 'k hoorde van klompen het klikkergeklak Op klinkers... Plots klonk er een stemmeke boven de haag Dat zong er een liedeke, lijzekens-traag, Van simpele dingen...; De kruiwagen knerste van pieperdepiep... Terwijl zij, al kruiende en lachende liep Te zingen... Opééns zweeg het wielke... Ze giegelde 't uit!... Ze wuifde..., ze knikte... Was 't wijzeken uit Van 't oud-Vlaamsche lieke? Och, neen!... maar een maaier, bezweet en bezond, Riep ginder in 't koren, de hand aan den mond: ‘Dag Mieke!’ Vorige Volgende