Op zachte vooizekens(1923)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Reinhilde sliep Heur oogen gingen langzaam toe...; Het was of 'n blad van een bloemeke viel Op bei de vensterkens, blauw en subtiel, Van hare ziel. Heur hoofd lag, als een eglantien, In goudige schaduw van kroezelkens blond, En reê voor woordekens, die ze niet vond, Zóó was heur mond. Daar hing een anemoon van 't veld Met zilveren speld op haar kleedeke vast: Schoon roerde heur adem dien teêr-lichten last Van broos albast. Een vaag vermoeden van geluk Heel lichtekens over heur mondeke liep...; Wellicht om 'n stemme, die ‘lieveke’ riep...; Reinhilde sliep... Vorige Volgende