Vondelingskens(1926)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Drij Blommen Zeg, kerels en kent ge dat stekelig kruid Der distels? - Dat roeit er geen sterveling uit! 't Is 't kruid van de wegen, 't is 't kruid van de gracht; Maar zacht is de blomme, die paars er op lacht! Zoo groei onuitroeibaar de struik van uw taal Met blommen van dons en met blàren van staal... 'k Had geren wat zachters voor Vlaanderen gekozen, En 'k weene... Maar 'k vond er geen rozen, Geen ééne... Gij volk van verlangen, dat zingt en schalmeit Hoog boven uw armoe, hoog boven den tijd; Dat lijdend en lachend ons Vlaanderen lieft, Al heeft men er immer uw harte gegriefd, M'n ziel heeft in stilte u een blomme gewijd, Die, rood van illuzie, in 't wilde gedijt; De vonken van Vlaanderens korens en klavers, Die 'k noeme: Scharlaken papavers, Uw roeme! [pagina 45] [p. 45] Papavers... uw droomen, en distels... de daad! Ge moogt ze niet scheiden! O Zaait er hun zaad Op Vlaanderens wegen, al zijn ze beslijkt, Tot boven ons gouwen een regenboog prijkt! Het mag u niet deren, wat laf men u zegt; Wij weten uw liefde, uw lijden, uw recht! We lieven ons kerels, de stoeren, de koenen De trouwen, Wij, Vlaamsche pioenen.. Wij, vrouwen! Vorige Volgende