Vondelingskens(1926)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Rozen Wijl door d'enge, kale kamer Zachtekens de scheem'ring gleed, Lagen dicht bij mij wat rozen Als een lachje door m'n leed..., Buiten zongen winde-lied'ren Langs m'n oude vensternis: ‘Zalig is 't, een ziel te vinden, Die aan 't schoon verbonden is.’ Innig vroeg ik aan den hemel, Ik, die zelf uw ziele zocht, Aan den hemel..., aan die rozen, Dat ik u vergeten mocht... Gij, een kind van 't vrije leven, Waar men kust en lieft en lacht; Ik, alleenig bij wat rozen, Die 'k mag zoenen vóór den nacht. [pagina 17] [p. 17] Zóó, m'n lippen op die bloemen Bleef ik toeven innig-lank, Tot m'n hoofd zich nedervlijde Op de marm'ren vensterbank... Dààr, op 't zelfde kleine plekje Waar 'k zoo vaak gelaten bad... Schreid' ik bitter bij die rozen, Die 'k van u gekregen had... Vorige Volgende