Multatuli en zijn zoon. Brieven van Multatuli aan J. van der Hoeven
(1937)–Jan van der Hoeven, Multatuli– Auteursrecht onbekendXIIRotterdam, Woensdag (1880) (waarschijnlijk Januari) beste Van der Hoeven! Gister heb ik Uw bydrage voor Tandem wel, en in dank ontvangen! Ik was nl. niet - zooals m'n plan was - naar Amsterdam gegaan. Ik voelde my te zwak. Niet van 't reizen, maar ik wist dat ik aan den trein zou worden afgehaald en terstond zou moeten spreken. Daartegen zag ik erg op. Ik voel me ziek en de vereischte medicyn is: eenzaamheid! Maar zoover kan ik 't om velerlei oorzaken (nu te lang om uitteleggen) niet brengen. Ik smacht naar alleen-zyn. Niet in den zin dat ik 'n stille vrye kamer heb zooals hier by de hartelyke familie de HaasGa naar voetnoot2) die 't onmogelyke doet om me rust te geven, maar: alleen zyn, dagen weken, maanden achtereen. Geheel m'n leven, als 't kon. Alle aanraking met de wereld doet me pyn. Zondag wou ik | |
[pagina 25]
| |
wat wandelen om lucht te scheppen. Drie, viermalen op den weg wordende aangesproken door menschen die om 'n praatje verlegen waren, vluchtte ik zenuwachtig naar huis. Een paar keer heb ik, by U zynde, verzuimd U te zeggen hoe mal zeker plannetje dat ik had om U iets als uitgever te bezorgen, verydeld is. De ‘Adversaria’ die ik had willen laten byeenbrengen door den man die voor me leest en uittreksels maaktGa naar voetnoot1), zyn nadat ik z'n werk geprezen, en hem over m'n plan gesproken had, terstond in waarde verminderd! Zoo'n ondervinding heb ik meer opgedaan! Weinig menschen kunnen lof verdragen. Dan gaan ze terstond aan 't overdryven en loopen ‘uit hun roer’. 7/8 van wat ik na dien tyd van hem kreeg is onbruikbaar en 't overige - in één woord ik mag de zaak niet aanraden. Ook zònder aan uitgave te denken moet ik hem - en wel vandaag: ik heb er lang tegen op gezien! - schryven dat-i z'n yver wat matigt! Hy overstroomt me met gekopieerde voddery. Ik kan 't niet byhouden alles te lezen zelfs! En de op die manier oploopende briefport bezwaart me! Het smart me hem te moeten grieven, maar 't moet. Kerel, je ziet er niet goed uit. (Jy ook niet, zal je zeggen, maar dit was al sedert 30 jaar 't geval, en doet er niet toe.) Ik kom te Rotterdam terug voor m'n thuisreis en althans dit is de afspraak en 't voornemen. Ik erken dat ik liever naar huis wou, en misschien zal ik wel genoodzaakt zyn alle afspraak te breken. In godsnaam. Maar als ik te Rotterdam terugkom, wilde ik je gaarne eens spreken over je zaak en vooruitzichten. Meen niet dat ik ‘als schryver’ je helpen kan (O God, die schryvery is me zoo'n walg! Ook zyn er in Uw toestand en richting dingen die onvereenigbaar zyn met myn behoefte, met de eischen van myn toestand) maar als mensch en vriend geloof ik U wel van eenigen dienst te kunnen zyn. Ik heb iets principieels met U te behandelen. Ge kunt U niet voorstellen hoe 't my smart - ik zeg dit nu om Uwentwil - dat ge myn zoo duidelyke woorden omtrent Eduard hebt in den wind geslagen. Het stipt vasthouden aan ja is ja, neen is neen is 'n steun in 't leven. En ik ben zoo bang dat ge - - | |
[pagina 26]
| |
Geloof me, blyf flink en stipt. Dan slaat ge door alle moeielykheden heen. Ik moet nu m'n verdrietig briefje aan dien heer J. schryven. En hem 'n vry groote som zenden voor de briefport. Hy vraagt er niet om maar ik kan 't berekenen. En 't drukt me! Doch er moet nu 'n eind aan komen! Hartelyk gegroet tt Dek
M'n adres te Amsterdam is t/h Dr. ZürcherGa naar voetnoot1) Nieuwe Heerengr. 97 |
|