| |
| |
| |
Muziek
Toen Letje negen jaar was, moest ze, net als de kinderen van de vrienden van Mama en Papa, piano leeren spelen. Ze kreeg daarvoor, op dien negenden verjaardag, behalve de dringende vermaning nu vooral nooit meer nageltjes te bijten, een wijze zwarte tasch, als een groote enveloppe van leer, met, op de plaats van het adres, zilveren letters, die krulden en zwierden van den eenen hoek naar den anderen en schreven - Letje had het eerst niet kunnen lezen - musique.
Toen ze het eenmaal wist, vertelde ze het aan Marie, de dienstbode, die het prachtig vond, en later op den middag aan Oma. En ze was er zoo heelemaal van vervuld, dat het present van Oma langer in het dichtgelakt doosje bleef dan Oma, heimelijk, lief was.
‘Voel, Oma’ danste Letje, terwijl ze Oma's vinger als een griffel omklemd, voerde langs de zilveren kronkelpaden ‘je kan het voelen, daar staat: muziek!’
Oma keek, met één afdwalend oog naar het wach- | |
| |
tende eigen-pakje, en bewonderde met halve stem, zoodat Mama, die al tweemaal gekucht had, zakelijk herinneren moest: ‘En wat zou Oma nu wel voor ons bedorven kind hebben meegebracht?’
Toen, nadat de jarige, zonder de tasch aan haar arm los te laten, van inspanning blazend het gelakt touwtje had bepeuterd, tot Papa met zijn zakmes te hulp schoot, terwijl Oma, afgewend, of het haar niet raakte, met veel bedrijvigheid haar handschoenen in het zwarte mofhol propte, toen rolde uit de zachte hulsels van wit satijnig vloeipapier een beeldig doosje, vól vergeet-mij-niet. Het dekseltje draaide eraf. Rose watten!
‘O,’ zuchtte Letje, heel hoog.... ‘iets van zilver!’
Oma straalde nu.
De watjes vlogen als rose schuimpjes over het flu-weelen tafelkleed. Mama greep nog net de tasch, die anders gevallen zou zijn.
Nog meer watjes.... wéér een wit papiertje....
En toen gaf Letje haast een gil: 't Was iets van goud!
In de stilte van verrassing en innige voldoening wisten ze geen woorden! Letje's vingers sprongen om het doosje, om de watjes en papiertjes, wipten het dingetje: een ring, een gouden ring met een steentje, er uit! Eén vinger, de dikke middelste, piepte er door.... het paste.... precies! Daar zat het, bovenop het steentje, doorschijnend rood als een drupsje.
Verbluft lei Letje haar getooide hand, plat met stijfgesloten vingers, vóór Oma tusschen de watjes op het donkere tafelkleed. Over het diepgebogen kinder- | |
| |
hoofd voerden de oogen van grootmoeder, moeder en vader een feestelijk gesprek.
Er was geur van bloemen en taartjes en de lamp maakte Letje's haar met het vlechtje net zoo goud als den nieuwen ring....
‘Wel, wel!’ hoofdschudde eindelijk Mama, ‘die Oma!’
Letje draaide het ringetje, wrong er haar duim in, keek, stil-lachend op haar Mama, die wel-wel had gezucht en nu knipte met één oog, beduidde....
‘Dank u wel, Oma,’ ging Letje met toegespitst mondje, vochtig op Oma's warme wang.
Oma pakte het kind, knuffelde het!
Wat een verjaardag was dat!
's Avonds, toen Letje ging slapen, hield ze het ringetje aan. Dat pronkte aan haar rechter hand boven dek, een rood vonkje in de golvenzee van witte lakens. Ze poogde stuursche Marie, die haar naar bed bracht, aan de praat te houden, om het zoo lang mogelijk te kunnen zien in het flikkerend kaarslicht, dat met Marie kwam, en ging.
‘'t Is grenaat,’ wist Marie, afdoende.
En ze dacht nog lang aan het geheimzinnige, dat deze dag haar beloofd had: de pianoles.
Reusachtig leek in haar onvaste verbeelding de zwarte piano in het salon, die ze maar eenmaal had open gezien, toen tante Lize bij hen logeerde.
Wat een leven maakte toen de piano! Letje's dikke
| |
| |
vingers, zoet gespreid op de koelen zoom, pal onder haar kin, lichtten zich moeilijk, een voor een, muiszacht. Zóó deden tante Lize's vingers in de piano, op al de witte dingen, en op de zwarte, die konden bewegen.
Ze speelde en peinsde, hoe langer hoe zwaarder peinsde ze.
Den volgenden morgen, heel vroeg al, haalde ze de tasch in bed.
Woensdagmiddag daarop zou Letje met Mama gaan naar de mevrouw, die piano-lessen gaf aan de kinderen van Mama en Papa's vrienden. Het was een teleurstelling, dat de tasch niet dadelijk mee mocht. Haast even erg als haar verdriet om het nieuwe ringetje, dat haar dien morgen in de hoofdrekenles, toen ze het met spuug zat op te poetsen, door juffrouw Ras was afgenomen.
Niets had ze begrepen van de volgende les zóó ontdaan bleef ze, turend op haar kale vingers en innig begaan met het verloren granaatje, dat nu, zoo maar tusschen de dubbeltjes, zat in juffrouw Ras' porte-monnaie! En dóódelijk beangst voor de boosheid straks thuis. Voor het mogelijk gevolg, dat ze het ringetje nooit meer op school zou mogen dragen! Terwijl Annie en Dina en Betsy toch al betwijfelden of ze het wel heusch gekregen had, die leelijke Dina maar volhield: ‘'t Is een oud van je Moe, dat je 's aan mag.’
| |
| |
In de gang was ze al vast beginnen te huilen, en toen wist ze nog niet eens het vreeselijkste: dat Oma toevallig dien dag bij hen koffiedrinken zou, Oma zelf.
Letje rook, terwijl ze schreiend binnen kwam, Oma's koperen stoof-met-een-lichtje, en ze zag haar dadelijk, op Papa's stoel, tegenover de deur. Zoodat Oma Letje ook dadelijk zag, en aankeek.
O, toen was ze nog veel harder gaan huilen. Zonder zakdoek, want die was haar met het ringetje door juffrouw Ras ontnomen. Die lag in het krijtlaadje van het tafeltje voor de klas.
Het was een vreeselijk gezicht zooals Letje huilde zonder zakdoek en met een overvloed van tranen, die wangen, kin, en blouse overdropen.
Oma schrok ervan en Mama, die boterhammen sneed, hield het mes in de lucht en het brood op de plank.
Want wat moest ze dáár nu van denken! En hoe bezwaarlijk viel 't Letje het ongeval, tusschen alle lange en korte snikken in, en juist nu Oma er bij zat, duidelijk te vertellen.
Ze bekwam, toen Mama háár zakdoek afstond. Dat hielp wel. Zóó raakte ze eindelijk de kern der ellende: dat juffrouw Ras nu het ringetje had, in haar portemonnaie, in haar zak, het niet terug wou geven vóór morgenochtend....
‘Spook!’ schokte Letje, heelemaal Oma's tegenwoordigheid vergetend.
Oma sprak niet, maar ze zat afkeurend en alsof
| |
| |
haar een zware slag getroffen had. En Mama sprak eerst ook niet en sneed bedroefd voort aan de boterhammen. Die vielen van het groote brood, geleidelijk plak op plak. Het mes zaagde de stilte.
Oma's stoof róók.
Dit alles duurde zóó lang tot Letje, na haar rijkelijk verdriet, geen tranen meer had, droog-voortsnikte, niet wist wat nu verder te beginnen, en in deze benardheid maar een doelloos balletje wrong van Mama's natten zakdoek.
Oma bukte naar haar stoof....
‘Ja, ik geloof ook....’ snoof Mama, ‘die gaat uit.... ik zal bellen....’
Nadat Marie de stoof gehaald had, kwam het eindelijk:
‘Foei!’ zei Mama tegen Letje.
Meer niet.
Toen gaf Letje den zakdoek terug, sloop op haar teenen naar haar plaats en ging bedeesd zitten op den hoogen stoel voor haar leege bord, de berooide hand verscholen in haar schoot. Maar Oma, alsof ze door de tafel heen zag wat daar ontbrak, treurde, met ingenomenheid haar present gedenkend: ‘dat mooie ringetje.’
‘'t Is heel ondeugend,’ vond Mama streng, en zocht een treffender verwijt.
Ze had dit nog niet gevonden toen Papa, welgemoed, want onbewust van het huiselijk leed en de aanwezigheid van Marie, die juist de stoof terug bracht, belette de oogenblikkelijke openbaring, thuis
| |
| |
kwam, Oma kuste, plaats nam, rondkeek en allengs de verslagenheid speurde.
En toen, dat was het allerergste, moest Letje van het begin tot het eind nog eens weer uitleggen, terwijl Oma en Mama het hinderlijk al wisten, hoe juffrouw Ras haar het mooie ringetje had afhandig gemaakt.
Ze had weer nieuwe tranen. Dat was wel verlichtend.
Papa deed veel boozer alléén dan Mama en Oma samen.
De wafels, ter eere van Oma, smaakten niemand.
Na zooveel rampspoed had Letje met geen woord meer over de tasch durven zeuren. 't Zou toch niet geholpen hebben.
Onderweg naar de piano-mevrouw - Mama, onvermurwd nog, sprak weinig en liep snel, Letje met glanzend gezicht van het herhaaldelijk wasschen om, op raad van Marie, de sporen der tranen te wisschen, volgde bedrukt, - kwamen ze juffrouw Ras tegen. Ze groette heel vriendelijk, en Mama ook. Maar Letje niet.
Ze dacht aan juffrouw Ras' zak. Of het er nog in zou zitten? En ze wenschte, dat de piano-mevrouw niet zoo streng zou zijn als die nare Ras. Het lachte haar al iets minder toe dan op den gemoedelijken verjaardag om piano te leeren spelen.
En 's morgens, in de zenuwachtigheid der noodlottige hoofdrekenles, had ze al haar nagels weer af- | |
| |
gebeten. Zelfs die mooie lange aan de rechtermiddel-vinger, gespaard, ter eere van den gouden tooi, al van haar verjaardag, was, na den schrikkelenden roof, gevallen in één hap. Daarmee liep ze, nu het bij de piano-mevrouw juist om haar vingers te doen zou zijn, bijzonder bezwaard. Ze voelde de gezwollen topjes branden in de kriebelige wol van haar handschoenen. Zéér deden ze.
Geen ring, geen tasch, geen nagels....
Letje's tranen stroomden opnieuw. Ze bleef een stap achter, nog een.... door den nevel harer volle oogen zag ze de straatsteenen glimmen en dansen! Mama's hooge hakken, zwart onder den grijzen waaierrok, driftig en beslist vooruit, ál verder. De rok werd mist, loste op....
Letje struikelde, deed opeens diep-voorover buigend met uitgerekten hals en puilende oogen een ontzaglijken stap! Ze viel nog niet, háást.
‘Hè kind,’ schrok Mama en de wolk van haar rok kwam snel aanwaaien: ‘kind toch!’
Bij een mageren boom stonden ze. Letje niet meer te bedaren - de voorbijgangers keken, zelfs een hondje keek - Mama, blozend, bukte recht-van-rug in haar knieën, vischte tusschen vinger en duim de matrozenmuts uit een plas en drukte ze met afkeerig gebaar heur kind op het hoofd. Het lint als een zwart vlagje boven Letje's oor. Zij streek de langste haar-pieken om haar roode oorschelpen, plakte, klemde ze er achter, zóó. En knorde onderwijl, zacht en verlegen om het malle gesnik middenop straat - alle
| |
| |
menschen lachten - en veegde, veegde, boende het behuilde gezicht, overlangs, overdwars, heelemaal in het rond, of het één glad vlak was zonder neus.
Daarna liepen ze voort. Mama, die niet op kon houden Letje's zonderlinge gedragingen van dien dag mistroostig te laken, hield haar nu bij de hand, trok. Terwijl Letje's rijglaarzen in draf de driftige hooge hakjes moeilijk bijbleven en ze zuchtte en pufte en telkens met de vrije linkerhandschoen overgeschoten tranen stelpen moest.
Zoo kwamen ze in de stille straten, die alle op elkaar geleken en Mama las hardop de hooge bordjes af, tot ze den naam uit haar gedachten gevonden had. En toen begon ze nummers te tellen en deze afleiding verzachtte Letje's lot.
Vóór 27 stonden ze, knikten tegelijk, dat was 't.
De bel, waarop Mama met onmiddellijk en beslist gebaar drukte, klonk als de bel aan het huis van den tandarts.
‘Ik vind 't niks prettig,’ fluisterde Letje.
Een stuursche meid, zonder muts, een soort slordige Marie, deed open, liep dadelijk in de smalle gang met haar volle gewicht tegen de eerste zijdeur links zonder den knop te keeren. Het slot sprong.... Ze viel binnen, trok met één scheven ruk een stoel van het karpet naar de linoleum ruimte, vroeg in de vaart Mama's naam, stoof weg. Flap sloeg de deur, doch piepte langzaam weer open....
In de koude kamer, met ramen, mat door dicht-witte moesgordijnen, lichtgebloemd behang en ge- | |
| |
sloten grijze deuren in den achterwand, ging Mama, afwachtend, zitten als op een eiland, op den aangeboden stoel. Terwijl Letje staan bleef op het groen karpetje, tegen de tafelpunt. Achter de deuren klonk, kling klang, muziek! Daartusschen ver-murmelend gepraat en het hooge gesjilp van een lustige kanarie.
Letje, gespannen, wees naar die deuren, zwijgend nog met open mond. Haar hoofd vól gedachten.
Zulke muziek zou ze nu ook leeren maken.
Maar eerst moest ze voor die vreemde mevrouw, ja wát? Ze schoof al dichter naar Mama. Mama en zij tenminste samen voor de vreemde mevrouw.... Kling, klang, kling....
‘Is 't een wijsje?’ ademde Letje, in bevende verwachting vattend Mama's mantelmouw, al Mama's boosheid vergetend.
Mama hád ook al weer haar gewone gezicht, lachte tegen Letje: ‘Mooi hé!’
‘Net als van tante Lize, toen die keer....’
Bij die muzikale herinnering betrok Mama's gezicht, want met tante Lize was het niet geheel meer in den haak.
Maar dat raakte natuurlijk Letje niet.
Boem, boem! bromde het achter de deuren.
Meteen weken ze, met gerol als donder. En terwijl Letje achteruit schrikte en Mama vriendelijk rees, kwam in een streep nieuw licht de mevrouw stil knikkend binnen. Een kleine, dikke mevrouw. Achter haar schoot iets weg, het kon een kind zijn geweest of een poes.
| |
| |
Wat ze verder zagen was enkel piano. Een kolossale piano, wel drie maal die van thuis uit het salon. Maar veel lager, deze. De heele kamer vulde ze.
Letje, innig beklemd, vestigde haar kraal-ronde oogen beurtelings op de kleine mevrouw, de groote piano, en op Mama, die met strakken rug en breekbaar middel een hoed vol veeren naar de andere dame boog. Deze had in het geheel geen middel, dalende schouders en een hoofdje zonder ooren, leek 't wel, in een kapje van glad blond haar, dat aan weerszijden uit de scheiding kabbelde naar achter in den blooten hals, dan weer opwentelde tot de kruin, en daar stond als een styf torentje, dat er los leek op gezet. Zij sprak zacht en inschikkelijk en liet terwijl zij, wat verzakt, de bezoekster kantig plaats nam, deze ongestoord en in den breede verhalen: ‘....Ja, ziet u, we vonden, mijn man en ik, dat het nu tijd werd - zoo heel jong moet je een kind niet met muzieklessen achtervolgen - maar nu ze - verleden week was ze jarig - negen jaar is geworden..’
‘Dat is ongeveer de leeftijd waarop ze allemáál beginnen,’ begreep de onderwijzeres.
‘Juist dat wilden wij ook, net als de anderen.’ Letje luisterde al met geruster hart, opnieuw herinnerd aan den troost heur wordend lot met anderen te zullen deelen, en haar moeder vond, dat de pianodame, welke haar trouwens zeer was aanbevolen, een gunstigen indruk maakte: bescheiden en bevattelijk.
‘Mevrouw Wilkens,’ prees ze, om wie eere toe- | |
| |
kwam dan ook eere te geven ‘en mevrouw de Berg hebben u vooral gerecommandeerd.’
De kleine mevrouw stond even op om de deur te sluiten.
‘En mevrouw van der Werf roemde u zoo, zei dat haar Emilietje énorme vorderingen maakte.’
Ook de suitedeuren schoof ze dicht tegen het onbescheiden gefluit der kanarie, dat de welwillende bezoekster dreigde te overstemmen.
‘Jeantje Hofman heb ik hooren spelen, op haar Papa's verjaardag, een.... een stukje.... ja de naam.... maar dat was werkelijk snoezig.’
En in de stilte, die op dezen lof volgde, meende zij een der factoren van dit gelukkig debuut te hebben ontdekt: ‘'t Is dan ook een beeldig meisje, en zoo lief gekleed.’
De gelauwerde vond het genoeg, vraag zakelijk:
‘Is uw dochtertje muzikaal?’
‘Ik.... ik zou het u eigenlijk niet kunnen zeggen.’
‘O, doet u niet aan muziek?’
‘Neen, tot mijn spijt.’
‘Uw man misschien?’
‘Ook niet.... maar....’
‘O.’
‘Maar mijn man's zuster, die was.... is bijzonder....’
Mama, op dit oogenblik, onder deze omstandigheden, waardeerde uitermate tante Lize's muzikale nagedachtenis, al was het dan ook niet geheel meer in den haak.
| |
| |
Mevrouw echter stelde in Mama's man's begaafde zuster minder belang, en keek met bezorgdheid naar het, aan haar handschoenen plukkend, dochtertje, dat begon te lachen van schroom en van angst om de gesneuvelde nagels. Aanstonds zouden haar vingers...
‘Zoo.... en vindt je het prettig hier op les te komen?’
‘Ja,’ knikte Mama's veeren-hoed.
‘Ja, mevrouw,’ herhaalde Letje, behoorlijk met twee woorden.
‘Ben je nogal een ijverige leerlinge?’
(Ik weet niet).... antwoordden Letje's schouders.
‘Op schóól, bedoel ik. In welke klas zit je?’
‘Derde, mevrouw.’
‘Zoo. Bij juffrouw Ras zeker?’
Hemel! die kenden elkaar!
‘Ja, mevrouw.’
‘Zeker altijd heel zoet, niet?’
Zou mevrouw 't al weten van het ringetje! Zou Ras? O, schandelijk!
‘Dat laat wel eens wat te wenschen, mevrouw,’ bekende Mama, eerlijk en deftig voor Letje. Meteen stond ze op, maakte aan deze pijnlijkheid een gelukkig einde.
Nog even gefluister.... een ietsje gêne....
‘Liever een half uur.’
‘Best mevrouw. Dan.... Dinsdag en Vrijdag van half een tot een.
‘Heel goed. Hoor je het, Let, mevrouw wacht je Dinsdag om half een.’
| |
| |
‘Hoe heet je?’ vroeg mevrouw, die den naam langs haar gepantserd oor had hooren glijden.
‘Aletta,’ antwoordde wéér Mama voor haar beurt.
Toen volgde het afscheid.
‘Dag Aletta,’ zei mevrouw correct, ‘tot Dinsdag.’
Het werd een wisseling van ‘Mevrouw's’ tot aan de voordeur, die de eene buigend opende, de andere buigend door ging. Zwijgend er achter het kind.
Dat was maar wat blij over den goeden afloop: heelemaal de handschoenen niet uit gehad!
Bij de eerste les, Dinsdag, had Letje het ringetje, terug van Ras, warm uit haar portemonnaietje, aan. En de nagels waren een fraai randje gegroeid. Nu zou het er op aan komen!
Grootsch liep ze, met de tasch, waarin een schoon blad papier vol nauwe lijntjes; net als de telegraafdraden. Dit had mevrouw zoo besteld. Onderin rolde het nieuwe potlood, door Marie griezelig spits geslepen. Het leek Letje of een ieder haar het gewichtig doel dezer wandeling en de sierlijke bijzonderheden, daarmede in verband, aanzag.
De tasch slingerde tusschen haar pedante beenen, een scherpe nikkelen hoek beprikte haar kous.
Het was helder weer, een orgel kwam een zijstraat uitrijden, stond stil, de man er achter draaide het wiel.... en hoepla, daar klonk 't! Alle meiden liepen uit, de heele straat vol blauw katoenen meiden, vol zon en vol muziek. Dat was pas muziek!
| |
| |
Het maakte Letje overblij. Ze vervolgde haar weg in de pas-van-drie.
Mevrouw liet juist een andere leerling uit en haalde meteen de nieuwe in. Een geheel andere mevrouw scheen ze haar nu. Veel jonger en ook veel liever dan toen Mama met haar sprak. Zij hielp met het goed-af-doen, het beige manteltje, 't witte bontje met de staartjes, de matrozen-muts, en de wanten, bewonderde de tasch en treurde mee over Marie's prachtige punt die, onder in de duistere leegte der tasch, was afgeknapt. 't Kwam van de pas-van-drie verklaarde Letje, berouwvol. Achter in de gang stond de keukendeur wijd open, daarbinnen zag ze twee vechtende kleine jongens en de stuursche meid van den vorigen keer, die tusschenbeiden schoot met hevige gebaren.
‘Jongens, jongens, jongens!!’ gilde mevrouw en 't was of de gang meegilde ‘laat 't dan toch!’ En toen dat niet hielp, liep ze in een vaartje, in de fladdering van haar wijde schort, met roffelende voeten over de looper van zeildoek de keuken in.... pats! en nogmaals pats!
Ze stonden even beteuterd vóór ze losbraken in geschrei. En welk een geschrei!
Het torentje op haar hoofd rechtzettend, kwam de moeder terug, duwde Letje de achterkamer in. Deze was in de hitte des gevechts schier vergeten waarvoor ze kwam, doch als bracht de geweldige piano haar tot bezinning...zoodra ze daar binnen achter de gesloten deur alleen stond tegenover het dagenlang
| |
| |
gevreesde.... ja, toen begon ze wel weer te beven.
Maar er gebeurde niet veel. Eerst vertelde mevrouw over ‘noten’ en ‘sleutels’ en over de beide kindertjes, die nu met iets op gierende wielen door de gang renden en botsten en telkens vielen. Na elken slag sprong mevrouw op, de kamer uit, naar de plaats des onheils, om te troosten, te sussen, te kussen.... want in den grond waren ze toch zoo lief.... en liet Letje staan in de kamer, naast de nog immer geheimzinnig dichte piano, voor het zwarte bord vol lijnen en balletjes waar ze niets van begreep.
Prrr, floot de kanarie.
Daarna, lachend en wat verwaaid terugkeerend, deed mevrouw leuke verhalen van Joop en Jaasje, hoe ze speelden, hoe ze vochten, en hoe ze vielen; en Letje, die geen broertje had en er zoo graag een wou hebben, luisterde met groote oogen. En eindelijk moesten ze binnenkomen, elk een vuil handje aan ‘Aletta’ geven.
Joop, de oudste, rukte onverwijld op den vleugel aan, dien hij vaardig openklepte, en betrommelde met zijn ellebogen, met heel zijn rood tricot lijfje de baszijde, terwijl Jaasje zich klampte aan het deurtje der overvolle muziekkast en met opgetrokken knietjes plezierig heen en weer zwierde.
De scharnieren piepten, de kanarie, hoog in zijn kooi voor het raam naar een vierkant tuintje, floot schel op langen adem....
En mevrouw moest toch zóó lachen.
En opeens, met een vreeselijken slag, Jaasje's voet
| |
| |
zeilde er tegen aan, viel het bord van den ezel. Niemand was gekwetst. Maar Jaasje, die wederom door moederlijke hand getuchtigd, de wind voelde suizen om zijn wijd uitstaande ooren, luchtte deze nieuwe smart in een geschreeuw, dat weinig menschelijks meer had.
Toen Joop en Jaasje ten slotte weer bij het paard op wielen in de gang terug waren gebracht, sloeg het juist één uur en mocht Letje naar huis.
‘Dag mevrouw.’
‘Dag Aletta.’
Ze moest over het rood rimpelend buikje van Joop, die op de mat lag, heenstappen om de voordeur te bereiken.
Op een drafje liep ze, uit honger naar de boterhammen, een met vleesch en een met koek. Daar zag ze het huis al. Ja, en daar wachtte Mama voor het raam en wuifde. Mama, die hunkerde te vernemen hoe het gegaan was. Ze voorkwam de bel, haalde het kind feestelijk binnen.
Nauwkeurig moest Letje toen, eerst al in de gang aan Mama, en later aan Papa, en nog later aan Oma, verslag doen van deze eerste les.
En dat was nu juist niet gemakkelijk.
‘De een heette Joop,’ zei Letje, ‘en de ander Jaasje.’
Bij de tweede les zaten de broeders veilig in de voorkamer blokkentorens te bouwen en om te gooien.
| |
| |
En mevrouw sloot de tusschendeuren deugdelijk met een knipje.
Over de vogelkooi hing een theedoek. En de vleugel ging open, als het nijlpaard dat zijn tanden laat zien. Nu zal 't gebeuren, dacht Letje.
Doch dien middag kwam er juist bezoek. Weer een mama, net als de mama van Letje, om mevrouw te spreken over haar dochtertje, van Letje's leeftijd.
De meid, met zorgelijk gezicht om de kamerdeur, kondigde haar aan als een onheil: ‘ja, ze staat op de mat, waar moet ik ze anders laten?’
‘Wel vóór! Of neen, och die kinderen!’
Open snorden de suitedeuren, mevrouw greep Jaasje bij een arm, wenkte Joop, de meid zamelde blokken in haar schort: ‘Gauw, Joop, raap op, kom mee!’
Doch op dat oogenblik wierp een nieuw plan in mevrouw's onrustig brein het oude weer om: ‘Laat maar, laat maar, wuifden haar handen.
Jaasje werd teruggeduwd, als hagelsteenen rolden de gezamelde blokken uit het maagdelijk schort, en eer ze het recht begreep stond nu beduusde Letje op het donkerblauw linoleum, tusschen de grijze suitedeuren, het bloemig behang en de witte moes-gordijnen der beblokte voorkamer. Ze raakte er op vertrouwelijken voet met Joop en Jaasje, en ook wel met de onvriendelijke meid.
Met hun vieren bouwden ze een groot huis.
Tusschen de tweede en de derde les - het waren
| |
| |
lessen van een rijksdaalder in het uur - viel juist het St. Nicolaasfeest. Letje had een heeleboel gekregen, o nog méér dan met haar verjaardag! en Joop en Jaasje óók een heeleboel. Nou, en eer dat over en weer allemaal verteld was! En bekeken! Bevoeld, beroken en wel eens eventjes belikt.
De locomotief, die je op kon eten, en de chocolade Piet, net als de echte Piet in een kooi, en de biggen van marsepein! En het witte mofje, dat Letje van Oma had gekregen en dat precies bij het bontje-van-verleden-jaar paste. Joop prees het zachte-vanbinnen en Jaasje aaide het vachtje met zijn handjes en met zijn wang.
En de locomotief kon gaan! Als je 'm in zijn buik draaide, zei Joop.
Dat deden ze toen net zoolang tot ze kapot was.
‘Och,’ lachte mevrouw, terwijl mijnheer, die op de noodkreten was toegesneld, tot afleiding en troost voor de piano ging zitten en een polka speelde: ‘Och, zoo na St. Nicolaas komt er van lesgeven niet veel....’
Toen volgde de Kerstvacantie en Oma die, op den eersten Kerstdag bij Letje's ouders te gast, na het eten, terwijl zij zich tot dutten schikte, vroeg of Letje al iets voor haar spelen kon? toonde met dit onthutsend verzoek al heel weinig doorzicht in het pianospel en zijn beoefening.
Maar na Nieuw-jaar. Op een zonnigen Dinsdag in de eerste dagen van Januari belandden inderdaad Letje's vingers, zonder nagels, want ze had ze er met
| |
| |
geen mogelijkheid zóó veel weken wachtens aan kunnen houden, op de toetsen. Eerst de rechter hand, toen de linker, de vingers beurt om beurt. Dat was een toer niet alle vingers tegelijk neer te drukken of buur met buur te laten vliegen. Letje hijgde van inspanning, er dauwden kraaltjes op haar neus, en nog lukte 't niet. Telkens moest mevrouw een ontsnapte terugduwen, een onwillige ophalen. Au! En eindelijk mocht het niet meer met losse duimen, maar, duimen-vast, o, au, terwijl de andere vingers elkaar na-strompelden, van rechts naar links en van links naar rechts, en toen zelfs niet meer volgens het rijtje....
Neen, die les was nu zoo prettig niet, maar bij het afscheid, zei mevrouw, dat Letje voortaan elken dag ‘oefeningen’ moest studeeren, tweemaal een kwartier en met deze belangwekkende opdracht kwam ze glunder thuis.
Maar ach, alle dingen veranderen van gedaante in de koele werkelijkheid.
Elken morgen vóór het ontbijt, van kwart over acht tot half negen, zat nu Letje in het salon, waar slechts op Zon- en feestdagen de groote haard brandde, te studeeren voor de piano. Van het draai-stoeltje zonder leuning was de eerste vreugde ras vervlogen en Mama had, nadat Letje, in de geestdrift der ontdekking, gedurende het gansche kwartier met haar voeten op de gouden voeten der piano, een georgel had verwekt, dat, allengs gezwollen tot een orkaan,
| |
| |
Mama van schrik uit de dekens wipte, ten strengste verboden ooit weer een pedaal te beroeren. Dientengevolge was nu Letje's spel minder belangwekkend en hingen haar te korte beenen, de stoofjes missend, doelloos te bengelen in de ruimte. En dan, het leek wel of de wind eruit woei bij het openen der klep, waren de toetsen, waarop haar blauwe vingers stram en treurig worstelden, koud als ijs, en zuchtend stroef na langdurige rust. Letje begreep, dat voor dit eene kwartier en het kwartier na vier, de prachtige open haard niet kon worden aangelegd. Zij stelde geen eischen en trachtte zich te schikken naar omstandigheden. Het bontje deed ze om en de nieuwe mof nam ze op haar schoot om de hand, die niet aan de beurt was, te ontdooien. Op een buitengewoon kouden dag, toen er ijs prikte in de spons en het slaapkamerraam, dik wit bebloemd, klemde in het korstig kozijn, trok ze haar mantel aan en wond de rood flanellen toet-sendekker, waarop tante Lize in het vreedzaam verleden de eerste maten van Beethoven's ‘Sonate pathétique’ had geborduurd, tot een muts om haar rozige ooren.
Zoo zat ze, barbaarsch getooid en deerniswekkend, in zacht-gelen kaarsschijn, haar neusje, dik, en vochtig als van een hondje, dicht bij de warme vlam, die door haar zwevenden adem scheen, te studeeren van c, d, e, f, g. En haar handen, met elk vier paarse putjes in bollen rug, de weeke teere topjes.... o neen, niet om van te reppen zóó koud. Of ze aan de toetsen zouden vriezen voor eeuwig! En stijf! c, d, e, g
| |
| |
werkten nog, maar f.... met geen mogelijkheid kon ze dien vreeselijken vierden vinger op f tot eenigerlei daad van beteekenis bewegen. Ze moest deze f overslaan, hoe noode ook. Want boven het salon, in het warme groote bed, lagen Mama en Papa, en hoorden elke ongerechtigheid. En ze wisten nauwkeurig hoeveel minuten er gingen in een kwartier.
Alleen des Zondags behoefde Letje niet te studeeren. Doch deze gunst was, met betrekking tot den juist andersom werkenden salonhaard, eer een averechtsche speling van het lot te noemen dan wel een geluk.
Papa voorspelde elken dag: dat het den volgenden zou dooien. En na veertien dagen had Papa het geraden.
Maar tegen zoo langdurigen rampspoed was Letje's liefde voor de kunst niet bestand gebleken, ze bekende, tot ontgoocheling van Mama, Papa en Oma, .... een hekel te hebben gekregen aan de piano!
Onmiddellijk, onder den verschen indruk dezer onverhoedsche mededeeling, besloot Mama Letje naar de eerstvolgende les te vergezellen om mevrouw over het verschijnsel te spreken.
Voor Letje No. 27 bereikt had, belde Mama reeds, driftig, want haar teleurstelling raakte, over het onwillige dochtertje heen, ook de mevrouw, die dan toch de lessen zóó moest geven, dat de muzikale kiemen groeiden, desnoods tegen de verdrukking in.
| |
| |
Mevrouw echter, even versuft na een wederom bliksemsnelle verwijdering van Joop en Jaasje, blokkendoos, en biggenstoet uit de vóórkamer naar de keuken, doch spoedig ter zake en onversaagd, deelde de verslagenheid niet.
‘Dat hebben ze allemaal,’ berustte ze. ‘Het dochtertje van mevrouw Wilkens en Annie de Berg en Jeantje Hofman ook.’
Nu, een beteren troost had ze al niet kunnen aanvoeren.
Letje's moeder, volkomen ontwapend, zag weer het lieve Jeantje, in haar beeldige witte jurk, spelend dat stukje - hoe heette het ook? - voor haar Papa's verjaardag, en de nederige veronderstelling: ‘Ziet u, we dachten, of ze soms niet muzikaal zou zijn....?’ ontsnapte haar meer in den verlichtenden zucht, dan met de bedoeling een beslissend vraagstuk op te lossen.
‘Zeker, is ze muzikaal,’ wist mevrouw, die nog nooit een leerling zonder muzikalen aanleg had getroffen, ‘als we maar eenmaal aan de stukjes toe zijn!’
Met April hád Letje haar eerste stukje!
Men was, tengevolge der gerezen moeilijkheden tusschen Mama en mevrouw eenerzijds, Letje anderzijds, sneller tot dezen stap overgegaan dan bij een strikt normaal geval. Ook in het belang van Grootmama, die den lOen Juni haar zestigsten verjaardag zou vieren. Allen leefden op in het vooruit- | |
| |
zicht, Oma bij die gelegenheid, al aan het ontbijt, met een stukje, exprès voor Oma, te laten hooren hoe ver Letje het dezen winter, alle elementen ten spijt, reeds gebracht had! En Letje werkte, met vingers en ellebogen, met ijver en ouderliefde op haar eerste stukje.
En ze beet er al haar nagels voor af, want ze had uitgevonden, dat het zonder nagels eigenlijk veel beter ging dan mét.
Het stukje telde vier notenbalken en heette: ‘Kind in der Fremde’, een titel die, vertaald, Letje tot tranen bewoog, doch ten slotte voor Oma als minder toepasselijk werd verworpen.
Na grondig overleg met de autoriteiten koos ten slotte Letje zelve tusschen: ‘Die letzte Rose’ en een ‘Marche militaire’, waarvan noch het een, noch het ander in verband met Oma het ideaal van toepasselijkheid naderde, tot de ‘Marche militaire’.
En Mama, zich plotseling herinnerend, dat dit nu het bewuste stukje voor Jeantje Hofman's jarigen Papa was geweest, toonde zich met de keuze zéér ingenomen.
Zoo vlijtig en eerlijk studeerde Letje, dat ze mevrouw, die weleens de taak van de eene leerlinge verwarde met de plichten eener andere, immer bereidwillig op het rechte spoor bracht:
‘Neen, mevrouw, die maten had u de vorige keer al opgegeven.’
| |
| |
‘Ja natuurlijk,’ zei dan mevrouw.
En eens was het gebeurd, dat mevrouw voor Oma, die de Marche militaire zou krijgen, het boek bij ‘Die letzte Rose’ opsloeg!
Van zóó een vergissing had Letje geen hoogte.
Gelukkig konden ze over elke maat wel een week doen, zoodat tegen het einde van Mei, alle maten een beurt hadden gehad en er waarlijk al iets militairs onder Letje's naarstige vingers begon te klinken.
Doch de laatste loodjes....
1 Juni ontfermde Mama zich, ten bate der muzikale verrichtingen, over Letje's handwerk voor Oma, een groen bestikt brillenhuis, dat anders niet àf kwam, en draafde Letje van school naar de piano en van de piano naar school. Daar, op haar schoot en, achter Annie de Berg's rug op den lessenaar, thuis aan weerszijden van haar bord aan tafel, bij Marie op het aanrecht en 's avonds op de lakens, overal speelde ze de Marche militaire!
Den 8en Juni waren Mama, Papa, mevrouw en Aletta onbillijk en boos van zenuwachtigheid en bleek het noodzakelijk den volgenden vrijen Zaterdagmiddag aan een extra les te offeren. Dit geschiedde onder tranen.
Doch daarna - mevrouw, en die wist 't, zei het zelf - vlotte het opeens voortreffelijk.
's Avonds fluisterde Letje in den nachtzoen: ‘Nu nog één nachtje: dan is 't.’
En tot Marie, hoewel deze weer bitter weinig belangstelde, noch in Oma, noch in den verjaardag, noch
| |
| |
in de Marche, overwoog ze: ‘Als we nu weer naar bed gaan, wéét Oma 't.’
Laat sliep ze in, en met de hanen werd ze al wakker, klaar wakker, zonder oogenwrijven. Ja, nu was 't! En nog wel, hoe een heerlijk toeval, op een Zondag, geen school! In een wip veerden haar rose voeten over den bedrand, krielden in het vachtje eronder, glibberden over het zeil naar de gordijnen.
Open! Een kiertje waar net haar neus door kon: Bleek en droog de leege straten, blauwig de hooge lucht, de vogels piepten: mooi weer!
Dat trof Oma!
Ze trok de spleet weer dicht, glibberde terug, dronk een slokje water, kroop weer in bed, in-vernoegd. Hé, lekker was nu het bed, het kuiltje van haar wang nog warm in het kussen. Met open oogen bleef ze liggen, 't kromme vlechtje langs haar hals, één peinzende lach haar heele gezicht. In haar ooren zong het: c, e, c, e, c, g....
Vandaag.... O! Als nu die weerspannige vierde vinger maar mee wou! Ze beefde om dien vinger, liet hem knappen onder de dekens.
Zou Oma 't mooi vinden?
Ze voelde de verantwoordelijkheid weer over zich vallen.
Haar gezicht verstrakte, de oogen staarden.... Boven het dek groeiden langzaam haar handjes, als varens uit den grond. De vingers ritselden: c, e, c, e, c, g.
| |
| |
Door de gordijnen drong al lichter het morgenlicht....
Klokslag zeven stond Letje op, trok wankelend op één, met de teenen in het kroezig kleedje geklemden, voet haar beste gaatjes-kousen aan, strak hoog-op, want geen rimpel mocht erin zakken, en daarna de schoenen met kraaltjes.
Ze had zich zelf gewasschen vóór Marie kwam helpen en poetste al tanden toen deze, groetend met ongewone mildheid en:
‘Wel gefeliciteerd met je Oma,’ binnentrad.
‘Dank je,’ knikte Letje deftig, familietrotsch om deze, haar zoo na betreffende gebeurtenis van den dag, terwijl ze den rood-bepoederden borstel terzijde legde en een rood-omspat mondje naar Marie keerde.
Marie veegde een druppel van Letje's kin, zocht het witrips haarlint uit de doos, en bezag, blazend in de witte pooten, de kam tegen het licht.
‘Kom Let, eerst je haar.’
Letje sloeg het kanten kapmanteltje om haar bloote schouders en nam gehoorzaam plaats op den stoel voor de spiegelkast, waaraan het gevonden lint vlagde.
Ze keek onverschillig, Marie, maar ze deed heimelijk bijzonder haar best terwijl zij Letje's haar kamde, glad borstelde en het, in plaats te vlechten als op een gewonen dag, langs de ooren in twee blessen opnam
| |
| |
en er het lint in strikte, met staande witte lussen, of er een duif op gevlogen was.
Behalve de nieuwe jurk, waarvoor Mama komen zou, droeg nu Letje alle bijzondere kleeren: de schoone onderjurk met borduursel strooken en het bloedkoralen kettinkje, voor feestelijke dagen keurig bewaard. Ze stak het ringetje aan haar vinger, bekommerde zich om geen nagels, want het doel heiligde hier de middelen - en begon allengs te gapen van het treuzelig wachten op Mama met de jurk.
‘En ik wou 't nog zoo graag 's spelen,’ huilde ze haast.
Marie, begaan, raadde dan zoo lang een schort met mouwen, die de onderjurk niet kreukte, aan te trekken en voorzichtig op de kraal-schoentjes naar beneden te gaan. Dat was een inval!
Weinig later genoten Mama en Papa, boven in bed, als een aubade, de Marche militaire. Ze luisterden met dubbele belangstelling en meenden dat het, misschien wat langzaam voor militairen, maar zeker vlug genoeg voor Oma, en stellig heel goed zou gaan.
Letje voelde ook voldoening. Vooral toen Mama, met de nieuwe jurk over haar arm, in het salon kwam om haar te halen voor het ontbijt en haar ook bewonderend prees.
‘En wat vindt Pa?’
‘Papa vindt het ook heel mooi.’
‘Nu Oma nog!’
Ze zouden in de huiskamer maar even de schort
| |
| |
tegen de jurk verwisselen. Of de bloemen er al zijn zouden? Neen nog niet.
En de klok viel tegen. Letje moest nadat Mama, o dood-voorzichtig, de neteldoeksche jurk over haar ingetrokken hoofd en armen-in-de-lucht, had laten zakken, onder het dichtknoopen de reepjes boterham vast verwerken.
Zie je! Daar hadt je het rijtuig al!
Waar de bloemen toch bleven? Marie moest maar gauw....
Daar kwam Papa ook binnen, kuste Mama om haar geluk te wenschen met den jaardag harer moeder. Mama, erkentelijk, wees met haar blijde oogen naar Letje-in-de-nieuwe-jurk.
Nu? vroegen ze. En Papa moest bekennen: 't was een mooie jurk. ‘Ze is precies eender,’ fluisterde Mama, die geen aanspraak maakte op oorspronkelijkheid: ‘precies. De juffrouw in de winkel wist nog hoe mevrouw Hofman, die van Jeantje had laten maken.’
‘De bloemen, och de bloemen,’ danste Letje, ‘en waar is 't stukje?’
Marie, gebeld, eerst naar het salon om de muziek, toen naar den bloemist.
Papa, staande, dronk gloeiende thee.
De keukenmeid werd ook geroepen om de cape te halen van boven, want het zou zonde zijn die kanten mouwen in een mantel te proppen.... ‘Pas op nou, Let, sta stil....’
Ze besloten vast naar het rijtuig te gaan.... Ha!
| |
| |
daar kwam Marie al terug, mèt den jongen, die de trommel droeg; hijgend allebei.
Niemand verstond het standje, dat Papa den jongen voor zijn patroon toeduwde, zóó uitbundig gilde Letje over de pracht van dezen boeket!
‘Lelietjes, haast allemaal lélietjes....’
‘Stil nu, Let.’
Papa en Mama achterin, Letje met de bloemen half onder de cape in de koestering harer liefdevolle armen: ‘Laten ze niet afgeven,’ waarschuwde de bezorgde moeder, op het voorbankje.
Papa, lijdzaam, hij had er den dag voor gezet, zat pal met het brillenhuis in de eene hand, het witte rolletje in de andere. Zoo reden ze, allengs zwijgend, en wel-bewust.
‘Wat bent u laat!’ berispte Oma's Truitje, die met de jaren zich stem in de familie-aangelegenheden had verworven: ‘Mevrouw is al lang op.’
‘De bloemen waren er niet,’ verontschuldigde Mama, fluisterend, want ze stonden nu in de vestibule, en Oma boven mocht niet hooren.... Hun vroege komst moest een verrassing blijven.
Dat bleef ze, altijd weer opnieuw: een verrassing, hoe vele verjaardagen Oma ook op deze zelfde wijze hadden verrast en hoe duidelijk en voorspellend ook op elken 10en Juni het rijtuig aanrolde in de stille straat en stopte voor het huis. Waarna de bescheiden bel juist tot Oma's slaapvertrek doorklonk....
| |
| |
Trui, als immer bekoord van het kind, wilde de cape afnemen, maar Mama duwde Letje zoo-als-zewas de kamer in.
Nóg meer bloemen geurden daar! De mand van de ooms en tantes van buiten de stad, en de mand van de meiden, net als elk jaar. En naast Oma's bord op de gedekte tafel het stapeltje brieven, die Letje placht te tellen. Het waren er weer vijf, en drie briefkaarten, en de kaartjes van de naaister en de werkvrouw.
Trui had al thee gezet, het zilveren potje in de open, stoomende ketel op de stoof.
Mama plaatste de bloemen in een vaas onder de lamp, want Letje, die moest spelen, kon nu niet, als andere jaren, Oma met den boeket tegemoet gaan. Het brillenhuis, zoo, precies in het midden, op Oma's bord.
De piano stond reeds open, daar had Trui, die wist van het geheim, voor gezorgd. Ook de bovenklep lang omgeslagen en al de familieportretten, die er in dichte drommen op glansden, rustten nu, rug aan rug, op de commode.
Letje nam onverwijld plaats, doch moest weer opstaan om béter te gaan zitten, op haar onderjurk, zoodat de neteldoeksche rok van plooitjes en kantjes in heur vollen omvang klokte rond het stoeltje. De hemelsblauwe strik breed uit. Daarboven, recht en wijd, de losse haren, even opwippend aan de punten.
‘Zit ik goed?’ beefde Letje, heur hangende voetjes pal-aaneen, de teenen gespitst. Telkens sprong het
| |
| |
stukje, onderweg onbedachtzaam gerold, weer in de oude krullen, viel om van den richel op Letje's koude, op c, d, e, f, g, in het gelid liggende vingers. Wat Papa ook terugrolde, streek....
‘In een boek leggen en er op gaan zitten,’ ried Trui.
Papa overwoog, deed het niet.
Eindelijk, zonder buitensporigheden, overwon men den natuurlijken weerstand, de Marche militaire stond!
‘Nu maar langzaam Let, en goed in de maat.’
‘Nu al?’
Er schoot nauwelijks hoorbaar geluid meer uit Letje's genepen keel.
‘Neen, wachten tot Oma.... onder aan de trap.... Papa zal om de deur kijken, zijn vinger opsteken als je moet beginnen.’ Papa vatte post, hield den vinger gereed.... Mama, nog even gauw, Oma kon dadelijk komen, zette de omgevallen witte lussen overeind op Letje's hoofd, kuste bemoedigend het gebogen gezicht, dat gloeide.
‘'t Schaap,’ fluisterde Trui.
Letje zuchtte diep, bewoog stilletjes boven f de vierde vinger.
‘Nu?’
‘Neen, kind.’
‘U kan de deur boven hooren kraken,’ wist Trui nog van een vorigen verjaardag. En na dezen wenk verliet ze langzaam, als alle jaren, doch dit jaar met extra moeilijke bescheidenheid, de vertrouwelijkheid
| |
| |
der geurige, feestelijk benauwende kamer. Doch bleef dralen in de gang.... om de muziek.
Door de deurreet kon Papa de groote trap juist zien.
‘Neen, nog niet.’
Och Letje zag niets meer, geen noten, geen letters. Ze beefde zóó verschrikkelijk.
Mama las voor de derde maal de briefkaarten uit het stapeltje naast Oma's bord, zonder den simpelen zin te vatten, want ze luisterde, luisterde....
Was dát de deur boven! Ze liep snel naar Letje, bleef achter haar....
Daar rees Papa's vinger.
‘Let, Let!’ schudde Mama.
Nu moest 't, nu....
‘C, e, c, e, c, g....’
't Ging.
Op den drempel stond Oma, het sleutelmandje aan den arm, haar gezicht tusschen lachen en schreien. Verbluft stond ze!
Achter haar, op de teenen zich rekkend, Trui. Trui's oogen vol tranen.
Met den vinger op de lippen waarschuwde Mama nu met geen woord dit toover-schoon te storen....
Papa week glimlachend terzijde om Oma voorbij te laten.
‘C, g, g, c.’
En langzaam, iets onzeker, op de hier wat snerpend, daar wat doffe - maar dat lag aan de piano -
| |
| |
tonen van de Marche militaire trad de jarige Oma de kamer in.
Drie paar innige oogen hingen aan Letje's krommen rug, aan haar beeldig jurkje, aan de duif op haar hoofd....
‘Och!’ zuchtte Oma, overvol.
De vierde vinger wou niet, maar enfin.... Er waren toetsen in Oma's oude piano, die nog maar kreunden, enkele die ganschelijk zwegen. Doch wie zag hier op een noot meer of minder!
Letje's handen gloeiden nu, klam, of ze kleefden.
‘Hoe vindt u 't,’ fluisterde Mama, die haar geluk niet houden kon.’
Oma knikte, knikte sprakeloos.
‘De jurk....’ fluisterde Mama weer.
Oma bleef knikken....
Ze zag, zonder bril, het lieve Letje als in nevelen, maar ze wist zich wel te verbeelden....
De bloemen geurden, het theewater zong, de zon scheen door de ruiten.
Héél jarig voelde Oma zich! En al dichter naderde zij Letje, onderscheidde nu beter, boog zich over het blond en wit van den kanten schouder en spiedde langs het bloote halsje met de bloedkraaltjes, die vielen in een rood boogje op haar borstje, zacht en plat, naar de gewichtige handjes.
Wat een moeilijk stuk al! Een inspanning voor het kind! Oma, bewogen, wenschte dat het nu maar volbracht zou zijn, had, hing het aan haar, Letje wel een paar maten willen schenken....
| |
| |
Mama, verlicht en stil-bedrijvig nu, vulde gedruischloos Oma's kopje met suiker, schonk de reeds te sterk afgetrokken thee.... Terwijl Papa de spreuk van den vorigen dag op den kalender las, en daarna behoedzaam het blaadje pelde.
Door de deurreet gluurden de meiden.
Letje's beenen begonnen te bewegen. Bijna klaar! Nog twee noten en dan die harde noot voor het slot.
Bom! sloeg ze.
Goddank.
Ze tuimelde van het stoeltje, onderscheidde eerst niets.... toen opeens Oma, stoof op Oma toe, gréép, haar hoofd diep-weg in Oma's ochtendjapon, en snikte....
Zóó heeft Letje, tot vreugde harer ouders, nog vele jaren zich geoefend in het pianospel. Van haar negende tot haar achttiende jaar.
Tot ondoorgrondelijke belooning van haar voortreffelijk geslaagd optreden met de ‘Marche militaire’ werden de lessen van een half uur in lessen van een uur verdubbeld.
Slechts tweemaal gedurende dezen muzikalen levensgang greep de natuur in en verschafte een kort soulaas: de eerste maal toen Letje de mazelen had, de tweede toen bij Joop en Jaasje het broertje werd gebracht, dat Letje zoo graag had gekregen.
En eens plukte ze inderdaad de vrucht van zooveel ernstigen arbeid. Op een dag, dat plotseling
| |
| |
tante Lize weer kwam, tante Lize, met een nieuwen oom, die óók piano kon spelen.
Papa en Mama vonden het niet mooi, zijn spel, maar Letje wel. En bij die gelegenheid mocht ze de blaadjes om slaan.
Voor drie data in het jaar leerde ze een omvangrijk en moeilijk stuk: voor de verjaardagen van Mama, Papa en Oma.
Toen Aletta achttien jaar was en net als de dochters van de vrienden van Mama en Papa op partijtjes werd genood, kon ze met vlugge vingers, stipt in de maat, pianissimo of fortissimo naar believen, en met een à twee pedalen: drie sonates, een ouverture, een intermezzo en vier ‘Lieder ohne Worte’ onberispelijk ten gehoore brengen.
Alleen.... muziek is 't nooit geworden.
|
|