Schaduw(1929)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Gebed XXI Laat mij door donkren grond van menschenharten ruw en teer sturen den blinke-ploeg van mijn geestdrift, Heer, en door de scherpe, trage eg van wijs beleid breken de klonters, dat de akker open leit effen, gereed voor zachten val van zaad, dat uit mijn droom en mijn twee handen gaat geharde korrels, maar van kiemkracht groot. Heer, maak mij zaaier op de velden van den nood. En is de zaaimaand om, die stil-mystieke tijd, laat er geen korrelken ontheven en verspreid, Heer, op der winden wispelturigheid; die speelt er mee en gaat ijl-zingend heen en strooit mijn zaaisel op sterielen steen. [pagina 37] [p. 37] Zwoegt nu de landman, spaar mij geenen last; welt hij met zwaren rol zijn zaden vast, Heer, leg ook op mijn pand de zaden stil, geef mij d'arduinen wel van sterken wil. Maar als voor Baafmistijd de oogst is ingehaald en heb ik 't arbeidsloon met eigen kracht betaald, zend dan naar mijn erven met duizend korven uit, uw zingend' englenschaar; laat ze bij donker dragen den oogst van gansch het jaar. De volle, blonde garven voor liefde's dagelijksch brood; de fruiten van erbarmen over de pleinen van versteenden nood. Op 't koortsig woelen der wroeters zoekend naar U, naar vrêe, van West tot Oost, Heer, laat uw engelen persen over hun dorst de druiven van mijn troost. [pagina 38] [p. 38] Over de misdaad en 't wanzijn, door U alleen verstaan die niet keert uw gelaat, dat uwe gulden rei van serafijnen strooien van mijn mild oordeel 't zonnebloemenzaad. En keert uw laatste engel dien laatsten keer voorbij mijn naakte schuren met leege korven weer, dan zal ik voor zijn oogen ontroerd staan als een kind en sprakeloos van love, knielend in 't wegelgrint, plots leggen in de korven mijn hart, als laatste fruit: 't is berstens-rijp van liefde. Draag het mijn boomgaard uit. Breekt er dan uit mijn oogen zaligheidzware traan dat door geen hoovaardij dees weelde zij belogen en laat mij ingetogen mee met uw engel gaan. Vorige Volgende