Op zachte vooizekens(1923)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Nachtwake Ik voel mijn ziel een klein gehucht Van nachtelijke landen...; In 't simpel huizeke van mijn hart Staat nog een lamp te branden. Ik toeve bij heur koopren schijn Zoo tusschen waak en droomen, Lijk jonge vrouw heur liefste wacht, Die laat naar huis moet komen. Nogtans, 'k en wacht geen lieveling, 'k En wete geen beminde, Die, langs dit land van duisternis, Naar mij den weg zou vinden, 'k Wou, dat een moede zwerver kwam, Die dankbaar naar me lachte En 't huizeke van mijn herte nam, Om veilig te vernachten. De alkove staat voor hem bereid, De wassen keers ontstoken, Ik heb mijn sober avond-brood Voor hem in twee gebroken. [pagina 35] [p. 35] En trage komt door mijn gedacht Een schoon gebed gerezen! Daar is maar ééne rust op aard: Voor iemand goed te wezen. Maar alles blijft op 't ver gehucht Zoo stil gelijk tevoren...; ................ Ik weet in 't huis van menig hert Brandt vaak de lamp verloren. Vorige Volgende