Millioenen-studiën
(1872)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 363]
| |
Waarde in rekening.Toch bleek er spoedig dat ik minder alleen was, dan ik by het slot van 't vorig hoofdstuk meende. Een oud man met 'n vriendelyk gelaat, rigtte my op, en vroeg of ik veel verloren had? - Alles, zei ik. - Dat is zeer veel. Ge hadt niet moeten spelen. - Wie zegt u dat ik gespeeld heb. Juist anders-om. Ik ben de schryver van Millioenen-studiën, waarin ik zoo ernstig tegen het spel waarschuw door de aantooning dat alle systemen gekheid zyn. - En toch... alles verloren? | |
[pagina 364]
| |
- Ja. Ik verloor de hoop iets te weten te komen van den zamenhang tusschen oorzaak en gevolg. Ik heb dit noodig om niet te-gronde te gaan. - Met uw kostschool? - Kostschool? Hoe komt ge dááraan? - Ik meende dat ge schoolmeester waart, om al die kinderen van zoo-even. Ze spraken verstandig... - En ik zeg dat hond noch kat kan wys worden uit hun praatjes. - Honden en katten zyn niet zeer scherpzinnig. Ik begreep alles zeer goed. Met geld kan ik u niet bystaan, maar myn raad is tot uw dienst. Ik ken u eenigszins, en heb 'n schuld aan u...
Een schuld aan my? En dit kwam hyzelf me zoo trouwhartig vertellen? Die man moet in 'n museum!
Op-eens, hem goed aanziende: - Adolf! riep ik. Maar ik weet niets van 'n schuld aan my... - Ik heet Johann, zeide hy, en... Muller, of Meyer, of Schultze, zoo-als ge verkiest. Van beroep ben ik molenaar, metselaar, broodbakker... al wat ge wilt, als 't maar menschelyk is. Ik ben geboren in 't... Dillenburgsche. - Adolf! riep ik nog-eens. En... ter-zyde: houdt nog altyd die duvelary niet op? - Ik heet Johann... - Hebt ge niet vroeger gewoond... op, in, onder, den Sonnenberg? - Te Sonnenberg woonde in vroeger jaren 'n neef van me. - Op wien ge precies gelykt? - Dat kan wel wezen. Maar gy kunt hem niet gekend hebben... hy is dood, en zeer lang reeds. Zeg my eens, | |
[pagina 365]
| |
wat waren dat voor kinderen waarmee gy gewandeld hebt? - Meester... m'nheer, dat waren... gnomen. - Wat is dat? - Het woord beteekent: weter. Helaas, ik heb weinig van hen geleerd. - Dit zou dan uwe schuld zyn. Ze spraken duidelyk genoeg. Ik begryp niet hoe hun taal onbegrypelyk voor u was. Ben je misschien te... geleerd voor 't eenvoudige? Leer dan wat àf, en tracht intezien dat het geleidelyk voortbouwen op 'n stevigen logischen grondslag... - Maar... gy kunt niet oordeelen, omdat ge myn behoeften niet kent. - Zyn uwe wenschen billyk? - Ja. - 't Zou al heel zonderling wezen, indien de bevrediging van billyke wenschen niet kon bereikt worden langs geleidelyken weg. Zóó immers arbeidt ook de Natuur. Ze schept voortdurend iets nieuws door 'n oneindige afwisseling van zamenstelling, en elke nieuwe figuur die ze voortbrengt, is 'n noodzakelyk gevolg van de hoedanigheid der vorigen. Om dezen wenk te begrypen, is slechts noodig exacte toepassing der grondwaarheid... - Ja, ja, van de waarheid die me tot vervelens toe verkondigd werd onder den grond! Zeg me liever - als ge dan inderdaad... niet Adolf zyt - ik keek hem schuins aan - zeg me liever van-waar ge my kent? Leest ge misschien m'n Ideën? - God-bewaar-me. Ik lees nooit. Ik ben 'n praktisch man, die er z'n eigen ideën op nahoudt. En... wat m'n schuld aangaat, ik ben 'n oom van Staccata. Ge hebt haar lief behandeld in '56, toen ze nog niet gesetzt was als nu. Waarom wildet ge haar onlangs niet kennen? Ze had u graag de hand gedrukt... | |
[pagina 366]
| |
't Is waar ook. Ik herinnerde my nu eensklaps dat Staccata tot het klein getal meisjes behoorde, dat ik by-ongeluk onverleid heb gelaten. En haar oom scheen beter dan ik te weten wat ik op dien toren tot haar gesproken had...
De lezer herinnert zich dat ik by die gelegenheid leed aan 'n aanval van kiespyn.
- Maar dit is niet ons eenig punt van aanraking, ging... Johann voort. Ik heb u nog-eens gezien, by-nacht, 'n oogenblikje maar. Ook toen waart ge bezig iets opterigten dat op 't vallen stond...
Ja, ja, dacht ik. Zeker weer 'n kiespyn-historie. Want we zyn nu eenmaal zoo, dat we niet gaarne iets verkeerds nalaten, als 't eenigszins anders kan.
- Neen... kiespyn hadt ge niet... - Ik heb geen woord van kiespyn gesproken... - Zoo? Ik meende dat ge u beriept op 'n voorwendsel ter verontschuldiging van iets goeds. Dit behoeft niet. In '66 woonde ik aan den Ryn, tusschen Ehrenbreitstein en Lahnstein, niet ver van Pfaffendorf... - Heb ik u dáár gezien? - Neen, maar ik u wel. Ik bespiedde u, toen gy in die buurt eens 's avends laat bezig waart met schennis van de pruissische majesteit. Ik riep u uit den heg myner woning toe: waarde in rekening! Zeg me nu wat ik voor u doen kan? Er ging my 'n licht op By zekere zeer byzondere gelegenheid had ik inderdaad eens die zonderlinge woorden meenen te verstaan. En... alweer was àlles in àlles. M'n goedige nieuwe kennis roerde hier 'n punt aan, dat even | |
[pagina 367]
| |
als z'n trekken my herinnerde aan den Adolf uit m'n droom, of wat was het? Inderdaad, ik had eens in '66...
Ziehier de kleine historie, die tevens verklaart waarom ik zoo buitengewoon vriendelyk werd ontvangen in de onderwereld. O, scherpzinnige Fancy!
In den zomer van genoemd jaar woonde ik te Coblentz... als 't wonen heeten mag, het zwerven waartoe ik veroordeeld was door de laaghartigheid myner landgenooten. De oorlog brak uit, en ik was ooggetuige van 't binnenrukken der Pruisen in Nassau. Een deel der troepen trok van Ehrenbreitstein langs de dorpen Arzheim en Fachbach naar Ems. 'n Andere troep marcheerde langs den regter Rynoever, Pfaffendorf en 'n paar andere dorpen voorby, naar Lahnstein. Ik was meegegaan, om te helpen niet, maar om te zien hoe men in Europa 'n land verovert. In andere streken had ik zulke handgrepen meer dan eens aanschouwd. De zaak is zeer eenvoudig, en de moeite van 't beschrijven niet waard. Op-marsch passeerden wy den slangsgewys met blauw en geel - heraldisch gesproken: d'or - beschilderden paal, die door wapen en opschrift verkondigde dat daar 't gebied van Nassau 'n aanvang nam. Een onzer helden beging 't wapenfeit dien armen paal 'n stoot te geven met den kolf van z'n geweer. Natuurlyk: er was geen nassausch soldaat in de buurt. By zulke vechtzaken is gewoonlyk een der beide partyen afwezig, 't geen de taak der andere party allermakkelykst maakt. Nieder- en Ober-Lahnstein lieten zich - en alle andere nassausche plaatsen ook! - even geduldig stooten en stompen als die paal, en nemen zelfs! De lezer kent de geschiedenis. 't Deed me zeer. Om de Nassauers niet, maar om de arme dappere Pruisen die nooit 'n vyand te zien kregen. Dit is heel hard... zelfs voor krygskunstige generaals, die dan | |
[pagina 368]
| |
toch gaarne een lystje van gewonden inleveren, al zy 't dan maar van één op de duizend man die uren lang zoo onwrikbaar pal stonden in 'n kogelregen. In-weerwil van m'n innig medelyden met zulke generaals, voelde ik toch deernis met dien paal ook. Het stomme ding vertegenwoordigde iets... neen, zóó was het eigenlyk niet. Ikzelf houd niet van grenzen, en mag er geen party voor trekken... ‘Logos is geen Nassauer’ had Adolf gezegd. ... hoe minder grenzen, hoe beter! Maar toch, als men daar zoo ruw 'n symbool ziet mishandelen, dat sedert duizend jaar dierbaar was aan dertig geslachten... Hoe dit zy, sentimenteel of niet, ik was boos op dien dapperen soldaat. En... op de paar-duizend anderen die hoerah! riepen. De arme paal waggelde. Ik moet erkennen dat het ding podagreus was, en dat het weldra, ook zonder den soldaat die met z'n onverschrokkenheid de logische volgorde der zaken 'n beetje te-hulp kwam... Vergeef me, verstandige lezer, ik had eens in alle stilte dien paal weer over-eind gezet, en rond-om vast toegestampt met aarde. Was 't 'n fout? Was 't 'n deugd? Ik geef 't niet voor deugd. Maar wie 't 'n fout noemt, wordt uitgenoodigd zyn deugden te laten zien. Hoe dit zy, ik dééd het. En dit wist m'n nieuwe kennis, 'n Nassauer patriot, naar 't scheen. Want: waarde in rekening! had hy geroepen. - De paal is geheel verdwenen, zeide hy. Ze wordt... ergens bewaard. Men moet nooit oude grenspalen wegwerpen. Al wat geweest is, kan terugkomen, en veel er van zàl terugkomen. Uw poging baatte niemand of niets, maar gaf getuigenis van 'n aandoening die ik gaarne zie: waarde in rekening! Kan ik u van dienst zyn? Spreek vry uit. - Vooreerst wou ik gaarne de rekening van Herr Prell- | |
[pagina 369]
| |
mayer betaald zien. - Hoe hoog is die? Wees niet beschroomd, want ofschoon ikzelf geen geld heb... Dan helpt me z'n aanbod van hulp bitter weinig, dacht ik. En, verstoord, noemde ik 'n onmogelyke som... duizende millioenen. - Dan moet ge beginnen met 'n páar millioenen, zeide hy zeer kalm. Alle duizenden zyn van één af geteld. Het scheen z'n aandacht te ontgaan - misschien ook wilde hy niet bemerken - dat ik m'n eisch zoo buitensporig hoog stelde om lucht te geven aan wrevel. - Ja, ja, ging-i voort, de Prellmayers maken hooge rekeningen! Dit is hun vak. Welnu, betaal den man! Ik keerde my knorrig van hem af. Waarom my voor gek te houden. Wat beteekende zoo'n: waarde in rekening. - Hoor eens, zei ik, toen ik die paal stutte... - 't Ding was verrot. Het moest vallen. ... toen poogde ik de laatste levensdagen van dat symbool te verzoeten... - Juist! Als iemand die 't kussen van 'n stervende opschudt, al weet hy dat de arme drommel bezwyken zal. Daarom zei ik: waarde in rekening! ‘Zoo wat gy den minsten myner palen gedaan hebt... - Laat me met rust! riep ik. De Prellmayers maken 't me lastig genoeg. Is 't u misschien, als dien Graaf van zoo-even, om 'n maal eten te doen? Hebt gy gespeeld? - Neen. 'n Speler ben ik niet. Ik ben 'n denker. En... gedineerd hèb ik. Wees niet boos omdat ge my niet begrypt. Dit is myn schuld niet. - Maar... ook ik ben 'n denker. - Stel dan Prellmayer tevreden. - Ik begryp 't verband niet... - Dit is juist de fout. Uw pligt en roeping is wèl verband te begrypen, en de millioenen by elkaer te denken, | |
[pagina 370]
| |
die ge voor de Prellmayers noodig hebt. Een paard verdient den haver met schoften en pooten. Een koe haar gras met de melk die ze geeft. En gy, mensch, d.i. denk-dier, kunt en moet betalen met gedachten. - Maar, eilieve, sedert jaren schreef ik Ideën! Indien ik Franschman, Engelschman of Duitscher was, zou ik ryker zyn dan alle Prellmayers van de wereld. Maar Holland is 'n klein land, en kan z'n schryvers niet dan met moeite in 't leven houden. Men betaalt me niet het honderdste deel van wat in 't buitenland wordt genoten door schryvers van lager rang dan den mynen:Ga naar voetnoot(*) - Kàn dit anders? - Misschien niet. Maar diezelfde landgenooten hebben toch millioenen over, voor 'n oorlog welks oorzaken hun onbekend zyn Diezelfde landgenooten verspillen toch schatten in spoorwegen - viâ Amerika en Rusland - naar de maan. Dáárvoor schynt wèl geld in 't land te zyn! - Zulke domheden zyn hun eigen schade, en dat is hùn zaak. Denk gy uw eigen millioenen by elkaer. Gyzelf hebt gezegd: ‘wie denkt overwint!’ Overwin!
Was dàt de hulp die hy my toezei? En... van-waar in zyn mond dat aanhalen van 'n gezegde dat my behoorde? Hy die niet las, naar z'n zeggen. - Er moet 'n fout zyn in uw gedachtenloop, ging hy voort, 'n rekenfout. Zeg eens, waarmee hebt ge u den | |
[pagina 371]
| |
laatsten tyd bezig gehouden? - Zooveel de Prellmayers my toelieten, met... denken. - Wanneer ge goed gedacht hadt, zoudt ge nu myn hulp niet behoeven, en geen last hebben van de familie Prellmayer. Een denker is geen halfvergane grenspaal, die zich laat omwerpen door den eersten den besten die hem 'n stoot geeft! En wat deedt ge met uw gedachten? Hoe hebt gy ze aangewend, toegepast? Versjes aan de maan toch niet? - O neen! Ik schreef Millioenen-studiën voor millionairs en menschen die 't worden willen. - En komen daarin slotsommen, praktische slotsommen voor? - Helaas neen! Dáárop juist ligt de laatste aflevering te wachten. Zonder zoo'n slot - en de daarby behoorende sommen vooral! - durf ik m'n lezers niet onder de oogen komen. - Laat my die Studien eens lezen. Er zyn zeker fouten in. Ik heb nog nooit gezien dat iemand die zuiver denkt, z'n doel niet bereikt.
We gingen te-zamen naar den Gelen Adelaar. Daar gaf ik hem myn bundeltje dat afgedrukt was tot bladzyde 300 toe, en hy ging er mee heen.
- Waarde in rekening! riep hy me onder 't weggaan toe. Let op, en... denk!
De afspraak was dat-i me 's middags zou komen afhalen voor 'n wandeling. Maar hy vertoonde zich niet.
- Men moet nooit iets leenen aan 'n onbekende, zei de zeer verstandige Prellmayer. De man heeft u beet gehad. In heel Pfaffendorf woonde nooit iemand die Johann | |
[pagina 372]
| |
Meyer of Muller of Schultze heette. Ze heeten in dat dorp Mayer en Möller en Schultz, weet ge!
Dus nog floué voor m'n exemplaar Millioenen-studien toe! Dàt noem ik chance! Leve de eerlyke roulet, by zóó 'n: waarde in rekening! Zou ooit één système infaillible zoo valsch geweest zyn als 'n... mensch? En de man zag er zoo goedig uit. Hy geleek waarachtig op den Adolf in 't gewelf, en nu ik me wèl bezin, ook op den metselaars-knecht uit de Minnebrieven. Helaas, ook dàt werk heb ik nog altyd niet kunnen afmaken! Wat zei ze toch op 't slot? Zy... Fancy! |
|