Millioenen-studiën
(1872)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |
Gelykvloers.Lezers die meenen dat toon en inkleeding der vorige hoofdstukken een gevolg zyn van keuze of smaak, vergissen zich. De grilligheid van 't geschrevene is de getrouwe, maar nog altyd zeer onvolledige, afspiegeling van den indruk dien eene nauwkeurige beschouwing van het spel op den onderzoeker maakt, altans wanneer hy begaafd - of geplaagd - is met de eigenschap der assimilatie, d.i. als hy zich met z'n onderwerp zóó vereenzelvigt dat hy zich 't woord uit den mond laat nemen door de feiten. Die feiten zyn nog veel zonderlinger dan de wyze waarop ik daarvan iets beschreef. De speelwereld wordt | |
[pagina 152]
| |
beheerscht of gevuld door spokery, luim, gezond verstand, gemeenheid, door al wat er liggen kan tusschen Hans Schlungel en den goeden Adolf. Boven dit alles troont de onverstoorbare Logos. Wie in burgerlyke verhoudingen het dagelyksch brood met dagelykschen arbeid betaalt, kan zich het accidentele niet voorstellen dat het bestaan van den speler kenmerkt, noch den vreemden invloed dien het spel uitoefent op maatschappelyke verhoudingen zoowel, als op verbeelding, verstand, karakter en geloof. Want dat ook de geloovery zich niet onbetuigd laat, ligt in den aard der zaak. Bleef zy ooit buiten spel, waar zich ziekelyke verschynselen voordoen? Stond ze niet altyd daarmeê in de dubbele verhouding van oorzaak en gevolg tevens? De geloover die niet speelt, is dwaas en een huichelaar. Dwaas, omdat hy 't allereenvoudigst middel versmaadt, zich en de zynen tot welstand te brengen, hy die met behulp van zynen God... welzeker, als hy op die hulp niet vertrouwt, is z'n geloof het ware niet. Waartoe dienen de goden, o goden, als ze niet beschikken mogen over den loop van 't balletje der roulet? Als zy de magt niet hebben, seriën te scheppen op de trente-et-quarante? Als ze geen intermittences beheerschen? En wie aan 't spelen raakt, wòrdt 'n geloover, zoo goed of kwaad als molenaars, jagers en zeeluî. De oorzaak is identisch. De loop van hazen en winden is moeielyk te berekenen. Waarom sloeg dat dier of die orkaan zoo onverwachts den hoek om? Men weet het niet... dus: dat heeft de duivel of 'n god gedaan, al naar de wyze waarop zoo'n wind in wieken of zeilen valt, en 't haasjen ons meer of min gefopt heeft. Men kan er zeker van zyn, dat Schlungelhans zich op dien fameuzen geluksdag heel intiem voelde met z'n lieven-heer. Toen de kans omsloeg, vulde hy z'n kathechismus met 'n paar dozyn | |
[pagina 153]
| |
duivels aan, en de geloofs-bagage was compleet. By het schetsen van de atmosfeer der speelplaatsen, is 't alzoo onmogelyk zich te onthouden van een beetje duivelary. Dat ik m'n toevlugt tot heidensche gnomen nam, was uit aangeboren kiesheid die my waarschuwde tegen 't party-nemen tusschen Katholieken en Protestanten. Vooral met het oog op den zielverheffenden twist over de ware beteekenis der Brielsche feestviering - gezuurd of ongezuurd zal wel de cardo quaestionis wezen. Konstantinopel werd ingenomen... nu ja, dit weten wy al - ik wil maar zeggen dat ik niemand jaloers maken wilde. Ook zou m'n gewone onkunde aan 't licht gekomen zyn door de verkeerde manier waarop ik by zoo'n gelegenheid geschermd had met christelyk-nationaal-historische beginsels of standpunten, en meer dingen die m'n begrip te boven gaan. Ik stond bovendien niet vast genoeg in de kennis der Heiligen. Ik wist byv. niet wie het rouge et noir tot z'n departement heeft, en vreesde my te vergissen. Ziedaar de reden waarom ik my met gnomen vergenoegde. Of ik iets van die kereltjes geleerd heb? Wie weet! Misschien zien wy ze terug, en wel boven den grond, gekleed, sprekend en handelend als gy en ik. Die Semi-ur met z'n kristallisatie was zoo dom niet. Maar niet daarom heb ik dit hoofdstuk ‘gelykvloers’ genoemd. De lezer zal verlangen naar de millioenen, en daar ik die nu eenmaal beloofd heb, is 't noodig een kleinen voorbereidenden cursus te houden over het spel in allergewoonsten zin. Het zou wreed zyn, iemand bloot-testellen aan de misrekening die eens 'n godvruchtigen jongeling op 't verlies van z'n geloof in de Heilige Morfondaria te staan kwam. Die geschiedenis wil ik even verhalen, om gelykvloers te komen. Het tooneel is voorloopig op een stoomboot tusschen Coblenz en Mainz. | |
[pagina 154]
| |
De reizigers verveelden zich. Zelfs Engelschen en Hollanders begonnen hun medereizigers minder stuurs aantezien, dan anders de gewoonte meebrengt. Waarom dit by de eersten zoo moeielyk gaat, weet ik niet, maar de teruggetrokkenheid van den waren Nederlander, wordt door my volkomen begrepen en gebillykt. Men compromitteert zich zoo ligt. Er zyn reizigers die zich verraderlyk uitdosschen op z'n zondags, en als men de heeren later weerziet in 't dierbaar vaderland, blykt er soms dat ze in een verkeerde straat wonen. Ik heb eene dame gekend die zich door 'n jong-mensch liet verleiden tot de onvoorzigtigheid om ja te antwoorden op z'n betuiging dat de eerstvolgende station Breukelen heette. Hare gemeenzaamheid berustte op de veronderstelling dat ze met 'n student te doen had, die hoofdredacteur van 'n krant, minister, ambassadeur of dominé worden kon. En ziet, die indringer was koopmansbediende. En dan dat droevig geval met m'nheer Hebbelman die eigen zaken doet... op Groenland, geloof ik. Hy liet in 'n oogenblik van onbezonnenheid, z'n dochtertjen in de waggon helpen door 'n makelaar. De arme bedrogene gelastte zelfs by die gelegenheid, z'n kleine Ifigenia ‘dankie’ te zeggen. De heele Hebbelfamilie heeft er om gerouwd. Tot overmaat van ramp werd z'n vrouw kort daarna aangesproken door 'n winkelier. Zulke dingen zyn my ook overkomen, en wel met denzelfden groenlander, die nu overal rondvertelt dat-i zeer intiem met my is. Onverdragelyk! Niemand is altyd wys, en dus begonnen ook een paar Hollanders ditmaal iets menschelyks te vertoonen. Zy spraken. - En waar is de reis naar toe? - Hm, ja, zoo... zaken! En m'nheer? - Zaken. - Naar Frankfort? | |
[pagina 155]
| |
- Ja, zoo, misschien óók. Of eigenlyk niet. Gaat m'nheer ook naar Frankfort? - Wel mogelyk. Ik zag de beide sprekers eens aan, en wist meer van hun reis, dan zy zich voorstelden dat aan iemand bekend wezen kon. By gebreke van andere ambten, heb ik 't begrypen tot handwerk gekozen, en hoewel nog altyd leerling in myn vak, bragt ik het daarin toch reeds ver genoeg om uit de niet-gegeven inlichtingen te besluiten tot het doel der reis van de beide heeren. Ik sla nu over, welke bykomende omstandigheden my hierin te-hulp kwamen. Zy waren op-weg naar Homburg, en wilden spelen. - Een bittertje, stelde een hunner voor. - Nu ja, komäan, een bittertje! En zy gebruikten hollandsche bittertjes, tot openhartigheid toe. Het doel van de reis werd volmondig erkend en besproken. Er bleek nu ook dat ze geen nieuwelingen waren. Zy spraken van coups de deux, coups de trois, van paroli, van martingales... - Ja, zieje, ik zeg maar, er moet toch iemand winnen! En waarom zou ik het niet zyn? Ik heb berekend... Hier volgde eene der vele berekeningen waarop ik later zal terugkomen. De ander stemde wel alles volkomen toe, maar beweerde, precies als wylen minus a2, dat de ware manier juist lag in 't omgekeerde, eene frontverandering die op de meeste speelsystemen van toepassing is. Ik hoorde nu eenige verhandelingen aan, waarby Logos zeker de schouders zou hebben opgetrokken. En ook de godvruchtige jongeling, dien ik nu de eer heb voortestellen als de held dezer episode, scheen de redeneringen der beide spelers allerbespottelykst te vinden. - Dwaasheid! Hy sprak wel dit woord niet uit, maar de meening | |
[pagina 156]
| |
lag zoo duidelyk op z'n gelaat, dat de beide Hollanders er door getroffen waren. Nu is de ontmoeting van wyzen die àlle spelberekening voor iets onzinnigs aanzien, niet vreemd, en onder dezulken worden velen gevonden, wier ongeloof op even slechten grondslag rust als het vertrouwen van de anderen. Minachtend verwerpen is de goedkoopste manier om met 'n schyn van intelligentie te pronken. Dit laat zich ook - niet zonder toepassing der waarschynlykheidsrekening - elders waarnemen. Met het oog op de algemeene neiging tot het aankleven van onjuiste meeningen (Idee 145) biedt het ontkennen eener verkondigde stelling, eens-vooral zekere kans op waarheid aan, een soort van hazardspel op het gebied van den geest, dat meer kwaad heeft gesticht dan alle rouge-et-noir-tafels van de wereld. De twee reizigers vraagden het pedant jongetje, of hy misschien meende dat alle zekerheid van winst tot het gebied der onmogelykheden behoorde? - Geenszins, heeren. Maar gy bewandelt den waren weg niet. Den waren weg kende hy. Nu begonnen de beide spelers hunne respectieve systemen te verdedigen. Deze taak is min of meer moeielyk, naar de mate van 't wiskundig begrip der hoorders. Onder tien personen, voor de hand weg gegrepen, zyn er negen wien men op honderd manieren kan wys-maken, dat niets eenvoudiger is dan het winnen van eenige kapitalen daags. Met evenveel gemak echter, zou men kunnen aannemen dezelfde negen personen te doen inzien dat ieder speler verliezen moet, en dat alzoo alle systemen dwaasheid zyn. Op alle speelplaatsen bevinden zich professeurs de jeu, mannen die, na eenige dozynen carrières den nek te hebben gebroken, den nieuweling te hulp komen met hunne kennis der nukken van het lot. Toen ik, vele jaren geleden, voor | |
[pagina 157]
| |
het eerst door zoo'n wichelaar werd aangesproken - ik moet er onnozel hebben uitgezien - beantwoordde ik zyn voorstel om drie duizend franken toetevertrouwen aan z'n ‘infaillible’ wetenschap, met de vraag: waar hy z'n equipage stalde? Er bleek toen, dat hy niet alleen niets van dien aard bezat, maar zelfs ter nauwernood een hemd aan had. Ik zei dat dit my vreemd voorkwam, in iemand die door z'n specialiteit geroepen was tot millionairschap. Het jonge mensch op de boot, was nog altyd geen millionair, maar hy wist zeker dat-i 't worden zou, en dit komt op 'tzelfde neer. Hy bleef den neus optrekken voor de armzalige berekeningen der anderen, doch hield zeer verstandig z'n eigen systeem voor zich. Hierdoor begon ik eenig respect voor hem te krygen. Zyne geslotenheid stak gunstig af by 't onbesuisd openbaren van geheimenissen, waaraan de anderen zich schuldig maakten. Ieder toch ziet in, dat een publiek speelsysteem geen systeem wezen kan. Ieder? O, neen! Geen dwaasheid zoo plomp waaraan Publiek zich niet bezondigt. De honderden Manuels pour gagner à la banque, boekjes die voor weinige stuivers te koop zyn, leveren daarvan 't bewys. Iemand die de ware echte onfeilbare manier heeft gevonden om schatten te winnen, vliegt niet - gelyk te verwachten ware van een gewoon sterveling - naar de speelzaal, om daar z'n ontdekking vruchtbaar te maken in eigen belang, o neen, hy sluit zich in z'n kamer op, en schryft 'n brochure waarin hy z'n vondst meedeelt aan den eersten den besten die vyf groschen te missen heeft. Dàt noem ik menschlievendheid!
We kwamen te Mainz. Den volgenden dag dreef my de de lust om iets meer van die spelers en hun systemen te weten, naar Homburg. Ik vond hen in de speelzaal, zittende op een der sofa's die belast zyn met het ontvangen | |
[pagina 158]
| |
der teleurgestelden. Er is iets eigenaardigs in de wyze waarop die rustplaatsen door de gedecaveerden - dit is de term - bezet zyn. ‘Gesprongen, weg, op, verloren, bankroet... 't zy zoo! Dan wil ik zitten voor m'n geld.’ Zoo-iets leest men op de gezigten. Lieve hemel, wat is dat zitten duur, al mag men dan voor denzelfden prys 't prachtig stuc der wanden bewonderen, de schoone luchters aangapen, en het publiek bekyken, dat straks op zyn beurt, in deelen afwisselend, een plaatsjen op diezelfde sofa's zoeken zal. Ik weet wel dat sommigen, na 't verlies van hun laatste geldstuk, de sierlyke zitplaatsen en de schitterende zalen verlaten, en de een of andere laan in 't park kiezen tot tooneel hunner alleenspraken over de domheid van het lot... ook dat eenigen zich doodschieten of verdrinken by die gelegenheid - dit vernamen we reeds - maar de ware liefhebber blyft in de buurt. Al speelt hyzelf op dit oogenblik niet meer mede, toch boezemt hem de roep van den croupier belang in, en hy kan z'n opmerkingen daarover gebruiken voor 'n volgende keer. Gewoonlyk komt het den gedecaveerde voor, dat de kans gekeerd is, en dat-i juist nu zou gewonnen hebben, als hy maar had kunnen doorspelen. Helaas, 't laatste stuk is weg, en parole-zetten worden niet aangenomen. Eene voorzigtigheid waarin ik de bank geen ongelyk geven kan. Zoo zaten nu ook m'n twee landgenooten op de sofa. Ik sprak hen aan. Als ik een speler was, zou dit een fout geweest zyn, waartegen ik den lezer waarschuw. De verklaring hiervan ligt ditmaal niet alleen in de mogelykheid dat men zich zou kunnen compromitteren. Al ware men verzekerd met een reeder op Groenland of 'n orthodoxen dominé te doen te hebben, toch blyft het altyd verkeerd zich intelaten met iemand die verloren heeft. De aanraking met ongeluk veroorzaakt Pech. Het vooroordeel der spelers op dit punt - als veel bygeloof, | |
[pagina 159]
| |
slechts mystieke inkleeding en opvatting van practische waarheid - is geenszins ongegrond. Tegenspoed werkt aanstekend, omdat het staren daarop, geestkracht en zelfvertrouwen verlamt. Napoleon I rekende in z'n generaals het geluk onder de goede eigenschappen, en handelde hierin naar z'n gewoonte zeer menschkundig. Daar we nu eenmaal niet in-staat zyn àlles te berekenen - liever: daar wy slechts zeer weinig berekenen kunnen - moeten wy den uitslag onzer ondernemingen voor 'n zeer groot deel overlaten aan het zoogenaamde toeval. Hiertoe is zekere moed noodig, die niet alleen by herhaalde mislukking van eigen pogingen verloren gaat, maar ook door 't achtslaan op de slechte gevolgen van vermetelheid in anderen. Het is mogelyk dat eenmaal de behoefte aan voorzigtigheid de overhand nemen zal, en in dat geval zal 't nuttig wezen zich te spiegelen aan de nadeelen van te groot vertrouwen. Voor-als-nog echter blyft het tegendeel waar. In spel en wereld beide is het getal der goede kansen die ongebruikt voorby gaan ten-gevolge van beschroomdheid, veel grooter dan dat der kwade die wy door onvoorzigtigheid te dragen hebben. Toen ik die beide heeren vraagde hoe 't hun gegaan was, vernam ik wat ik reeds wist. Want die vertellingen komen altyd op 'tzelfde neer. - Verbeeld u, zei de een, en hy vertoonde my eenige geprikte kaartjes - in vyfhonderd-dertig zetten geen enkele serie boven de vyf!Ga naar voetnoot*) En ik die altyd de gagnante speel! Niets dan intermittences... ongehoord! De man had gelyk. De vyfhonderd dertig zetten die hy gespeeld had, verschilden van alle andere zetten die hy | |
[pagina 160]
| |
ooit bestudeerde Ongehoord was het dus, maar dit is altyd zoo. Meende hy dat ooit twee groepen van vyfhonderd zetten aan elkander gelyk waren? De fout lag dus hierin dat hy op het ongehoorde niet verdacht was geweest. - En ik, zei de ander, heb op nummers gespeeld. Ik zette meer dan 't halve tableau vol, en als had zich een duivel met de zaak bemoeid, gewoonlyk mis! Onmogelyk iets te winnen. Myn geld is op. Ei, waarom bezette hy niet de nummers die hy oversloeg? Dan ware zyn duivel een god geweest. Op m'n vraag daaromtrent, legde hy my nog-eens het systeem uit, waarvan ik reeds op de stoomboot iets vernomen had. Op staartnummers volgden altyd getallen die, nadat men drie-achtste van de som der vyf voorgaande nummers daarby had opgeteld, deelbaar waren door... 'k weet niet wat. Deze berekening rustte op 'n grondwaarheid... Daar trad onze godvruchtige jongeling de zaal binnen. - Zehn Groschen auf vierzig! riep hy den chef de partie toe, die met de heele galerie in lachen uitberstte. Zehn Groschen namelyk wordt niet als inzet aangenomen, daar de laagste mise een gulden is. En nummer veertig bestaat niet op de roulet. Dit prachtig speelsysteem was den geloovigen jongeling in een droom geopenbaard door de heilige Morfondaria, die na dit staaltje van savoir-faire haar afscheid kreeg.
Daar het my leed zou doen, den lezer aan eene dergelyke misrekening blootgesteld te zien, wil ik hier eene beschryving geven van de beide spelen die op de badplaatsen in zwang zyn. De roulette is een soort van draaibord, in welks buitensten rand zeven-en-dertig vakjes met de nummers van één tot zes-en-dertig en eene nul, gemerkt zyn. Deze laatste is kleurloos, maar de andere nummers zyn in achttien | |
[pagina 161]
| |
roode, en achttien zwarte verdeeld.Ga naar voetnoot*) Zy staan zonder den minsten regelmaat door elkâer, een voorzorg die men had kunnen sparen, dewyl er toch op de plaatsing geene berekening te gronden is. Indien dit anders ware, gelyk door sommigen die daarop een systeem bazeren, beweerd wordt, zou het niet veel moeielyker wezen zich de thans bestaande onregelmatigheid in het hoofd te prenten, dan wanneer zy reeksgewyze in gewone volgorde waren geplaatst. De geheele schyf van omstreeks twee voet in doorsnede, is met een geel koperen plaat bedekt, die naar het midden in zwakke helling kegelvormig oploopt. Het centrum wordt ingenomen door een koperen stander die 'n horizontaal kruis draagt. Deze cylinder is omgeven door een onbewegelyken opstaanden rand van gepolyst hout, in welks binnenzyde, eenigzins hooger dan de zich daarin bevindende schyf, eene gleuf is. In deze holligheid wordt het fameuse ivoorballetje door een handigen vingerdruk van den croupier in beweging gebragt. Terstond hierop stuwt men door 'n greep aan een der armen van het kruis, ook den cylinder rond, altyd echter in tegenovergestelde rigting van het kogeltje. Terwyl dit nu herhaalde malen den omtrek van den houten bak snorrend doorloopt, vliegt het de nummervakjes, die den rand van den draaienden schyf uitmaken, met groote snelheid voorby. Zoodra de middelpuntschuwende kracht, die het kogeltje vasthield in de gleuf, uitgeput en door de zwaarte-kracht overwonnen is, valt het over de vakjes heen op de koperen plaat, met | |
[pagina 162]
| |
een schok die het gedurende eenige oogenblikken doet heen-en-weer springen, en wel tot de beweging van den cylinder zich aan het kleine voorwerp heeft meegedeeld. Dan valt dit, langs de helling naar den rand, en in een der vakjes, niet altyd zonder nog in dit laatste gedeelte van z'n reis, belemmerd te worden door voorbedachtelyk aangebragte hindernissen. Op de plaat namelyk zyn hier-en-daar kleine verhevenheden aangebragt, waardoor het balletje, als het die ontmoet, gedwongen wordt van rigting te veranderen. Meermalen huppelt het zoo wild heen-en-weder, dat het eindelyk een vakje bereikt vry naby de plaats waar 't op den cylinder aanlandde, na eerst diametraal daar-tegenover her- en derwaarts gesprongen te zyn. Soms ook ontstaat er tusschen schyf en kogeltje, na oplossing van het verschil in traagheid, eene zoo homogene beweging, dat de kleine bol, nederkomende op een der zeer dunne opstaande koperen plaatjes die de nummervakken van elkaêr scheiden, daarop gedurende vele seconden als besluiteloos liggen blyft. Dit is dan een der gevallen waarin waarschynlyk iets als onze olifanten-geschiedenis den uitslag bepaalt. M.a.w. de oorzaken die dezen uitslag beheerschen, ontsnappen aan ons waarnemingsvermogen. Niemand kan berekenen op welk punt van den kring, de centrifugaal-kracht zal uitgeput zyn. De kracht van den worp is onbekend, en tevens de snelheid aan de beweging des cylinders waarop zich de vakjes bevinden. Men voege hierby de grilligheid der sprongen van het kogeltje, voor het z'n party kiest van afrollen naar den rand, alsof in 't twyfel stond op welk nummer het zich ter-ruste zal leggen na zooveel gedraai. Om al deze onzekerheden nog met eene nieuwe te bezwaren, wordt het kogeltje herhaaldelyk vervangen door 'n ander, dat natuurlyk altyd ligter of zwaarder is, omdat er geen twee dingen gelyk zyn, en het geringste verschil is hier van invloed. Ook wisselt de arm van 't kruis waaraan de | |
[pagina 163]
| |
cylinder wordt rondgestuwd, op onregelmatige wyze af. En eindelyk verandert men telkens de rigting die aan dezen toestel, en dus tevens die welke aan het balletje wordt medegedeeld. Het aantal invloeden waardoor de zet tenlaatste beslist wordt, is oneindig, en wy hebben hier alzoo te doen met wat wy, uit onwetendheid on gemakshalve, toeval noemen. Voor zoover wy kunnen nagaan, bieden alle zeven-en-dertig nummers, zoowel by elken worp als gedurende het geheele spel, volmaakt dezelfde kans aan, en de uitslag logenstraft dit vermoeden niet. Al moeten wy namelyk voor zeker houden, dat iedere worp door byzondere en altyd verschillende invloeden geregeld wordt, toch wischt zich het verschil dier invloeden door hunne oneindigheid uit, waardoor ten slotte weder de algeheele gelykheid in kans wordt gewaarborgd. Ter-zyner-tyd zullen wy aantoonen dat de minste afwyking hiervan, het bestaan der Speelbanken tot eene onmogelykheid maken zou. Hiervan wilde ik den lezer overtuigen. By twyfel aan deze waarheid, vervalt hy in nasporingen van de soort als waaraan ik my in 't vorig hoofdstuk bezondigde, en waarschynlyk zal hy me dankbaar zijn, omdat ik hem door 't schetsen myner teleurstelling, de moeite van 't vruchteloos zoeken naar zulke oorzaken uitwon. Dit is evenwel geheel iets anders dan die oorzaken te ontkennen. Ze bestaan indedaad. Het is onze zaak natesporen of we daarvan iets kunnen te weten komen, zonder onzen weg over Konstantinopel te nemen. |
|