Millioenen-studiën
(1872)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 35]
| |
Onder den grond.Was 't Sir Joshua Reynolds of'n ander, die by 't bezoeken van den Tower, geen enkel voorwerp of locaal zoo belangwekkend vond als die ééne geslotene deur, waarachter iets geheimzinnigs verborgen scheen, of... niets? Niets! O, onbegrensd veld voor de fantazie van den kunstenaar! Elke denkbare ruimte heeft voor ons arme, kleine, domme menschen, een grens, omdat we niet geleerd hebben ruimte anders dan door grenzen te bepalen. Het Niets is, zelfs voor ons begrip, oneindig. In de leegte van het niet-zyn vindt de luim van den artist plaats | |
[pagina 36]
| |
om rond te galopperen naar hartelust. Hèm de taak, hèm de roeping, hèm de wellust die ylheid te bevolken met de kinderen van zyne Verbeelding, van zyn genie! De eindelooze woesteny van 't onbekende is het domein, het wettig veroverd koninkryk van den dichter, die 't onzienbare aanschouwt, het ontastbare waarneemt, het zwygen verstaat. En Reynolds vulde, scheppend op zijn doek, de ruimte die achter de ongeopende deur was of wezen kon, met de schimmen der afgestorven koningen van Engeland. Het doet er niet toe dat hy zich bedroog. Het doet er niet toe of welligt die deur het hok afsloot, waar 'n vorige concierge afgedankte prullen bewaarde. De ernstige, fluisterende, bleeke, zwevende gestalten die Reynolds te voorschyn riep op zyn paneel, waren geschapen door hèm, bestonden door hèm, behoorden hèm... hèm, den schepper uit niets, den bevolker der ongeziene ruimte.
Ik beken dat ik aan dit alles niet dacht toen ik, na eenige minuten op het plat getoefd te hebben, my gereed maakte den toren te verlaten. Maar juist toen ik, weergekeerd op de eerste verdieping, myn voet wilde zetten op 't aangeplakt bordes, riep Fancy my terug. Ze ligtte het valluik op - handiger dan de pórtjeh, voorzeker! - wees met de eene hand naar de donkere diepte, greep met de andere my fors aan, en smeet me er in.
In die diepte o belangstellende lezer, maakte ik een aanvang met de millioenen-studien, waarvan ik u de resultaten wil mededeelen.
Gelyk een sneltrein, die de tusschenstations met voorname minachting voorbystoomt, hield ik me niet op aan | |
[pagina 37]
| |
den bodem der put. Indien daar misschien deze of gene heeft zitten wachten op reisgelegenheid, zal hy zich hebben moeten vergenoegen met 'n later trein. Ik viel dóór tot diep onder den grond, en kwam niet tot rust, voor ik me in een vry ruim locaal bevond, waar een menigte kleine mannetjes byeen was, die ik allen terstond herkende. Ik had hen namelyk in '34 en '35 in de Amstelstraat te Amsterdam gezien, toen ik in de toenmalige ‘duitsche komedie’ voor 't eerst eene opera-voorstelling bywoonde: Hans Heiling! Ja, zy waren het, die lieve goedaardige, hulpvaardige kaboutermannetjes, kobolden en gnomen. Ze waren allen in 't grys gekleed, en droegen brandende smeerkaarsen op 't hoofd, zeker om in 't donker elkaêr niet omver te loopen.
- Een gast, een gast! riepen zy, spoedig zegt het den Meester.
De Meester werd geroepen, en waarachtig hy was het... Adolf! In z'n kleeding zou hy niet van de anderen te onderscheiden zyn geweest, maar by 't schynsel der smeerkaarsen zyner hofhouding, herkende ik duidelyk het versmaad portret van zoo-even.
- Wel, dat doet me pleizier, riep de goede man. Hoe kom je hier? - Fancy smeet me... - Nu, daaraan heeft zy wel gedaan. Hoe meer gasten hoe liever. Sedert langen tyd zond ze ons niemand. Hoe heette ook de laatste dien zy ons toewierp, kindertjes? - Heine, Meester. Heinrich Heine! - Juist. Dat is een jaar of twintig geleden. 't Was een zonderling wezen. Hy schreide lachend, en zyne vrolykheid | |
[pagina 38]
| |
stemde ons treurig. Jammer dat hy verzen maakte. Overirigens was de man zoo dom niet. Maar nu iets anders. Waarmee kan ik u dienen? Een schoteltje kwartz? Een slaatje van yzer? Gestoofde salpeter? Spreek-op en doe of ge thuis waart. Glimmerschiefer? - Majesteit... - Zoo heet ik hier niet. Myn naam is Adolf, of... Meester, als ge dat liever zegt, maar ik ben dit niet altyd, want die dingen gaan in de onderwereld by periodieke electie. Vroeger heerschte hier eene soort van erfopvolging, maar ze is afgeschaft, sedert men ontdekte dat sommige voorzitters onzer republiek zich schuldig maakten aan 't voortbrengen van onbekwame zoons en liederlijke kleinkinderen. Is dat daar-boven ook zoo? - Neen Meester, juist anders-om. Daar hebben de knapste kinderen onbekwame ouders en liederlyke grootpapa's. Door voortdurende erfopvolging worden de geslachten der voorzittende meesters hoe langer hoe bruikbaarder, vooral daar zy zich nooit croiseren met familien wier leden niet voorzaten in de republiek. De rasverbetering gaat alzoo ongestoord haar gang. - Potz-tausend! Daarvan heeft die Heine my niets gezegd Maar neem plaats, en zeg me wat gy gebruiken wilt? Houdje van geroosterde stalactiten met'n sausje van druipwater? Wilje kalk? Ze is versch... - Bewaar-me! riep ik. Ik had m'n bekomst van versche kalk! Meester 't is me niet om eten of drinken te doen. Bovendien, ik heb zoo even een Holländer gebruikt... - Ieder z'n smaak! Maar wat is dan eigeniyk de reden van je komst? - Meester! ik wilde gaarne iets leeren, en daar uwe gnomen... - Ah zoo... je wilt gnoosis! Nu, daarmeê kunnen wy je dienen. 't Is juist van avend zitting onzer akademie. | |
[pagina 39]
| |
En van welke soort is de kennis die ge hier woudt komen opdelven in de diepte? - Meester, er zyn daar-boven vele zaken niet als ze moesten wezen. Wat ik u zoo even zeide over de voortreffelykheid der voorzittende meesters... - Dat weet ik al. Heine leerde ons spot verstaan. - Des te beter. Maar nu zal ik niet spotten. Daarboven is niet alles zoo goed als het, met eerlyke gebruikmaking van de onveranderlyke wetten der lieve Natuur, wezen kon. De goedige aarde levert voedsel genoeg, en toch wordt er gebrek geleden door de mensheid... - Ik zal ze wat yzer zenden. - Om 's hemels wil, doe dat niet. Meester! Ze eten het niet, en maken er ballen van om elkaer dood te gooien. - Wat salpeter? - Nog erger! Ook dat eten ze niet, en gebruiken het om die ballen voortteblazen. Neen, hoor me geduldig aan...
Dit beloofde my de meester. Hy wenkte my plaats te nemen op'n steenen bankje in een uit den wand gehouwen nis.
- Er zou voedsel genoeg zyn, ging ik voort, en toch hebben velen niet het noodige. Er is daarboven kennis genoeg te zamelen, en toch kwynt een zeer groot deel der mensheid weg in walgelyke onwetendheid. Er is daar stof genoeg voor algemeene vreugd, voor genot, voor geluk... en toch, Meester, toch blyven jammer en leed hoofdtoon in de geschiedenis van dat arme mensdom! Meester, ik heb vyftig jaren op die aarde rondgedoold, en zelf veel geleden, maar sedert ik de gaaf ontving myn voelen tot denken te maken, en verstand te scheppen uit de bron van het hart, sedert dien tyd was my niets zoo bitter als 't aanschouwen van algemeene ellende die voort- | |
[pagina 40]
| |
durend de plaats inneemt van mogelyk algemeen geluk. En steeds kwam daarby de gedachte in my op: o, als ik te bevelen had... si j'étais roi! Ik zocht magt om goed te doen. Maar Meester, die magt bleef uit, vooral nadat ik, herhaaldelyk getracht hebbende goed te doen zónder haar, hoe langer hoe magteloozer werd gemaakt door de velen die, die... - Belang hebben by het kwade? - Meester, gy hebt het gezegd! Ik streefde dus naar magt, en doe dit nog... op den nanoen van myn levensdag. Is het te laat? Om te slagen... misschien. Om te pogen... neen! - En langs welken weg hebt gy getracht uw doel te bereiken. Ik wed om al wat gy wilt, dat ge begonnen zyt met een kasteel te bouwen op 'n hoogte... in de lucht misschien? - Neen Meester, ik bouwde geen kastelen... zelfs niet in een kuil, als Sonnenberg. - Hm, ik verzeker je dat dit in myn tyd de nieuwste manier was, haute nouveauté uit... Ambarawa.Ga naar voetnoot*) Die generaal van der wyck was een groot man. - Meester, gy hebt het alweder gezegd. Maar ik ben treurig, en wenschte u ernstig te zien. Gy vraagt naar de middelen die ik aanwendde om te geraken tot de magt die geluk geven zou? Lyfeigenen die torens voor my bouwden, had ik niet. Ik erfde geen koninkryk, geen prinsdom, geen titel... Meester, ik moest de tering naar de nering zetten. Ik bezat slechts myzelf. | |
[pagina 41]
| |
- Als gy u daar juist hebt uitgedrukt, waart ge ryk. - Dan moet myne uitdrukking onjuist geweest zyn, en ik neem haar terug. Neen, ik bezat niet eens myzelf, want het goede dat in my was, werd voor een deel, voor een groot deel, magteloos gemaakt door een tal van aandoeningen, driften, onvolkomenheden... - Dat heb ik altyd en overal opgemerkt. In elke vesting zyn verraders, en ieder leger heeft z'n SpitsbubenGa naar voetnoot*) en treinvolk. Maar de kern, de kern, daarop komt het aan! - Nu Meester, de kern was goed. Ik moest dus woekeren met het weinige dat ik, onbezwaard, in myzelf ter myner beschikking vond... - En die woeker slaagde niet. Misschien woekerden anderen met u. Zoo gaat het meer. Maar waaruit bestond dan uw kapitaal? - Ik had goeden wil.. - Le chemin de l'enfer en est pavé. - Opmerkingsgeest... - Dat zal u te-pas komen als ge straks les neemt by myn gnomen. | |
[pagina 42]
| |
- Ik was dichter... - Weet men dat? - Ik vrees ja, meester. - Welnu, dat hadt ge moeten voorkomen. Den dichter zal alles gelukken, mits hy zorge zynen rang te verbergen. Maar hy wordt gewoonlyk verklapt door 'n ellendigen treinsoldaat: hoovaardy. Een prins die incognito reizen wil, moet geen goud te-grabbel gooien. Was gilt 's, dat ge zoo even uwen Holländer met 'n guinje betaald hebt... - Neen Meester, ik had vele redenen om slechts acht kreuzers te geven. - Lieg niet. 't Waren er negen. Want ge versmaaddet den éénen, dien Staccata u wilde teruggeven. Ook wierpt ge haar eenen koninklyken blik toe. Die blik en die kreutzer yken u - door tegenstelling met den vloekenden roodouwel vooräl - in haar oog tot een hooger, dat is: vyandig wezen. Staccata ziet u... - Voor 'n prins aan? - Neen, voor 'n gek. Als ze trouwen moest, en kiezen tusschen u en den student, koos ze hèm. Ze begrypt hem beter. Ook zy zou kibbelen over de vertering, en ze neemt liever haar deel aan de opbrengst der schraperigheid van 'n gewoon mensch, dan dat ze zou meedragen in de kosten uwer òngewoonheid. De wereld nu is vol Staccata's. Wie 'n Holländer wil gebruiken, moet geen cent meer betalen dan zoo'n ding waard is, op straffe van beetgenomen te worden. Maar waarom zaagt ge dat meisjen, of liever die vrouw - want gesetzt is ze! - zoo aan? - Meester, ik meende my te herinneren... - Gekheid! Die Staccata heeft heel andere histories bygewoond op de wenteltrappen van myn Sonnenberg. Ze was sedert lang geen kind meer voor veertien jaar, en eigenlyk was ze dat nooit... juist andersöm dan gy, die 't toen waart, en misschien altyd blyven zult... hm... | |
[pagina 43]
| |
Koninkryk der Hemelen! Maar laat nu verder hooren wat uwe uitrusting was in den stryd tegen onmagt? - Ik geloof standvastigheid te bezitten. Nooit gaf ik een plan op. - Daarin kunt gy regt hebben. - Niet waar Meester? Hoe zou ik anders hier zyn? Ik zocht de middelen die tot magt leiden... eerst in den Hemel... - Dat spreekt vanzelf. Het is de gewone fout van alle beginners. Wie geen raad weet kykt naar 't plafond. - Daarna zag ik òm my, en trachtte te leeren wat ik niet wist, te begrypen wat ik niet verstond, te kunnen wat ik niet kon. - Ge waart op den goeden weg. - Dat bleek my geenszins, meester. Ik erken weinig geleerd en weinig begrepen te hebben, maar... mag ik rond zyn? - Wel zeker. Daartoe ben je hier. - Het komt me voor, dat ik niet nòg minder wist, niet nòg minder doorgrondde dan vele anderen, die toch beter slaagden. - Dat ligt aan de soort, niet aan hoeveelheid of diepte der kennis. Tot slagen is niet noodig dat men veel begrype, de eisch is dat men juist dàt wete wat tot slagen noodig is, al ware het weinig. De rest noem ik liefhebbery-bagage, die ons zonder praktisch nut op groote onkosten jaagt. Men moet zyne krachten concentreren... - Ik zie de juistheid hiervan des te beter in, daar ik opmerkte, hoe anderen door die taktiek tot betere uitkomsten geraakten, dan my met de grootste inspanning mogelyk was. En vooral was dit het geval by hen die dit concentratie-systeem toepasten op ééne zaak: geld. - Zeer natuurlyk. Het aantal hefboomen, die vroeger de maatschappy in beweging bragten, of dwongen tot be- | |
[pagina 44]
| |
trekkelyk stilstaan, is verminderd. Brama, Vischnoe, Siwah zyn onttroond. De Olymp staat leeg. De Katholieke halfgoden zyn aan 't verhuizen. De zoogenaamde hervorming, die alle edelmoedige aspiratiën tot verbetering drie eeuwen lang in slaap wiegde, heeft weldra uithervormd, en zal eenmaal in de geschiedenis der mensheid staan afgeteekend als 'n dwarssteegjen op de heirbaan van vooruitgang... neen, als 'n cul-de-sac, waarin de zoekende geest, met groot verlies van tyd en kracht, vruchteloos eenen uitgang meende te vinden. De riddertyden... belooft ge myn oordeel over de hefboomen die toen alvermogend werkten, geheim te houden? Zult ge er niet over spreken, zelfs niet in uw feuilleton van 't Noorden? - Ik beloof het, schoon me die voorzigtigheid bevreemdt, na de vrye wyze waarop ge u over het protestantismus hebt uitgelaten. - Het protestantismus is aan z'n naam verpligt, genoegen te nemen met elk protest. De ridders uit myn tyd... maar ik reken op uwe discretie, want ik wil me niet brouilleren met hun nazaten in leeuwen, adelaars, olifanten, kouzebanden en eikenloof. Ge belooft dus...
Ik beloofde, en mag dus den lezer niet oververtellen dat de hooggeboren ridderschap der middeleeuwen, volgens de opinie van den goeden Adolf, een lafhartige, gemeene, wreede, zeer onridderlyke banditentroep wasGa naar voetnoot*). | |
[pagina 45]
| |
- En wat kwam er na dien Schwindel, ging de Meester voort, laat zien .. hofkabaaltjes, nieuwere krygstaktiek, godbeter 't!... diplomatie: in-tweeën-vouwerij... 't woord is zoo mal niet gekozen, maar toch zeg ik: god beter 't! En - god betere 't voor de derde maal! - maîtressen-Wirthschaft! Eindelyk, na de apocryfe historie met dien theeketel der tante van James Watt, na Fulton, na den armen Salomon van Cauz... - De industrie! - Ja, de industrie... verschoon me een oogenblik, ik heb huishoudelyke bezigheden... De meester riep een kobold, die zooveel of weinig als loopjongen scheen te wezen, en gaf bevel tot het maken van yzer, millioenen, millioenen centenaars. Er scheen spoed by... - Ze gebruiken tegenwoordig daar-boven verdammt viel, zeide hy, weder naast my plaats nemende. De navraag is | |
[pagina 46]
| |
zoo groot, dat ik in de stellige overtuiging verkeerde dat ze 't aten. Waar waren we ook? - We waren genaderd tot den sterken hefboom die tans de wereld regeert, tot de industrie, Meester. - Juist! Welnu, waarom heb je geen lucifer-fabriek opgezet? Waarom niet een handel ‘in kurk en kurken?’ Dat is zielverheffend. Wat zeg je van een ‘kantoor op Portugal en de Middellandsche zee’ dat wil zeggen dat je onrype messina's-appels opkoopt in 't groot, en die in 't klein doet rondventen langs de straten. Heb je geen lust in 'n ‘assurantiezaak’? Of, als je dit te eenvoudig mogt zyn, in een hèrverzekeringsstandje? Dat kleedt 'n mensch! O, het veld der industrie is ruim! Daarop is plaats voor iedereen. Neem aandeelen in indische spoorwegen, liefst als je neef of zwager minister van koloniën is. Dat rendeert, al zyn die wegen slecht gelegd... een verantwoordelyk minister is altyd verantwoord.Ga naar voetnoot*) Of wilt gyzelf minister zyn? Dat 's ook industrie. En als ge meent daartoe niet... gediplomeerd te zyn, niet genoeg zaemgevouwen, wat belet u de myngeldenjagt, op publieke verkoopingen? Dit is een zeer dichterlyk beroep. Een handel in wynver- | |
[pagina 47]
| |
valschings-middelen is ook niet kwaad, tenzy ge de voorkeur geeft aan 't fabriceren van koffiboonen uit gebruind roggemeelGa naar voetnoot*). - Meester, ik wil geld, geld, geld! Is het niet anders te verkrygen dan op de velerlei manieren die gy opnoemdet? - O, ik was niet ten einde. By-lange-na niet! Daar is nog... - Verschoon my, Meester. De keus is ruim genoeg, en wie niet tevreden is met de vele middelen die gy opnoemdet, vind ik al te keurig. Ik zoù dan ook kiezen, indien my niet nog een ander middel bekend ware, dat me beter aanstaat dan uw half verrotte messina's-appels en geheel verrotte... andere dingen. Industrie dus! Leefden we in Indie, ik zou cosmogenien scheppen. In Egypte? Droomen uitleggen, kuisheid verkoopen en koren zamelen. In Arabie? Paardenfokken en vertellingen dichten. In Scandinavie? Ik zou de voorste zyn der Vikings, koning der zeekoningen, de woedenste der Berserkers? In uw riddertyden? In m'n nachthemd zou ik reuzen verslaan, en, zónder hemd zelfs, den stryd opnemen tegen de yzeren mannen die 't ontkennen durfden dat myn Fancy hooger staat dan hun heilige maagd... - Die uitdaging is zoo dapper niet, sedert gy weet dat ze zich wel wachten zouden te verschynen. Maar ga voort. Ik ben benieuwd wat ge nu wilt doen, nu, in dezen tyd. Wat hoor ik daar? Kobold No. 17009, ga eens kyken wat daar-ginds boven te doen is? Een zonderling gebrom! Ik hoor 't rammelen van metaal - yzer is 't niet - het schynt goud en zilver te zyn. En er wordt fransch gesproken... één deun! Ik versta er niets van. Welnu ga voort, wat wilt ge doen in dezen tyd? - Ik wil geld meester, en veel, veel, veel. Ik wil meer goud dan gy yzer kunt maken in honderd weken, | |
[pagina 48]
| |
al werkten al uw gnomen en kobolden mee. Ik moet me een plaats koopen in de volksvertegenwoordiging... - Worden die plaatsen gekocht? - Indirect ja. Of liever ze worden door en met geld verkregen zonder betaling. 't Is nog goedkooper dan m'n Holländer. Ik moet dan, dóór of mét geld, me een plaats veroveren vanwaar ik waarheid kan doen hooren aan ministers... een ministersplaats ook, om de waarheid te kunnen zeggen aan koningen. Geld heb ik noodig om zelf koning te zyn, opdat ik het regt en de magt bezitte goed te doen aan het volk... liefst zonder ministers. Geld heb ik noodig voor legers, om menschenslachtende vorstjes te onttroonen in Afrika... en andere werelddeelen. Geld om bevoegdheid te koopen tot het nazien der boeken van weeshuizen en armeninrigtingenGa naar voetnoot*) geld voor volksbibliotheken... - Ge wilt dat het volk leze? - Zóóver gaat myn eerzucht niet. Ik wenschte dat het in staat werde gesteld lezen te leeren, eene kunst die nog in hare kindsheid is. De meesten brengen 't daarin niet veel verder dan noodig is voor 'n benoeming tot briefbesteller. Ik heb geld noodig, Meester, tot het bezoldigen van onderwyzers in de natuurkunde, geld voor algemeene hygiène, geld tot het wegruimen van rivierdyken, die vervloekte oorzaken van watersnood en verzande havens. Geld tot het uitwisschen van grenzen, geld voor vruchtboomen langs de wegen, geld voor den beul... - Hè? | |
[pagina 49]
| |
- Ja, pensioen.Ga naar voetnoot*) Geld ter ondersteuning zonder smaad van invalide burgers, geld tot betaling van - des-noods onvrywilligen - arbeid derzulken die arm werden door traagheid. Geld voor ware, d.i. veredelende kunst. Geld voor beschaving. Geld voor genot. Geld voor geluk. Geld voor deugd! En, Meester, zóóveel geld wenschte ik, dat er, nà dit alles ... maar ik vrees onbescheiden te worden? - Volstrekt niet. Je moogt hier zeggen wat je wilt ... maar weer hoor ik dat eentoonig gerammel en dien franschen deun. Kabouter 317½ bis, ga eens zien waar 17009 blyft? Nu schynen ze met papiertjes te frommelen... ga voort, wat wenschtet gy, na dat alles, nog meer? - Meester, na dàt en veel meer nog gedaan te hebben door de magt die het geld geeft... maar ik durf waarlyk niet.. - Komäan, wees niet kinderachtig. Nur Lumpen sind bescheiden, heeft m'n vriend Göthe gezegd - en dat is byna waar - spreek op! - Ik zoude wenschen, meester, dat er, nà dit alles, nog iets overschoot om myn lief gezin te behoeden tegen gebrek. - Ik moet erkennen dat ge 't regt hebt, niet voor 'n Lump te worden aangezien... wat beduidt toch dat ritselend gekreukel van papiertjes? Nummer Half-dertien, onderzoek gy nu eens, wat de oorzaak is van dat leven schuins boven ons, in 't zuidwest-ten-zuiden?Ga naar voetnoot†) Men kan z'n eigen yzermaken niet verstaan. En gy, ga voort vriendje, en zeg me nu eens eindelyk, wat ge hier beneden komt uitvoeren? | |
[pagina 50]
| |
- Meester, Fancy zond me tot u die heer zyt in 't ryk der kobolden en aardgeesten... ik wil door uwe gnomen onderwezen worden in de kunst van rykworden. - Dem kann geholfen werden, riep Adolf |
|