Vondelingskens(1926)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Aan 't verre Dorpken Waar de hei te bloeien staat Speelde ik ééns als kind; 'k Lachte en zong er, vroeg en laat Stoeide er met den wind. Och, 'k en wist geen leed, geen zucht, Vlocht maar erica's; Boven mij hing heel de lucht Vol lobelia's... Waar de hei te bloeien staat, Knielde ik, liefste mijn 's Avonds, in m'n nachtgewaad Vóór m'n beddekijn; 'k Bad, dat ge me lieven mocht, Jongen van m'n ziel, Want m'n ziele de uwe zocht Wijl er de avond viel. Waar de hei te bloeien staat, - 'k Wist geen woorden toen, - Bloeide er op m'n jong gelaat De éérste liefdezoen; [pagina 39] [p. 39] Zachtjes over 't dorpekijn Zong wat avondwind: ‘Gauw zult ge vergeten zijn, Blond idylle-kind.’ Waar de hei te bloeien staat, Slapen liefde en wee; 't Lied, dat door de bloemkens gaat, Zingt m'n ziele mee...; 't Leven lokt en liegt en lacht: ‘Kom..., mijn weg is breed!’ Heidebloemkens zingen zacht: ‘Kind, vergeet..., vergeet...’ Vorige Volgende