De waardering van Gerbrand Adriaenszoon Bredero
(1960)–J.P. Naeff– Auteursrechtelijk beschermdJ.P. Naeff, De waardering van Gerbrand Adriaenszoon Bredero. J. Noorduijn en zoon, Gorinchem 1960
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: S. Ned. 52 6056
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De waardering van Gerbrand Adriaenszoon Bredero van J.P. Naeff uit 1960.
redactionele ingrepen
p. 175: op deze pagina is een kop toegevoegd tussen vierkante haken.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 2, 193, 194, 195 en 200) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (p. 1)]
DE WAARDERING VAN GERBRAND ADRIAENSZOON BREDERO
[pagina ongenummerd (p. 3)]
De waardering van Gerbrand Adriaenszoon Bredero
Proefschrift
TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN, OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNIFICUS
Mr J.V. Rijpperda Wierdsma, HOOGLERAAR IN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID.
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE TE VERDEDIGEN OP WOENSDAG 26 OKTOBER 1960 TE 16 UUR DOOR
Jan Paulus Naeff
GEBOREN TE Oegstgeest IN 1926
J. NOORDUIJN EN ZOON N.V. - GORINCHEM - 1960
[pagina ongenummerd (p. 4)]
PROMOTOR: Dr. P. MINDERAA
[pagina ongenummerd (p. 6)]
Inhoud
Hoofdstuk I: Inleiding | 7 |
Hoofdstuk II: ± 1615-1630 | 19 |
Hoofdstuk III: 1630-1680 | 27 |
Hoofdstuk IV: 1680-1730 | 37 |
Hoofdstuk V: 1730-1780 | 43 |
Hoofdstuk VI: 1780-1830 | 47 |
Hoofdstuk VII: 1830-1880 | 58 |
Hoofdstuk VIII: 1880-1930 | 76 |
Hoofdstuk IX: 1930-1950 | 117 |
Hoofdstuk X: De niet-wetenschappelijke waardering | 141 |
Zusammenfassung | 159 |
Chronologische litteratuurlijst | 165 |
Register van namen | 189 |
[pagina ongenummerd (p. 197)]
Stellingen
I
Het ritme ‘van den aanzwellenden geestdrift, die vanzelf een reactie van sterk retireerenden scepsis te voorschijn roept, om daarna als kalme en vrijwel stabiele overtuiging de meening van de toekomst te worden’, dat Molkenboer bij de waardering van Vondel en ‘alle ideële stroomingen’ onderkent, valt bij de waardering van Bredero niet waar te nemen.
(Lr. B.H. Molkenboer O.P.: Het rhythme van de Vondelwaardeering; Nijmegen, Utrecht 1933; blz. 3)
II
Van Duinkerkens kenschets van de grondslag van onderzoek naar het verloop van litteraire waardering (‘Alle waardering is vergissing, doch de som van die vergissingen is zekerheid’) is geen ‘ongewone paradox’, maar een mistekening.
(Anton van Duinkerken: Het tweede plan; Amsterdam 1945; blz. 7)
III
De waardering van Bredero is sterker beïnvloed door beoefenaren der kunst dan door beoefenaren der wetenschap.
IV
Ten onrechte is de romantische opvatting over Bredero het wijdst verbreid.
V
De huidige voorkeur voor de lyrische poëzie van Bredero boven de lyrische poëzie van Hooft berust voornamelijk op niet-litteraire overwegingen.
VI
Voor het beschrijven van de betekenis van een schrijver in de beschavingsgeschiedenis van zijn volk biedt de letterkundige geschiedschrijving onvoldoende materiaal.
[pagina ongenummerd (p. 198)]
VII
In ‘De Nederlandse auteur en zijn publiek’ richt Huygens bij de beschrijving van de moderne tijd te veel aandacht op de auteurs van de ‘lezersmassa’ van het grote publiek.
(Dr. G.W. Huygens: De Nederlandse auteur en zijn publiek; een sociologisch-litteraire studie over de ontwikkeling van het letterkundig leven in Nederland sedert de 18de eeuw; Amsterdam 1946; blz. 218)
VIII
De opvattingen der tachtigers waren in 1891 reeds in zo ruime kring aanvaard, dat het schrijven van Johan de Meester in de Nieuwe Rotterdamsche Courant niet als ‘vechten voor de beginselen van de Nieuwe Gids’, maar als populariseren dient te worden gekenschetst.
(Prof. Dr. F. Baur e.a.: Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden; Dl. IX: Prof. Dr. W.J.M.A. Asselbergs: Het tijdperk der vernieuwing van de Noordnederlandse letterkunde; 's-Hertogenbosch z.j.; blz. 392)
IX
Ten onrechte acht Colmjon de studentenlitteratuur van betekenis voor de voorgeschiedenis van de beweging van 1880. Deze litteratuur is echter bij uitstek van waarde voor de beschrijving van de waardering van de beweging van 1880, en is als zodanig veronachtzaamd.
(Gerben Colmjon: De oorsprongen van de renaissance der litteratuur in Nederland in het laatste kwart der negentiende eeuw; Arnhem 1947; Hoofdstuk X)
X
De roman ‘Letje’ weerspreekt de opvatting dat Top Naeff ‘onontkoombaar besloten binnen de ideologiën van (haar eigen) klasse’ zou zijn.
(A.H.M. Romein-Verschoor: Vrouwenspiegel; een literair-sociologische studie over de Nederlandse romanschrijfster; tweede druk; Amsterdam 1936; blz. 115)
XI
Het antwoord op de vraag: ‘Vertoont het werk van de gerijpte historicus Huizinga de sporen van zijn “Bildungserlebnis”?’ is zonder beschouwing van ‘Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw’ eenzijdig.
(J. Kamerbeek Jr.: Huizinga en de beweging van tachtig; Tijdschrift voor Geschiedenis; Jrg. LXVII; Groningen, Djakarta 1954; blz. 145 e.v.)
[pagina ongenummerd (p. 199)]
XII
Voor de ontwikkeling van het studentenslang is het streven der studenten ‘zich te onderscheiden van de “gewone” mensen en “ongemeen” te zijn’ van minder belang dan hun behoefte aan variatie in eigen taalgebruik.
(C.B. van Haeringen: Gedistingeerdheid in taal; De Nieuwe Taalgids; Jrg. XLII; Groningen, Batavia 1949; blz. 2)
XIII
Ten onrechte rangschikt Van Haeringen het genasaleerd spreken onder de ‘modieusheden, die nu eens niet uit Frankrijk komen’.
(C.B. van Haeringen: Gedistingeerdheid in taal; De Nieuwe Taalgids; Jrg. XLII; Groningen, Batavia 1949; blz. 6)
XIV
Coördinatie van het grammatica-onderwijs op de middelbare school is het meest gebaat bij elementair grammatica-onderwijs op de lagere school.
(Dr. I. van der Velde, Dra. U.J. Boersma, A. Vermeulen: Grammatica op de lagere school?; Losse Paedagogische Studiën; Groningen 1959)
XV
Voor het onderwijs in het Nederlands op de middelbare school is de vrije expressie in creatief spel van minder waarde dan de expressievormen die aan een tekst gebonden zijn.