Vondelingskens(1926)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Najaarsvensterke Tusschen 't naakte, rood geraamte Van een wilde wijngaardrank, Hing 'n scheefgezakte venster In den gevel, blauwig blank. Op den grauw-arduinen rijchel, Hier en daar vergroend van mos, Lagen enk'le wingerdblâren, Dronken van d'oktoberblos. Onder 't venster, waar het muurke Door den tijd gebersten was, Stonden triestig te verdrogen, Uitgeblomde dahlia's. Een verneuteld vrouwke schikte 't Wit-en-rood geblokt gordijn; 't Was..., alsof heur rimpels zegden ‘'t Zal 'ne kwaaie Winter zijn’... Vorige Volgende