¶ Van dat tweede deel der Inuentie,
Te wetene, die Narratie.
NArratie dat es een verhalinge, vertreckinge oft exponeringe vander sake oft cause die wij begonnen hebben. Ende dit gebuert in diuersche manieren. Te wetene, oft wij verhalen die cause ende gheschil tusschen ons ende ons wederpartije, oft wij verhalen exempelen, comparatien oft ghelijckenessen ten propooste dienende, oft wij verhalen die fayten, woorden manieren, affectien van eenighe persoonen, historien, die gheschiet zijn, oft fabelen, cluchten, argumenten, dat zijn versierde saken, die welcke niet gheschiet en zijn, maer souden moghen gheschieden, ghelijck dye argumenten vanden Esbatementen, en dierghelijcke.