Rhetorica, dye edele const van welsegghene
(1553)–Jan van Mussem– AuteursrechtvrijJan van Mussem, Rhetorica, dye edele const van welsegghene. Philips de Lens, Brussel 1553
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, signatuur: BHSL.RES.0431, scan van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Rhetorica, dye edele const van welsegghene van Jan van Mussem uit 1553.
redactionele ingrepen
fol. 12v: viremde → vreemde: ‘nyeuwe saken, oft vreremde saken, oft die den audituers selue’.
fol. 18v, 19r: ten behoeve van de leesbaarheid is de kop die begint onderaan fol. 18v in zijn geheel op fol. 19r geplaatst.
fol. 21v: ghelijckeewijs → ghelijckerwijs: ‘Want ghelijckerwijs dat het officie van eenen’.
fol. 24r: mogben → moghen: ‘ghelijckenessen die wij moghen by brenghen’.
fol. 26v: vulllen → vullen: ‘Wij hebben nv (so wij hopen) wel ende te vullen betooghet’.
fol. 26v: Innentie → Inuentie: ‘Als wij in deser manieren duer ons Inuentie al onse saken gheuonden’.
fol. 28r: rDie → Die: ‘Die derde maniere van causen Iudiciael’.
fol. 33v: accuseerderee → accuseerder: ‘den heesscher oft accuseerder grootelijcx mochte ghediffameert’.
fol. 34r: claerlijek → claerlijck: ‘Ende twelcke so claerlijck ghebleken es’.
fol. 35r, 36r, 38r, 39r: een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier aangevuld aan de hand van een herdruk uit 1607, exemplaar Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: OTM: OK 61-2519.
fol. 35v: verweeeder → verweerder, aeu → aen: ‘verweerder het fayt kent, ende aen hem neemt’.
fol. 35v, 36r: ten behoeve van de leesbaarheid is de kop die begint onderaan fol. 35v en doorloopt op fol. 36r in zijn geheel op deze pagina geplaatst.
fol. 36r: defrnderen → defenderen: ‘Maer wil hem met eenighe andere saken defenderen’.
fol. 39r: daeer → daer: ‘moghen weten oft nyet, daer naer oft hi’.
fol. 39v: uiet → niet: ‘voort oft hi niet en heeft moghen weten’.
fol. 47r: hatmen → datmen: ‘seer wel die welcke so scrijft, datmen wt sommige’.
fol. 57v: Grieckeu → Griecken: ‘Also segtmen dat die Griecken maecten een peert’
fol. 58r: gedestrueeet → gedestrueert.: ‘De Griecken hebben Troyen gedestrueert.’.
fol. 62r: een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier tussen vierkante haken aangegeven.
fol. 70r: Ooorconden → Oorconden: ‘ghemeene plaetse es: Oorconden. Daer op maect’.
fol. 72r: vandrn → vanden: ‘Dese ende deser ghelijcke plaetsen zijn vanden personen’.
fol. 72v: Ohelijck → Ghelijck: ‘Ghelijck als yemandt yet gheseyt soude hebben’.
fol. 78r: vergadeeinghe → vergaderinghe: ‘Consistorie, raetscamer, oft vergaderinghe’.
fol. 78v: Coutaminatie → Contaminatie: ‘Contaminatie, een beuleckinghe’.
fol. 79r: bedederuen → bederuen: ‘Destrueren, breken, bederuen’.
fol. 79v: liefdr → liefde: ‘Dilectie, liefde’.
fol. 79v: nederdruypingke → nederdruypinghe: ‘Distillatie, nederdruypinghe’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (91v) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
¶ Rhetorica dye edele Const van welsegghene. Ghenomen wt die oude vermaerdtste Rhetorisienen ende Orateuren, als Cicero, Quintilianus, ende meer andere. Nyet alleene goet, eerlijck ende oorboorlijck: maer ooc bouen alle dinghen nootsakelijc voor alle ionge Rhetorisienen Practisienen, Dichters, Procureurs, Tael lieden, Clercken, Notarissen, Aduocaten, Orateuren, ende generalijck voor alle menschen die eenighe materien oft causen, van wat saken dattet si, lichtelijc willen vinden, constelijc oordineren, crachtelijc, soetelijc, bequamelijc, ende oueruloedelijc wtspreken, Tsi by ghescrifte te stellene, oft verbalijck te vertooghene: met een verwonderinghe ende welbehaghen vanden ghenen die dat hooren sullen. Ouerghestelt wt den Latijne in gemeender Vlaemscher spraken. By M. Jan van Mussem, Residerende te Wormhout in Westulaenderen.
¶ Item noch een seer profitelijc Vocabilarius, van vreemde Termen, betooghende hoe men die spreken ende gebruycken sal.