Millioenen-studiën
(1872)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 373]
| |
Praktyk!M'n ontbyt-thee werd hoe langer hoe bruiner. De verf consolideerde zich tot ‘vaste kleur’ in 't kopje, en waarschynlyk ook in m'n maag. Wie me opensnydt... Helaas, ik ben nog zoo ver niet! De Wirth martelde my vreesselyk... erger dan opensnyden. De domheid die ik beging met het uitleenen van dat onafgewerkt boek, kwam my te staan op 't verlies van 't beetje crediet dat ik nog kon gehad hebben. Herhaaldelyk vroeg hy me: wat dan toch eigenlyk m'n Geschäft was? - Denn, ein Geschäft muss doch Jeder haben! Een oogenblik voelde ik den lust in my opkomen, hem | |
[pagina 374]
| |
te zeggen dat ik van beroep aanpryzer was van verre speculatien. Maar ik durfde my zoo'n hoogen rang niet aanmatigen. Bovendien, aan m'n bagage en plunje was bemerkbaar dat ik de minder winstgevende betrekking vervulde van vagabond of... - Ik ben denker, zei ik. - Können Sie ein gehöriges Patent davon zeigen? - Herr... Johann Meyer, oder Muller, oder Schultze, hat es mir stipitzt, und... - Ein anständiger Mann läszt sich nicht berauben.
Waarschynlyk om te bewyzen dat hy een anständiger Mann was, liet nu Herr Prellmayer de policie roepen. Troosteloos ging ik naar m'n kamer - 't fameuze nummer 32, helaas! - en begon m'n boeltje te pakken. Hiermede bezig, hoorde ik aan de deur kloppen, en ik was zeer verwonderd op myn: herein! de figuur van Schlungelhans voor my te zien. - Waar kom jy vandaan? Zit je niet in 't tuchthuis? Hoe kom je hier? - Herr Prellmayer zendt my om optepassen dat ge niets meeneemt. Straks komt de policie, om u over de grenzen te zetten. En de brutale lummel nam grinnekend plaats. - Maar... - Er valt niet te maren. Ge hebt my ten-toon gesteld voor de heele wereld: waarde in rekening, vrindje! Als ik me bedrinken wil, en met dames ryden, en laarzen stelen... dat is myn zaak!
Er werd weer geklopt. Herein!
Lezer, ik heb u by-tyds gewaarschuwd dat ik ditmaal niet voor burgerluî schryf. Men moet minstens geestelyk hertog zyn - of... ‘in’ effekten - om zonder flauw- | |
[pagina 375]
| |
vallen te vernemen wie er nu binnentrad, en wat er verder voorviel. Op m'n: herein! verscheen de vrouw van 't alexandrisch telegram. Ze schold me vreeselyk uit, en noemde dat: waarde in rekening! Nauw had ik het mensch herkend, of ik werd onthaald op 'n bezoek van Herr Friedrich Plump, die 'n gelyksoortige boodschap kwam brengen, kolossal! Hy werd gevolgd door Buda en la Kisselef, die 't zomerjasje kwamen terugvorderen dat ik uit haar lenden geput had. Door Slenterman. Door den pòrtjeh van Sonnenberg. Door Krümmacher en Lamartine. Door al de Koningen uit hoofdstuk zooveel... Al dit volk scheen my iets te verwyten te hebben, en schreeuwde: waarde in rekening! Duizelig greep ik naar m'n haren... - Dat helpt niet, zei Melchizedek. Ik zal je leeren spotten met m'n zalf! Hertogin Adelheid en haar dappere gemaal verkeerden in dezelfde stemming. Ook Arndt was woedend. Idem de intendant van zekeren keurvorst, en die keurvorst zelf, met z'n heele familie. Een hoop kerels in lompen - ze noemden zich: Volk! - stormden binnen met'n afgryselyk: ça ira! Hadden ze broeken aan gehad, ik zou die heeren een schop hebben gegeven, maar nu vond ik de pedoeuvre te vies. Ook waren er generaals die my euvel namen dat ik hun de welvarendheid van geslagen legers verweet. En 'n bende Kellners! Ze wilden my ... opensnyden, lieve god! - Wis en zeker, riep de alexandryne. Wat heb je my gedaan? Naakt uitgekleed, en meer! - En ons! schreeuwden de Kellners. - En ons allen! riep 't Publiek dat m'n arm nummer 32 bestormde. Zeven-en-negentig professeurs de jeu - waaronder zes-en-negentig bankiers - kwamen wraak-nemen over 't bederven van hun métier. Boileau, historien de France en | |
[pagina 376]
| |
hofpoëet, dreigde met 'n vers. Ik sidderde. Catharina van Rusland was zachtmoediger. Ze stelde voor, my te laten villen. Ook Morfondaria eischte maar 'n brandstapeltje. De God van Nederland kwam my m'n twyfel aan z'n wonderdadige eb inpeperen, en 't zwendelaartje Thiers... Hèm vraag ik excuus. La belle France heeft middel gevonden het mannetje te doen betreuren, door hem 'n opvolger te geven, 'n opvolger... Daar kwam ook de bekende dame met 'r kruisspin, en professer Quinet met z'n vaas. En... andere professers, al of niet leden van 'n Multatuli-commissie. Ook leden van die commissie die geen professers waren, en zich veroorloofden my voor gek te houden zonder 't minste diploom. Gy ook, Sarah? Och ja, ze nam als de anderen plaats, en grynsde my aan met 'r witte tanden. Ik had niet mogen zeggen dat haar kop scheef was. Dit vergeeft geen vrouw in haar bronstyd! Ik boog myn hoofd, en dacht - maar in 't hollandsch - quo usque? Zou Joshua Reynolds ook zoo'n last gehad hebben van z'n scheppingen? De slimmert schilderde koningen, en wat meer is: geesten. En ik ongelukkige heb my aan menschen gewaagd! 't Leek nog niets naar ophouden. Louis XVIII was woedend omdat ik hem 'n vraat had genoemd, en Tartuffe beweerde dat z'n stumperige huichelary fyn genoeg geweest was voor 't Publiek in zyn tyd... ook voor publieken van andere tyden, zeid-i er zacht by. Ik had dus ongelyk, hem z'n onnozelheid te verwyten. Ziedaar ook m'n ridder van Vieux-Delft. Hy smeet me 'n blauwen schotel en 'n goedendag naar den kop... En al dieper en dieper liet ik het hoofd op de borst zinken. | |
[pagina 377]
| |
De groote Fritz kon niet verdragen dat ik z'n molenkunstjes doorzien had... - Iek of den Hond? Ach, doe lieper Kott, was 'n Laster! - En ik ‘eerste chenereuse Hollander’ die 't schepsel begegende, werd afgeranseld met den bekenden parapluie. Dit scheen weer, als de rest te moeten beduiden: waarde in rekening! Lord ci-devant viel my aan over de indiscretie omtrent z'n tandenstoker, en Madame de V. wilde my 'n paar oogen uitkrabben om m'n spot met haar stapeltjes. De Schuhmachermeister was struikroover geworden, en stond op het punt zich door de justitie te laten ophangen. 't Was myn schuld zeid-i. Als ik niet: douze! had geroepen, zou hy niet gewonnen hebben. En als-i niet gewonnen had, zoud-i geen speler geworden zyn. En wanneer hy geen speler geworden was... En ik boog het hoofd al lager en lager. - Wat hoef je aan alleman te vertellen dat m'n vrouw één tegen zeven gedobbeld heeft om my staande te houden? - En dat ik 'n glas heb stuk getrapt! - Tu quoque, lieve mevrouw Jason? - Ja, quoque, kwakwe, of wat ge wilt. Ik houd niet van indiscreet volk! - Profeet? Profeet? Ik zal je profeeten, zei de man die alles voorzeggen kon wat geschied was, en ik profeteer je nu dat we hier zyn gekomen om je... je waarde in rekening te geven. - Genade, genade! smeekte ik. - Chenade? F'r jou niet, riep de Amsterdamsche die zoo zuiver nederduitsch sprekend Papa aan de praat hield by de Trente et quarante. - Ah, c'est vous, brigand, qui m'enviez les pauvres héritages que je... fais! C'est vous qui preferez l'huile au gaz... attendez! | |
[pagina 378]
| |
- Ik 'n... hm, hm? vroeg Madame de la Maquerellerie. - Dàt heb ik niet gezegd. Ik zeide dat ge... - Korte metten! riep de erfprinses van Luttelgau. Ik geen latijn verstaan... sakkerlotibus! Ik 'n Satan? Valeur en compte: la mort sans phrase! Dit was ook de meening der Hertogin van China. En van jufvrouw Krent. En van Made ...ska, geboren ...witsch. En van Mevrouw v.d. Happel. En van veel volmaakt ongesneuvelde maarschalken de Frrrance. En van Miss Lovehunger. En van de freules Kromkruis. En van de zalige Treurnepen. En van Mejonkvrouwe Hemelgeit, die zich bij deze gelegenheid liet flankeeren door 'n paar pracht-exemplaren uit haar schaapskooi, en nog 'n neef in de Kamer. En van de douairière Pretnyder. En van Messalina Darkpincher. En van prinses Russikoff. En van Lord Sevenflower. En van Miss Adelheidinella met 'r zes zusters. En van de zeer uitgebreide familie Kappelman... M'n kin drong diep in 't borstbeen. Nog juist had ik de kracht om zeer binnen'smonds even te zuchten. Maar 't hielp niet.
O, Fancy!
- Gesetzt? Nu, ja, nu! Maar in '54? Dat zal je me waar maken! - Om-godswil, lieve beste Staccata, bedenk dat ik... kiespyn had! - Ik bedenk niets dan dat ik hier kom om je de oogen uittekrabben. Nu ben ik gesetzt, ja helaas, al was 't dan niet noodig dat aan den grooten klok te hangen, en alle jongelui afteschrikken. Maar was ik gesetzt in '54? O, du abscheulicher Mensch, ik zal je leeren 'n braaf meisje te dwarsboomen in 't verliezen van 'r onschuld! - Dierbare Staccata, zoodra je weer ungesetzt wordt, | |
[pagina 379]
| |
en we bezoeken nog-eens dat plat... - Naklagen baat niet. Je bent 'n lompert. Ik zal je... - My de wraak! riep Made Bonaparte-Wyse-Ratazzi, née de Solms. En de eene beul ontrukte my aan den ander. Ik kan niet zeggen wie my 't ongenadigst behandelde. 't Hielp niet of ik al beloofde nooit weer Millioenen-Studiën te zullen schryven, noch mikrokosmen. Geplaagd, gesard, gepynigd, gemarteld, begon ikzelf nu te verlangen naar de policie. - Da ist der Herr Commissär, zei Schlungelhans. Nun werden wir gleich sehen wer ins Zuchthaus marchirt! - Om-godswil, m'nheer de kommissaris, verlos me...
Wat is dàt? Ik meende te bezwyken van verbazing. De heer Polizei-commissär was niemand anders dan...
-Zyt gy 't Adolf, of Herr... Meyer, of... Muller, of... Schultze, uit... het Dillenburgsche? - Geen praatjes! Ik ben policie-kommissaris, verstaje? Er is een klacht tegen u ingekomen van Herr Prellmayer. Welke zyn uwe middelen van bestaan? - Dat weet jyzelf 't best, jou schandvlek! Jy, jy, jy die me myn patent als denker hebt ontstolen! - Oneerbiedigheid jegens kaiserliche-königliche Polizei! De straf zal niet uitblyven... we houden hier van: waarde in rekening! Nog-eens, welke zyn uwe middelen van bestaan? Denken is geen ambacht waarvan men leven kan. Jeder muss ein ordentliches Gewerbe haben. - Wat ik u bidden mag, Herr... Commissär, verlos me vóór alles van... - Van wie? Van wàt? 't Is waar ook, de kamer was leeg... Waar al m'n kwelgeesten zoo op-eens gebleven waren, weet ik weer niet. Ik verhaalde den man wat er voor z'n komst geschied was. En hy vond dit zeer natuurlyk. Ieder tracht naar: | |
[pagina 380]
| |
waarde in rekening, zeide hy droogjes. En... uw rekening met Prellmayer? Daarop komt de zaak neer. Kunt ge betalen, ja of neen? - Helaas, neen. - Marsch dan! Hy greep me vry ruw by den arm, en sleepte my naar de spoor. Daar werd ik als 'n misdadiger in een waggon geworpen. M'n verwondering was òp. Anders zou 't me verbaasd hebben dat Herr Polizei-commissär de bewaking van den over de grenzen te brengen vagabond opdroeg aan 'n gendarme van vreemd model. t Was 'n gesluierde dame. Toen-i haar toeriep my niet uit het oog te verliezen, antwoordde zy schaterend van lachen: - Nun, wenn ich dèn Schelm los lasse! En - om blyk te geven van dienstyver, zeker - lei ze my handboeien aan. Ik vloekte. - Tut, tut, zei ze, houd je maar kalm, vrindje! Los kom je niet, van my niet. Den Herrn Polizei-commissär te beleedigen. Al die brave menschen uittekleeden, doortesnyden, te bekyken van binnen! We zullen je leeren wat wy hier verstaan onder: waarde in rekening, mannetje!
O, Fancy!
- Zoo heet ik... van-daag niet! En zwyg nu maar. In-godsnaam! Heel aangenaam vind ik het reizen op de spoor nooit. Maar in zùlke omstandigheden... We zaten in 'n waggon derde klasse, en hadden vier-en-dertig medereizigers, die allen zich iets minder verveelden dan ik, omdat ze wat te kyken hadden aan den getransporteerden booswicht en z'n zonderlingen gendarm. Toch scheen dit genoegen weldra 'n eind te nemen. M'n begeleidster zweeg, en ikzelf deed niets dan kryten en huilen. Allereentoonigst! 't Verveelde myzelf. | |
[pagina 381]
| |
Gapend haalde 'n overbuurman z'n spoorkaartjen uit den zak. 't Was van ongewoon model, een vry groot vel papier waarop iets gedrukt stond. Hy las met aandacht. Anderen hadden boekjes, die almede schenen te gelden voor spoorbilletten, want ze werden den conducteur als zoodanig getoond. Wie z'n boekjen of vel papier uitgelezen had, ruilde met 'n ander. De wagen was vol lectuur. M'n policie-dame verzocht dezen en genen wat voortelezen van 't geen hy op z'n billet vond. En dit geschiedde. ‘De ondergeteekende neemt de vryheid z'n hôtel aantebevelen in de gunst van 't gedistingeerd Publiek. Z'n Kellners zyn menschen, en de vaste kleur van z'n thee... - Dat's van Prellmayer! riep ik. - Mag ik u verzoeken te zwygen, zei m'n gendarm. Ik zou anders genoodzaakt zyn u 'n mondslot aanteleggen. Het is u geoorloofd te luisteren, en... daarmee uw voordeel te doen, als ge er niet te dom toe zyt. En men las de annonce van m'n gewezen Wirth tot de laatste letter voor. Van bezoekers zonder ordentliches Geschäft verzocht hy verschoond te blyven. - Wat ànders! gelastte de policie-vrouw. ‘Allen verehrlichen Kurgästen zur gfl. Nachricht, dat by my te verkrygen is: eetbaar kalfsvleesch, postelein, zoete appelen, biefstuk, rolpens, stokvisch, zoutevisch en keukenstroop... - Dat's 'n vervloekt bedrog! riep ik. Wie die dingen te Wiesbaden annonceert, is 'n leugenaar! Helaas! 't schynt dat ik dit niet had mogen zeggen. M'n lippen werden gesloten met 'n soort van nyptang, waarvan m'n geleidster vry onbarmhartig de beenen hanteerde. ‘De ondergeteekende ‘Materialist’ recommandeert z'n winkel van koffi, boter, kaas, cigaren, postpapier, mostert... | |
[pagina 382]
| |
- Genoeg advertentiën, zei de dame. Wat ànders! ‘In de Hel, in de Hel, in de Hel! Zondaren, bekeert u! Laat u wasschen met het bloed van Christus, de beste zeepGa naar voetnoot*) voor bemorste zielen... - Hm, die zeep hoort eigenlyk in den winkel van onzen ‘materialist.’ Geen tractaatjes meer. ‘De heer X is byzonder gehecht aan z'n district, en zou dus 'n nuttig lid in de Kamer zyn, waar hy de belangen des Volks... - Genoeg! We kennen die praatjes. Als die heer X. inderdaad niets beteekent, heb ik er niet tegen dat men den man kiest, maar als spoorweg-lectuur zyn zulke dorpsreclames wat vervelend. A d'autre! ‘Het onlangs verschenen werk van Multatuli is miserabel. De schryver lydt aan 'n afzichtelyke armoed aan denkbeelden, een gebrek dat in het land zyner geboorte, wegens den daar heerschenden traditioneelen rykdom, zeer in het oog valt. Men zou in het bezit moeten zyn van 'n weelderiger fantazie dan de zyne... - Hè? vroeg m'n geleidster die zich hoog oprichtte, en het hoofd schudde als 'n toornige leeuwin. - 't Staat er zoo, jufvrouw! - Ga voort! ‘Overigens ontbreekt het hem ten-eenemale aan gezond verstand, en de brave Prellmayer had groot gelyk iemand de deur uittewerpen, die blyk gaf van zoo weinig praktischen zin. In-plaats | |
[pagina 383]
| |
van al die vertoogen over 2 × 2 en Logos - wat is dat voor 'n wezen? - zou le moindre grain de mil elken lezer die millionair worden wil, aangenamer geweest zyn. Wy voor ons, zyn vast overtuigd dat elke burger van den Staat met edelmoedige vreugd den vollen winkelprys zou betaald hebben voor 'n werk, waarin men duidelyk de middelen vond aangewezen om millioenen te winnen. Maar zoolang de auteur zelf geen blyk geeft die middelen te kennen... - Deze aanmerking is zoo heel ongegrond niet, zei m'n sbirre, terwyl ze my met haar tang heen-en-weer schudde. Wat ànders! Een der medereizigers beweerde dat-i op z'n spoorkaartje zonderlinge dingen had te lezen gekregen. 't Schenen uittreksels uit zeker werk, dat onlangs verschenen is: ‘Wie denkt, overwint!’ (Idee 587) Een ruk met de nyptang. ‘Door logisch voorttebouwen op den stevigen grondslag dat 2 × 2 = 4 is, wordt men gelukkig, deugdzaam en zelfs - maar dit is byzaak - ryk.’ Een ruk met de tang. En: ‘ben je nòg niet wakker?’ vroeg m'n beulin. ‘Schep waarde! Dit moet de dichter kunnen.’ Een ruk! En: ‘marmot!’ schold ze. ‘Niets is poëtischer dan de waarheid... - En dan de werkelykheid alzoo, mompelde m'n ongenadige begeleidster. Ga voort! ‘Wie in de waarheid, in de werkelykheid, geen poezy vindt... | |
[pagina 384]
| |
- Precies! En wie geen kans ziet z'n poëzy tot werkelykheid te maken... ... zal steeds 'n sober poëetje blyven. (Idee 263) - Zóó is het! Ga voort. ‘Wie overigens ter-goeder-trouw meent dat de dichter ontbloot zou zyn van gezond verstand... - En van praktischen zin! ... heeft 'n opvatting van 't dichterschap, die niet van zyn gezond verstand en van zyn praktischen zin getuigt. Een Dichter is volkomen in-staat het hoofd te bieden aan ‘mannen van zaken’ op hun eigen terrein. By zulke gelegenheden zou er kunnen blyken, hoe gering de waarde is van vak-routine tegenover eene schranderheid die gescherpt werd door aanhoudende oefening in algemeenheid van opvatting. (Ideën VI, blz. 15) - Zeer goed! Wat ànders! ‘Minus-waarde kronkelt zich bevruchtend om 'n negatief kameraadje... O God, ik begon te begrypen. Smeekend hief ik de handen omhoog.
- Ik geloof waarlyk dat-i wakker wordt, zei de polizei-vrouw.
En ze ontboeide m'n lippen.
- Een pen, 'n pen, schreeuwde ik, 'n koninkryk voor 'n pen!
- Eindelyk! zei... Johann Mulleer, of Schultze of Meyer, of... Adolf, of... Semi-ur of... o God, was Zy het?
- Fancy! | |
[pagina 385]
| |
- Hm! M'n eigenlyke naam is Logos. Schryf!
Spoorweg, medereizigers, policie, nyptang... alles was verdwenen. Ik zat gerust op nummer 32 in den bekenden Gelen Adelaar. En Hans Schlungel kwam me papier, pen en inkt brengen. Hy beweerde stokstyf dat ik er om gevraagd had.
- Und gleich wird Jemand von der Drückerei hier sein. - Wàt? waarvoor? - Weil der Herr es so befohlen haben. Sie wollten eiligst etwas drücken lassen, sagten Sie.
Inderdaad? O Fancy.
- En... je tuchthuis? - Der Herr belieben zu spassen.
In-Godsnaam! Ik was moe van duivelsche goochelary, en schepte adem. Zy dicteerde. Ik schreef...
Op 't oogenblik dat de lezer deze regels in-handen krygt, is de volgende circulaire verspreid in alle landen van de wereld. | |
Aan zyne excellentie
| |
[pagina 386]
| |
verwaarlozen, door zich uitgaven te getroosten, die ten algemeenen nutte in zeer aanzienlyke baten konden veranderd worden. Naar myne meening konden en moesten de Plaats- en Bagage-briefjes dienstbaar gemaakt worden aan de Pers. Om dit doel te bereiken, behoeft men slechts den aanmaak en de levering dier billetten te gunnen aan den meestbiedende, die daarvoor het regt verkrygen zou, de achterzyden en de ongebruikte ruimte aan den vóórkant, aantewenden ten behoeve van publiciteit in den meest uitgestrekten zin. Het spreekt vanzelf dat deze maatregel terstond leiden zou tot vergrooting van het formaat der billetten, welker karton alsdan zou kunnen worden vervangen door gewoon papier. Om de hooge waarde van elken vierkanten duim bedrukbare ruimte, zou men den Concessionaris dienen te vergunnen geene andere personen-billetten te leveren dan die slechts recht geven op transport van Station tot Station. Reizigers die plaats nemen voor grooter afstanden, zouden een Livret bekomen, met op de vouwen geperforeerde blaadjes, waarvan elk slechts ééne station vermeldt. Ik ben zoo vry te gelooven, Mynheer de Minister, dat ik, U voorstellende deze verbetering, voor zooveel van U zal afhangen, in Nederland intevoeren, dan wel die aan de betrokken Maatschappyen en Ondernemers ter toepassing aantebevelen, eene zeer aanzienlyke industriëele waarde in het leven roep. Het even eenvoudig als praktisch en vruchtbaar denkbeeld, dat ik de eer heb aan de beoordeeling van Uwe Excellentie te onderwerpen, is te meer myn uitsluitend eigendom, omdat de betrokken Regeeringen en Maatschappyen of Ondernemers, van hunnen kant niets wagen by de toepassing, gelyk anders by het invoeren van iets nieuws gewoonlyk het geval is. De minst voordeelige uitslag zou dan toch immer eene besparing | |
[pagina 387]
| |
van kosten zyn, daar 't ondenkbaar is dat zich geene gegadigden zouden opdoen om de billetten kosteloos te leveren. Het was aanvankelyk myn voornemen, myn rechtmatig aandeel in de door my in het leven geroepen waarde wettelyk te verzekeren, door het stellen der prealable voorwaarde: ‘dat de Regeeringen of Maatschappyen die myn denkbeeld zullen verwezenlyken, gedurende de eerstvolgende Vyf-en-twintig jaren, aan my of myne rechtverkrygenden jaarlyks zouden uitbetalen de helft van de winsten die blyken zullen daaruit voortgevloeid te zyn.’ Zeer spoedig evenwel zag ik in, dat de voorbereiding tot het wettelyk verzekeren van myn Recht, een kostbaren tyd zou doen verloren gaan, en dat zoowel de betrokken administratiën, als het geheel Publiek, zoo lang zouden verstoken blyven van de voordeelen die het onmisbaar gevolg van de bedoelde verbetering wezen zullen. Er gaan thans elk jaar schatten aan ongebruikte waarde te-loor! Het is alzoo aan het algemeen belang, Mynheer de Minister, dat ik de wettelyke verzekering myner aanspraken ten offer breng, in de hoop myn recht voldoende gewaarborgd te zien, door het te stellen onder de hoede der Publieke Eerlykheid, van de Loyauteit der Regeering die Gy vertegenwoordigt, en van de Goede Trouw der Particuliere Maatschappyen en Ondernemers, die - hierop in het algemeen belang door Uwe Excellentie opmerkzaam gemaakt - van myne uitvinding de vruchten zullen plukken...
- Maar... beste Fancy, wanneer nu die Publieke Eerlykheid, die Loyauteit en die Goede Trouw soms... - Dan zou ik genoodzaakt zyn u op-nieuw hier-of-daar | |
[pagina 388]
| |
onder den grond te stoppen, of u met 'n nyptang te dwingen tot het ontdekken van middelen om Kwade Trouw en Oneerlykheid te veranderen in iets beters. Aan een dichter mag niets onmogelyk zyn, ook het geringe niet, en zelfs niet het gewone! Wees gerust! Of meent ge dat het my meer moeite kosten zou, u de Millioenen toetewerpen, dan ik aan 't vóórzeggen der Studiën besteed heb?
En ze verdween met 'n vriendelyken lach op de lippen.
Wiesbaden, September 1873. |
|