Multatuli en zijn zoon. Brieven van Multatuli aan J. van der Hoeven
(1937)–Jan van der Hoeven, Multatuli– Auteursrecht onbekendVGeisenheim a/R 23 Sept. 1879 Beste Van der Hoeven! Voor vele dagen reeds ontv. ik van Eduard (NB. p. briefkaart!) bericht dat hy z'n examen voor student niet had kunnen doen. Vraagt ge my of 't me verwonderde? Neen! Wie op z'n 12. jaar den professor uithangt, is als volwassen man niet in staat met schooljongetjes te concurreeren. Hoe dit zij, ik was er zeer verdrietig over, en stelde gedurig | |
[pagina 15]
| |
m'n antwoord uit, omdat ik geen kans zag m'n bitterheid intehouden. En dit is nog 't geval. Telkens nam ik me voor maar weinig over de zaak te zeggen, maar 't lukt niet my te bedwingen. Toch moet ik iets antwoorden. Vooral daar hy me vraagt ‘of ik hem assisteeren wil Officier van Gezondheid te worden?’ 't Is of-i me voor gek houdt. Ik had hem wel willen assisteeren om Chef van den Geneesk. dienst te worden, als hy maar begonnen was zichzelf te assisteeren in 't bekwaam worden voor schooljongen. Ge weet dat ik toen ik van hem het doorstaan van zoo'n admissie-examen vorderde (het was de conditie waarop ik hem die maandelyksche ondersteuningGa naar voetnoot1) gaf) dat ik niet juist stellig van plan was hem op de akademie te laten gaan. Dit wilde ik in beraad houden, vooral in overleg met U, en de mogelykheid eener plaatsing aan Uw Museum.Ga naar voetnoot2) M'n doel met dat Admissie-examen was slechts zeker te zijn dat hij niet leegliep en z'n tyd niet verdroomde. Juist daarom eischte ik schools leeren, iets als stipte gymnastiek na z'n wild zwerven. Maar de keus of-i nu al dan niet 'n akademie bezoeken moet, is me helaas bespaard gebleven. Afgekeurd voor schooljongen, want iets anders is zoo'n student niet! Dat hy in andere opzichten méér weet en meer ontwikkeld is dan anderen doet hier niet ter zake. Ik had de wanorde in z'n opleiding willen regelen, en in dat voornemen heeft hij me nu weer gedwarsboomd. Wat heeft-i dan toch in godsnaam gedurende al die maanden uitgevoerd? Hoe dit zij, ik ben er moe van. (Gy weet niet alles. Zeg dus niet te spoedig dat ik spoedig den moed opgeef. Eduard heeft me meer gekost dan ik gaarne vertel, omdat het te smartelyk is.) Ja, ik ben er moe van, en nu vraag ik U om raad. Ge zyt zeker in de gelegenheid geweest hem te bestudeeren. Wat | |
[pagina 16]
| |
moet ik doen? Begryp daarby dat ik alles behalve wèl ben, en met inspanning stryd tegen allerlei verdriet. Ik voel me suf en onmachtig, zoodat het arbeiden me zwaar valt. Herhaaldelyk had ik me tot het beantwoorden van Eduards lakonieke mededeeling gezet, en telkens verscheurde ik m'n brief, omdat ik inzag dat bitterheid niet helpt. En anders schryven kan ik niet! Den laatstverscheurden brief sluit ik hier in. Zie er uit hoe m'n stemming is. Wees zoo goed hem te zeggen dat ik hem niet schryf omdat ik niet anders dan zeer ontstemd schryven kan. Geef my eens raad, beste v.d.H. Misschien kunt gy dat, na de kennis die ge waarschynlyk van z'n karakter, bekwaamheden en levensbeschouwing (?) hebt opgedaan. Onder ons: in zyn geval ware ik liever in de Maas gesprongen dan op 25jarigen leeftyd m'n vader te schryven dat ik niet goed genoeg was voor student! 't Is schande! En dat wou voordrachten houden op 't Gen. kundig Congres!Ga naar voetnoot1) Wees hartelyk van my gegroet Uw liefh. Dek Ingesl. 10 gl. zyn voor de kapok die Eduard gezonden heeft. Ik kan hier in dit nest geen behoorlyke inkt krygen. |
|