| |
Aan mejuffrouw M.B.V.B. te M.
Nieder Ingelheim 9 Sept. 1885.
Uw brief, lieve Marie, was me zeer aangenaam, vooral daar ik er uit zie hoe oprecht uw hartelykheid is. 't Is me waarlyk een genot 'n blik te mogen slaan in zoo'n kokend gemoed. Maar aan den anderen kant maak ik me ongerust over de mogelyke gevolgen als uw lieve geestdrift in botsing mocht komen met de wereld. Daarom herhaal ik m'n verzoek, toch vooral niet om mynentwil uw positie of loopbaan te bederven. Houdt me asjeblieft niet voor spiessbürgerlich omdat ik hierop zoo aandring. M'n waarschuwing is de vrucht der eerlyke toepassing van veel opmerkingen.
Het brengen van offers aan overtuiging is plichtmatig en schoon, maar ‘elke deugd heeft onechte zusters die de familie schande aandoen’. Offer- | |
| |
zucht nu - offerziekte liever - houd ik voor zoo'n onechte zuster. Wilt ge zorgen beste meid niet in die fout te vervallen? Je bent er te goed toe. Niet om mynentwille zullen de steenen waarmee men u werpt in brood veranderen. Uw streven om door eigen inspanning u 'n weg door 't leven te banen, is achtenswaardig, en 't is uw n.b.l. plicht dat plan dapper uittevoeren.
Waarlyk, ik ben geen épicier. Als er ooit werkelyk behoefte was aan 'n offer dat gy instaat zoudt zyn te brengen, ik zou 't - steunende op de oprechtheid uwer aandoenlyke uitingen - gerust van u vragen, ja, al ware het om uw leven te doen. Dan zou ik, als Jezus, zeggen: ‘Wie vader of moeder liefheeft boven my,’ etc. Maar ... zoo'n eisch moet gegrond zyn op geldige redenen. Jammer genoeg dat er in onzen prozaïschen tyd zoo zelden plaats is voor praktisch verdedigbare edelmoedigheid. (Komiek, dat m'nheer Publiek die hoedanigheid, ook de niet te verdedigen onpraktische, zoo geestdriftig toejuicht op de planken. Als ZEd. haar in de werkelykheid gewaar wordt, zelfs de echte, trekt hy z'n neus op.)
M'n heele preek komt neer op de paar woorden waarmee Cicero dikwyls z'n brieven sluit: ‘cura ut valeat.’ d.i. Zorg dat het je goed gaat! Dus meid, doe dat nu eens om my pleizer te doen,
| |
| |
en als 't je misschien nu of dan moeite kost, zooby uitsluiting aan je eigen belang te denken, beschouw dan die moeite als 't offer dat ik van u eischte.
Dat ik op 't laatste oogenblik u toeriep my geen boeken te zenden had z'n goede reden. Daar liggen stapels boeken, tydschriften, brieven zelfs, die ik nog lezen moet, 'n mer à boire! Ik wil uwen Max Nordau niet blootstellen aan zoo'n trage verwaarlozing. Ik kan er maar niet toe komen dien boel aantepakken. Voortdurend heb ik iets anders in 't hoofd of veel ietsen te gelyk, en dan verwarren nieuwe denkbeelden - nieuwe vormen slechts gewoonlyk! - m'n denkvermogen, waarmee ik heel zuinig moet omgaan. Ik denk moeielyk, en moet m'n best doen wat orde in m'n hoofd te houden. Te brengen zou juister zyn, want ook zonder Max Nordau ben ik reeds veel te gepreoccupeerd.
Wy vinden 't heel jammer dat je niet wat langer kon blyven! Ik behoef u niet te zeggen dat je hartelyk welkom wezen zult als 't u mogelyk wezen zal uw bezoek te herhalen. Je sprak van de kosten! Ja, die eischen van 't dagelyksche weten wat! In m'n jeugd, en helaas lang daarna nog, wou ik maar niet erkennen dat men daarvan afhing. Maar de ‘aard der dingen’ de ware Jehovah, laat zich niet bespotten. 't Is nu eenmaal
| |
| |
zoo dat we ons buigen moeten onder de meest triviale eischen van 't leven. Geen geestkracht is bestand tegen uitputting, tegen honger, tegen 'n speldeprik. Wat zyn de evangelien onvolledig! Daarin wordt Jezus nooit voorgesteld als in stryd met het banale. Hy had het geluk heel onnoozele vyanden aantetreffen, die hem toelieten z'n stryd te voeren op 't gebied van schitterende tragiek. In onze dagen, in onze maatschappy, zou men hem anders geplaagd hebben.
| |
10 Sept.
Het vorige was gister geschreven. Vandaag ontving ik een brief uit Middelburg die me agiteert. Weet je 'r van? Dan begryp je ook m'n agitatie. M'n voornemen was eerst den gister begonnen brief aftemaken zonder dat incident aanteroeren. Maar ... c'est plus fort que moi. Voorloopig alleen m'n heel hartelyke groet en: cura ut valeat!
Die waarschuwing om vooral voor uzelf te zorgen was reeds van gister, dat is voor de ontvangst van dien brief uit uwe stad.
Maar toch kon ze zeer gepast dienen als gedeeltelyk antwoord op dien brief!
Adieu beste hartelyke meid. Uw liefh....
(In huis en voor hartelyke vrienden heet ik, zooals vroeger voor m'n kinderen die de benaming uitvonden)
Dek.
| |
| |
| |
Nieder-Ingelheim 12 Okt. '85.
Lieve Marie! Vind maar goed dat ik u zoo gemeenzaam toespreek, en bedenk dat ik 65 jaar oud ben, waardoor zulke familiariteitjes alle konsekwentie verliezen. Dank voor uw hartelyken brief. Dat ik niet eer antwoordde, ligt niet aan gebrek aan belangstelling, maar aan overmaat van indrukken, die me sedert dagen en weken overstelpen. Het regelen daarvan is elken dag m'n voornemen by m'n ontbytje, en gedurig brengt my de post nieuwe oorzaken ter afleiding. Le fait est dat ik tot over de ooren in dingen zit die me van streek helpen. Om tot behoorlyke afdoening te geraken, doe ik nu eerst de niet onaangename af. En daartoe behoort het antwoorden op uwen brief.
| |
13 Oktober.
Gister werd ik gestoord door Wouter die me kwam zeggen dat het uur voor de fransche les daar was. Och, hy zou niet boos geworden zyn als ik hem vacantie had gegeven, waarlyk niet! Maar de oorzaakjes, redentjes en voorwendseltjes om geen les te nemen zyn zoo menigvuldig, dat m'n opvoedersplicht me voorschryft daarin niet te veel toetegeven. Ik liet u dus zitten om 't ‘le père, du père’ in de dorre armen te ... kruipen ('n dichter of leugenaar had ‘vliegen’ gezegd!) En na de les was m'n stemming naar den drommel.
| |
| |
Ge vraagt me op uw briefkaart naar de natuurlyke historie van 'n verongelukkende vlieger. Uw broers hebben gelyk. De hem door Vosmaer toegeschreven hemelvaart is 'n poetische licentie, zooals meer hemelvaarten.
[Zie ‘Idylle’ van Vosmaer in zyn ‘Vogels van diverse pluymage’.]
Uw geschenk aan Wouter is ontvangen. De deugniet zal, zou, wil, moet - weet ik 't! - u in 'n brief bedanken. Zóó is de afspraak. Of er wat van komen zal weet ik niet. Het mannetje heeft 't byster druk. De stryd die z'n plichtjes te voeren hebben tegen allerlei afleidingen is tachtig jaarlyk ernstig. Daar zyn ... nu ja, z'n lessen, maar dit is hem byzaak. Hoofdzaken zyn: die hagedis ... (hy kent 't holletje waarin 't dier verdween, en zal 't weervinden al keerde 'n geologische beroering de heele rynbedding om!) Indedaad, na wat wachtens heeft hy 't gevonden, hol en beest allebei. Ik heb alle moeite gehad 't aardige diertje zyn vryheid terug te bezorgen. Dus kan hy onder z'n kornuitjes optreden als ‘letterkundige’ en 'n werk uitgeven: ‘twee dagen onder menschen’. Ik ben benieuwd naar de recenties.
De hagedis die in Wouters gemoed den buizing buizert ... of hoe heet het beest, verving, is daaruit verdreven door twee jonge konyntjes. En hy heeft
| |
| |
een kanarie aan z'n vrind Heinrich gegeven. En hy hielp dezer dagen 4, 5. 6 bekende boeren aan den wynoogst. En hy berydt hun paarden, of speelde den Bacchus door à cheval in triumf op een vat zittend ons huis voorby te ryden. En hy plaagt de meid die ziek worden zou als ze niet geplaagd werd. En hy stoeit met den jongen die te lam is om mee te stoeien. En, en, en ... kortom altyd wat! Zoodat ik maar zeggen wil dat ik zal omvallen van verbazing als hy er toe komt u behoorlyk te bedanken. Dwingen wil ik hem niet.
Ge klaagt in uw brief over uzelf. Geef daarin toch niet in onbillyke maat toe. Ik heb de gegevens niet om u aantewyzen waar ge u vergist, en kan u dus slechts waarschuwen tegen overdryving van strengheid. Zeker soort van zelfvernedering is even ver van waarheid als de verwaande hoogschatting van onszelf die algemeen is. Vindt ge anderen, of de meesten hunner, vry van de fouten die ge uzelf verwyt? Waarschynlyk wel, want velen zondigen in tegenovergestelde richting, door nl. niet het moeielykste maar 't makkelykste optezoeken. Vandaar traagheid, luiheid, onverschilligheid, lamlendigheid. Is 't nu billyk uzelf 'n verwyt te maken van gebrek aan zulke fouten?
Maar afgescheiden van de mogelykheid dat ge
| |
| |
onjuist waardeert, verdiep u niet (moet ik zeggen: niet te veel?) in zeker soort van zelfbeschouwingen. Het definieeren van de soort die ik bedoel is moeielyk, vooral daar de les: ‘ken uzelf’ (waartoe zelfbeschouwing wel degelyk noodig is!) niet mag veronachtzaamd worden. Welnu, er bestaat een manier van autopsie (zelfkykery) die ons suf en onbekwaam maakt; iets in 't moreele wat men in 't physieke van de fakirs vertelt, die levenslang op 't puntje van hun neus zitten te kyken. De door my hier afgekeurde zelfbeschouwing staat dikwyls de zeer gewenschte zelfkennis vierkant in den weg. Juist ook òm zichzelf te leeren kennen moet men om zich heen zien. Alle eigenschappen (van menschen en dingen beide) bestaan slechts door vergelyking. Wie niet vergelykt kan niet oordeelen, en die zoo onmisbare vergelyking wordt onmogelyk gemaakt door 't staren op één punt, vooral wanneer dit punt het puntje van ons eigen neus is.
| |
14 October.
Wouter is weer uit. Hy helpt aau 't wein keltern. Dàt is 'n pret! En de rekenles schiet er vandaag by in. Hy m'n vrouw en ik zyn wel. Ik op m'n asthma na. Zy laat u heel vriendelyk groeten. Mocht het u eenmaal gelegen komen ons optezoeken weest van uw hartelyke ontvangst verzekerd.
Ik verneem dat ‘een onzer eerste letterkun- | |
| |
digen’ (zoo noemt hem de uitgever die m'n portret en autograaf vraagt) myn leven zal beschryven. Ik heb geantwoord dat niemand de daartoe noodige gegevens bezat. Ikzelf zou moeite hebben m'n leven te beschryven. Maar de man is ‘e.v.o.e.l.’ Dat beteekent denk ik dat hy de kunst verstaat (een armzalig kunstje!) over alles te schryven, onverschillig of hy er iets van weet of niet. Wat handigheid in frazenmakery, wat maar's, wat indien's, evenwel's, hoezeer's, etc. vastgeknoopt aan half of in 't geheel niet bekende, dus gegiste en alzoo verminkte feiten, en klaar is de schryvery! Publiek zal 't slikken. Van terzy verneem ik dat de kunstenmaker in kwestie Busken Huet is. Juist de rechte voor zoo'n machwerk. Ik heb er 't land over, maar er is niets aan te doen. Niets dan 't weigeren van de gevraagde autograaf, tenzy de uitgever die weigering zelf wil laten drukken in facsimilé. De weigering van m'n portret helpt niet, want het is - tot m'n groot verdriet - in den handel. Dag beste meid, houd je goed, en spreek niet te veel kwaad van je ziel. Anders doe ik je 'n proces aan. Dat je jezelf door 't leven wilt heenslaan is achtenswaardig Maar wel had ik gewenscht dat je smaak en gaven niet op muziek waren gevallen. Geenszins omdat ik niet van muziek houd, o neen! Maar voor uw gestel vind
| |
| |
ik de toewyding aan dat vak wat te prikkelend. Wees heel vriendelyk gegroet van uw vriend en grootpapa Dek.
| |
Nieder-Ingelheim 1 April 1896.
Lieve arme Marie, met schrik lees ik daar in de courant het vreeselyk ongeluk dat u en de uwen getroffen heeft! Ach, uw arme ouders! Wat er van te zeggen? Troosten is maar leege klank, dit weet ik wel, maar toch... nu, een enkel woord van... deelneming! Maar wat baat het? O, ik kan me zoo in ulieder schrikkelyken toestand verplaatsen.
Groet uw bedroefde ouders, en gy, houd u goed, myn best kind. Och, wat helpt dit geschryf!
Hartelyk, gegroet van uw deelnemenden vriend
Douwes Dekker.
Als ge niet juist in deze omstandigheden by uw ouders moest blyven, zou ik u verzoeken hier te komen. Maar ge moogt hen nu niet verlaten.
| |
Nieder Ingelheim 13 Mei 1886.
Lieve Marie. Je zult wel zeggen: nu, dat 's toevallig! maar toch is 't waar dat ik vandaag u zou geschreven hebben ook al had ik niet den Amsterdammer ontvangen die door uwe hand aan my geadresseerd is. Reeds voor 'n dag of acht had
| |
| |
ik u willen vragen om eenig bericht omtrent u en de uwen, maar ik bracht m'n tyd in den tuin door. Ik bond de ranken van de Laube op, en dit ging heel langzaam omdat ik zoo zwak en asthmatisch ben dat ik byna elke vyf minuten moest poozen. Dit was me in zooverre niet onaangenaam omdat het zitje daar zoo aangenaam is,'n recht peinshoekje. Die Laube wordt van 't jaar zeer mooi, en... ik hoop er u te zien. Vraag nooit vooraf belet, ge zult elken dag hartelyk welkom zyn. Wel is 't goed dat ge my van uw komst bericht geeft om voor rytuig te kunnen zorgen, want de loop naar boven is vermoeiend. Zeg s.v.p. niet: ‘O, ik kan er wel tegen!’ Dit is wel mogelyk, maar 't agiteert my als ge hygend en geëchauffeerd aankomt.
En nu regent het. Dat wil zeggen dat ik van m'n tuinierdery vakantie heb. Als ge nu meent dat ik u alzoo acht dagen lang opofferde aan die wynranken, hebt ge maar half gelyk, d.i. ongelyk. Want juist by 't in ordemaken van 't ‘Waltershäuschen’ (zoo heet het prieeltje waarop de groene gang uitloopt) dacht ik er dikwyls aan of je 't zitje daar niet aardig zou vinden! M'n (zoo leuterig!) werken in den tuin gaat je dus wel degelyk aan, en als je klaagt over achterstellung, vind ik je een ondankbaar mensch.
Och, ik wou 'n makkelyken vroolyken toon aan- | |
| |
slaan, en 't gaat niet. Wat al smart in de wereld! Hoe hebt gylieden 't gemaakt na die catastrophe? Is uw papa reeds weder in z'n gewonen doen? En jy zelf, beste meid? Zie dat had ik u willen vragen, en dit vraag ik nu. Dat vergeten onmogelyk is, weet ik wel, maar toch is 't waar dat de ons geslagen wonden in likteekens overgaan. Schryt me hoe je 't maakt, vertel me iets van uw gemoedsleven, en als ik daarop niet of niet terstond antwoord.... schryf 't niet toe aan onhartelykheid. Uw bezoek heeft my zulke prettige herinneringen nagelaten.
Ik verwacht dezer dagen bezoek van den heer Zürcher die uit Parys komt, kersversch van de Kunstbeschouwing. Kent ge hem, d.h. als kunstkritikus? Hy behandelde in 't Nieuws v.d. Dag herhaaldelyk de tentoonstellingen in Arti, en onlangs gaf hy in dat blad z'n eerste artikel over den Salon in den Louvre. Universeeler man heb ik nooit gezien. Hy spreekt maleisch als 'n bataviaan, zonder ooit in Indie geweest te zyn. Hy teekent, schildert, portretteert. (Hy komt dan ook nu hier om m'n protret te maken, voor den tweeden keer reeds. 't Is curieus om hem te zien werken. By fusain-teekening werkt hy telkens met ... z'n duim. Hy componeert, hy spreekt italiaansch, voor zoover ik er over kan oordeelen, zeer goed. Hy doet aan
| |
| |
latyn, grieksch, hebreeuwsch, gothisch, keltisch, en nog meer, Hy heeft m'n Vorstenschool in duitsche verzen vertaald. (Die ik niet mooi vind. Maar ze zyn zachts zoo goed als veel verzen die door anderen wèl mooi worden gevonden.) En by dat alles is hy tegenover my ten minste, zoo kinderlyk zacht en inschikkelyk, ik ben soms lastig, weet je, dat ik er puur verlegen mee ben.
Als hy nu hier komt, zal ik zeker weer veel aantemerken hebben op z'n kunstbeschouwing. Ik ben namelyk zeer kettersch in dat opzicht, zeer afwykend van den vorm. Misschien schrikt ge als ik u zeg dat ik Rafael niet hoog stel, en dat ik me liever verdiep in de kunstwaardeering van 'n paar net afgewerkte laarzen dan van dantische verzen. Veroordeel me niet te spoedig, kind! Om niet al te ver mistegrypen in 't beoordeelen van m'n standpunt, verzoek ik u daarby achtteslaan op Idee 30, schoon dat nu by die laarzen maar zeer van verre te pas komt.
Op letterkundig gebied is tegenwoordig 'n beroering! 'n geschreeuw! 'n lawaai van belang. En 't komt me voor dat zwygen 'n kostelyk recht is... waarvan ik dan ook met groote ingenomenheid gebruik maak. O, die lieve stille Laube!
| |
Nieder-Ingelheim 29 Juni '86
Wees er niet boos om beste meid, dat ik eerst
| |
| |
nu eenig teeken van leven geef op uwen brief van 26 mei, en 't onlangs ontvangen beschreven kaartje... gut hoe nieuw-ouwerwetsch! Maar mooi vind ik die modegenre eigenlyk niet. Wel is de naam lief die er op gedrukt is, en de regeltjes dìe er bygevoegd zyn. Dank voor uw belangstelling! Neen, ziek ben ik eigenlyk niet, maar frisch en fleurig ook niet. En te Amsterdam ben ik niet geweest. Ik heb Holland niet gezien sedert de begrafenis van m'n besten Funke. Dat was meen ik in October. Zeer dikwyls vernam ik dat ik hier of daar me zou vertoond hebben, zonder dat ikzelf daarvan de minste kennis draag. Vele jaren geleden is me gebleken dat iemand zich voor my uitgaf. Of dit nog zoo is, weet ik niet. Om dat aardigheidje met succes te dryven, moet men òf te doen hebben met menschen die me volstrekt niet kennen of er uitzien als 'n spook. En hoe maakt zoo'n grappenmaker 't met spreken? Of... ja, zoo zal 't wezen, hy zal meenen me natebootsen door allerlei dingen voor den dag te brengen die op 't lystje van ‘de liberalen’ staan. Nu, wie hem dan voor my aanziet, weet van my even weinig als van liberalisme. (Ik kan 't woord niet schryven zonder ergernis!)
Zou je wel gelooven dat ik - in weerwil van m'n volslagen atheismus - eigenlyk meer lyk
| |
| |
op 'n behouder dan op 'n ‘liberaal’ van de thans heerschende soort? Ik ben vóór orde, vóór gezag, tegen vaccinedwang, tegen staatsonderwys en dit alles omdat die meeningen my voorkomen inderdaad liberaal te zyn. Zoo ben ik ook royalist, niette verwarren met aanbidder van Willem III. Zoo trek ik in 't proces van m'n vriend Nieuwenhuis, party voor de rechters die hem veroordeelden. Ze hebben hun (machinaal-stomme) rechtersplicht gedaan. De wet is nu eenmaal zoo. Alle wetten tegen hoon, laster e.d zyn aartsdom, maar ... rechters worden betaald om die wetten uittevoeren. Waar zou 't heen als men dat volkje het recht toekende oordeel te hebben? Daartoe zyn ze dan ook niet opgeleid, en daarom zyn advokaten zoo ongeschikt voor wetgevers. De (zoogenaamde) studie - met permissie! - van 't bepaalde, staat het begrip van wat er zou moeten bepaald worden, vierkant in den weg.
Heeremenschen, wat 'n zwaar opdehandigheid in 'n brief aan 'n jong meiske! Ik zal me beteren.
Ge schryft me over uw poging om door werken den slag te boventekomen die u en de uwen getroffen heeft. Daarop laat ge volgen: ‘maar ik kon niet!’ Toch zult ge later daarin wel slagen, beste meid, en dit is te hopen want arbeid is inderdaad het beste wapen tegen smart Dat ge aanvankelyk daarby geen baat vindt, begryp ik
| |
| |
wel, maar dit is geen reden om 't plan op te geven, want niets is zoo instaat onze zedelyke kracht te vermeerderen dan inspannend werken, Toch heb ik hierby 'n opmerking die misschien op u van toepassing is. 't Gebeurt wel dat wy ons vergissen in de soort van arbeid die hier dienen kan. (Ik ken deze fout by ondervinding.) De praktische mogelykheid van uitvoering is er by noodig. Het tellen en weer tellen van 'n klein getal steentjes is degelyker dan de poging om te weten hoeveel sterren er aan 't firmament staan. Dikwyls kiezen wy uit traagheid 'n onmogelyk te bereiken doel, ons opdringende dat het verhevener is, ten einde ons een voorwendsel ter vergoelyking van 't mislukken te menageeren. Zoo zal 'n leerling die te lui is om z'n ‘sommen’ te maken zich verdiepen in 't zoeken van de cirkelkwadratuur. Nog eens, ik ken die kwaal, en dit erkennende staat het my 'n beetje minder leelyk u daartegen te waarschuwen, niet waar?
Behalve de hier bedoelde algemeene neiging tot afdwaling in de keus van arbeid, bestaan er by sommigen nog byzondere oorzaken om daarin toetegeven. Die oorzaken vertoonen zich meestal als spotvormen van iets goeds. Het zyn: modephilanthropie inplaats van echte ware nuchtere menschenliefde; 't streven naar poezie in klank, vorm,
| |
| |
ziekelyk gevoel, woordenpraal, onmogelykhedens, gezocht paradoxismus etc. etc. eet. inplaats van de ware poezie die de werkelykheid ontleedt en 't schynbaar uiteenloopende samenvat (analyse en synthese) waarop alles neerkomt dat den mensch adelen kan.
O, er zyn zeker nog meer onechte zusters van 't goede die ons in den weg staan om den arbeid te kiezen welken wy noodig hebben ter versterking! Ook daarvan weet ik te spreken. Wees er dus niet boos om als ik u vraag of ook in u misschien trainbuben (keizer Adolf in ‘Millioenen-Studien’) de krygsmacht van 't gemoed belemmeren? Mag ik u waarschuwen tegen opgaan in muziek?
Het verwondert myzelf dat ik deze vraag richten moet tot iemand die de muziek beoefent als vak. By dilettanten komt ze zeer dikwyls te pas, maar gewoonlyk bederft het beroep de inspiratie. Om met bergen te dweepen moet men ze slechts van zeer ver [gezien hebben. De bergbewoner zelf dweept met kreutzers en groschen. Ditzelfde heb ik vaak by beoefenaars der muziek waargenomen, en over 't geheel by artisten van beroep.
By u schynt het vakproza die werking niet - of: nog niet? - gehad te hebben. Dit prouveert voor de echtheid uwer voorkeur... en voor uw hart! Maar of die richting van uw gemoed de ware is om te komen tot den zielevrede dien ge zoekt, moet ik
| |
| |
betwyfelen. Ik waarschuwde tegen 't: opgaan in muziek. Dit is verderfelyk, zooals alle opgaan. ‘Gy zult by brood en vleesch alleen niet leven’ is er gezegd. Dit is zeer juist, maar eilieve mag ik er niet byvoegen: ook niet by galm?’
Geen bestaan zonder beweging, Geen beweging zonder wryving. Maar... voortdurende wryving baart op onze ziel de aandoening die ten laatste overgaat in ongezonde kitteling. Het toegeven dáárin acht ik gevaarlyk, vooral in verband met andere medewerkende aandoeningen.
Ik houd zeer veel van muziek. Maar, lieve meid, ik geef geen raad naar m'n smaak, maar naar m'n oordeel. Het is geheel iets anders: veel van muziek te houden, dan de muziek te willen gebruiken als versterkend geneesmiddel. Dát kan alleen arbeid leveren. Maar, zeg je, ik beoefen de muziek als arbeid, en dus...
| |
31 Juni.
Hier brak ik eergister af. Och ik heb nu geen lust m'n preek voorttezetten. Om 't kort te maken ik erken dat studie in muziekgeschiedens (de uiten inwendige) voorzeker 'n arbeid is, o ja! Toch weet ik niet of dit de soort van werk is die u dient.
Komiek dat ik juist over muziek dezer dagen 'n brief uit Belgie ontving. Ik begryp niet recht wat de schryver wil. Ik heb ergens gespot met
| |
| |
componisten die ziel-indrukken meenen mee te deelen door 't nabootsen van natuurgeluiden. M'n Belg schynt te meenen dat ik de muziek daarvan beschuldig, en verzekert me lang en breed dat er componisten zyn die hun genie op andere wys openbaren. 't Is alsof ik na aanmerking te hebben gemaakt op 'n verkeerdheid, ten antwoord kreeg: ge vergist u, want er zyn menschen die daaraan niet schuldig zyn.
Dag beste meid! Groet de uwen en houd je goed.
Uw vriend Dek.
(Myn huisnaam dien ik u aanbeveel.)
Onze Wouter bezoekt sedert eenigen tyd de school, 'n gedwongen fraaiigheid! Ik eet me op van woede. By die liefelyke instelling van verplicht onderwys is men geen baas meer over z'n eigen kind. Het is 'n gruwel! En dat wil men - ‘de liberalen!’ - in Holland ook invoeren? Alva zou zich lang bedacht hebben voor hy zoo 'n maatregel zou hebben durven invoeren. Onderwys ‘van staats wege’! Maar weet men dan niet dat die ‘staat’ 'n heterogeen, veranderlyk dom mechanismus is? Regeering moet beperkt worden tot het onmisbaar noodige, evenals elk noodzakelyk kwaad. En die malle socialisten willen alles aan dien staat opdragen, tot de verdeeling van de
| |
| |
arbeids vruchten toe! 't Komt me voor dat ik in een gekkenhuis leef. Hoe Domela Nieuwenhuis die overigens zoo'n verstandig man is, kan meedoen aan die dwaasheid, is me 'n raadsel. Maar datzelfde zeg ik van zoovelen die - overigens niet onwys - er 'n godsdienstje op nahouden dat tegen de Rede strydt.
| |
Nieder Ingelheim 4 Aug. 1886.
Lieve Marie! Wees niet boos dat ik niet eer antwoordde op uw brief van 24 Mei. Ook zonder den nu ontvangeden zou ik je zeker geschreven hebben vooral omdat uw stemming verdrietig was, maar ik wachtte op een kalm uurtje, en die zyn zeldzamer dan menig voorbyganger by 't zien van ons zoo rustig gelegen huiske wel denken zou. Daar woont 'n kluizenaar, meen ik te hooren zeggen, die der wereld afgestorven is. 't Lykt er niets naar! 't Is hier heel druk. Altyd wat innerlyk gemoedsleven aangaat, en sedert vele weken ook naar 't uitwendige. 't Is komiek hoe er by zoo 'n eenvoudige levenswyze zooveel bereddering kan bestaan. Telkens wàt. En men moet daarby letten op de eigenaardigheid dat juist de eenvoud en dat afgezonderde zoo 'n byzondere gevoeligheid opwekt ook voor 't schynbaar kleine. Ik heb 't in orde houden van m'n Laube in den steek moeten
| |
| |
laten. Ja, ik heb 't inderdaad heel druk gehad en nog.
Toch had ik best nu of dan u 'n paar woordjes kunnen schryven, maar ik vatte de zaak niet licht op, want het komt me voor dat je eenigszins onwel bent, beste meid, en ik kon 't met mezelf niet eens worden hoe ik u moest antwoorden. Er is 'n verstoring van evenwicht in uw gemoed die my 'n beetje ongerust maakt.
En, by de oorzaken die me zoolang deden zwygen, had ik waarlyk m'n eigen ongesteldheid niet moeten overslaan, ofschoon ik ook dat niet het belangrykste noem. Ik hoest 's nachts byna zonder ophouden, en 't schynt wel dat de daardoor veroorzaakte vermoeienis m'n asthma nog erger maakt. Als 't asthma is, iets waarover de geleerden 't niet eens zyn. In sommige oogenblikken kan ik best ademhalen, en op eens by de minste beweging of aandoening meen ik te stikken.
En... dat alles over mezelf, en niets over u, m'n... patientje? Toch niet, kind. Het is misschien goed voor u dat uw aandacht en belangstelling 'n beetje worden afgetrokken van eigen leed. Het oude: ‘ken uzelf’ is goed, o ja, maar evenals veel waars, moet deze maxime met oordeel worden toegepast. Overdreven, eenzydige, byna had ik gezegd: egoiste Selbstschau kan in ziekelykheid ontaarden. Niet dat ik je daarvan beschuldig,
| |
| |
maar ik waarschuwje tegen het toegeven in zelfpyniging. Wacht er u wel voor, je eigen smart op 'n voetstuk te zetten. Om je daarin te helpen kan ik je verzekeren dat die afgodery allerbanaalst is, en men zich zeer zou vergissen als men meende iets byzonders te kweeken, te vertroetelen, te... aanbidden. In 't laatst der vorige en 't begin van deze eeuw - de bekende Werther-periode - speelden tranen, met obligaat hart smart 'n groote rol. De anders volstrekt niet onverdienstelyke Feith - ik stel hem in veel opzichten ver boven Bilderdyk die met minachting op hem neerzag - nu, Feith heeft er druk aan gedaan. Hy laat z'n helden en heldinnen schreien zonder dat iemand ter wereld begrypen kan, waarom? Thans nog, nadat in de z.g.n. litteratuur - ik kan dit woord niet schryven zonder weerzin! - nadat die mode in de schryvery is afgeschaft...
Och, 't mocht wat! Onze sonnetten-fabrikanten huilen er weer dapper op los!... nu dan, boekenmode of niet, nog steeds is 'n wel geconditionneerde smart by velen bien portée. 't Kleedt 'n mensch. Het moet ook als protest gelden tegen de... alledaagsche tevredenheid van Mr. Prudhomme. Maar men vergeet dat de zielenridderorde die men daardoor zichzelf meent uittereiken nog alledaagscher is dan Prudhomme's dikbuikig welvaren. Boven- | |
| |
dien, de stemming van dien man is waar. De hoogheid die men meent te ontleenen aan factice treurigheid is ònwaar.
Nu ben jy aan 't woord.
- Wat? Ik, gemaakte smart? Heb ik niet inderdaad reden - meer dus dan ‘oorzaak’ of ‘aanleiding’ dingen die gewoonlyk verward worden - reden dus tot innige droefenis?
Ja, myn lief kind, dat heb je! En dit zou je hebben ook zonder den slag die u en de uwen getroffen heeft. Die wond zal in lidteeken overgaan. We zyn te zwak, te onvolkomen georganiseerd om zùlk 'n ramp voortdurend met dezelfde levendigheid te blyven voelen. Ook ik heb eens 'n zeer beminden broeder door 'n ongeluk verloren. Hy verdronk op z'n 16e jaar in de Noordzee. Welnu, na dien slag heb ik 46 jaar geleefd. Als ik aan hem denk is 't met stillen kalmen, nauwelyks pynlyken weemoed. Meer niet. Toch was ik toen ik 't bericht ontving, in 1840, als 'n razende. Of 't niet schooner ware - niet zoozeer in 't individueel karakter, maar in 't algemeen menschelyk organismus - dat we bezweken na 't ontvangen van zoo 'n slag, laat ik daar. 't Is 'n feit, niet dat wy de smart overwinnen - 't mocht wat! - maar dat de smart ons ten laatste met rust laat. Wie 't niet gelooft, wachte maar! Men wachte een
| |
| |
week, 'n maand, 'n jaar, 'n leven ... alles gaat voorby.
Alles, ook andere pyn. Ik zou 'n onbekwaam zielendokter en uw vertrouwen onwaardig zyn, als ik niet iets van uwen toestand begreep, lief kind, zonder dat ge my nu juist al de symptomen uitdrukkelyk hadt meegedeeld. En wat ik daarvan opmerk bezwaart me meer, dan 't toch zoo noodlottig overlyden van uw broeder. Dat ongeluk, hoe verschrikkelyk ook, kan flinker genoemd worden. Ge kunt en moogt er u over uiten. En ook zonder uiting, gy weet dat ieder de zwaarte van den slag beseft. Er is harmonie tusschen uw aandoeningen daarover, en de indrukken die uw smart - zwygende of uitgesproken - by anderen opwekt. Die harmonie, dat zedelyk rym, bevredigt, of althans daardoor wordt u irritatie bespaart, wat niet het geval is by zeer veel aandoeningen van anderen aard.
De toon van dezen brief is pedant, rhetorisch, wysneuzig. Ik lyk Abeilard wel. (Kent ge hem? 't Eenige dat ik op Heloïse heb aantemerken is dat ze haar vol hart wegschonk aan zoo 'n boekerigen drogen Klaas.) Ja, ik schryf schoolmeesterachtig. Maar kind, is dat m'n plicht niet, waar ik te doen heb met 'n vulkaantje als gy? Ziedaar dan ook weer 'n toelichting van m'n dralen. Ik mocht u niet terloops antwoorden! Maar ik erken dat daar- | |
| |
aan niets ware verloren geweest als ik nu in dezen met inspanning geschreven brief niet iets degelyks doe of voorstel. 'n Paar dingetjes van secondair belang kan ik wel noemen, maar er is meer noodig.
- ‘M'n hemel, wat mankeert er dan aan me?’ vraag je. Als je hier waart zou ik die vraag beantwoorden door je een en ander in je brieven te wyzen dat van onwelzyn getuigt. Maar 't schriftelyk behandelen is te lankdradig. De hoofdeigenschap van wat ik nu kortheidshalve je kwaal zal noemen, heb ik reeds aangeduid: ‘gebrek aan evenwicht.’ Je hoofd, je hart, je physiek, de omstandigheden van 't leven, de eischen der maatschappy - hoe ongegrond soms ook, zy komen voor in 't algemeen zyn, gehoorzamen aan den onverbiddelyken aard der dingen, en hebben dus aanspraak, niet op eerbied, maar op: ontzag - nu dat alles warrelt in je gemoed dooreen. Gooi 'n paar trainbuben (Mill. Studien) de deur uit. Hoe kan ik dat, vraag je? Als ik nu by je was en au fait van je dagelyksch leven, zou ik om je in de bedoelde richting aan den gang te helpen, waarschynlyk kunnen wyzen op eenige byzonderheidjes.
Wen je kwakerachtige stiptheid aan, vermyd het buitengewone, wacht je voor 't valsch-verhevene, e.d.
Maar omdat ik nu niet by je ben, en uit de verte m'n wyzigheid moet toepassen, ziehier iets,
| |
| |
al is 't weinig. Schryf me styf, pedant, korrekt. Dwing je tot orde in je redeneering, tot stipten zamenhang der gedachten. Voorzeker zal dit je by je vurig gestel moeielyk vallen. Nu, om die moeilykheid is 't hier juist te doen. Wilt ge my liever niet schryven, pas dan die methode toe op andere dingen. Geniale slordigheid is uit den booze.
Tracht voorts - dit kan je wel! - de meest dagelyksche bezigheid te poetiseeren. Ja, dit kan je, en met het oog op 't welzyn der uwen dat zooals altyd op 'n reeks van kleinigheden gegrond is, zal je die taak zelfs makkelyk vallen. Bedenk dat uw vader recht heeft op 'n heele dochter, en dat je met verbrokkeling van je gemoed hem, als uzelf... te kort doet.
Ge wilt werken, hard werken, schreef je in den brief van Mei. Dat plan was goed. maar ik vrees dat je by 't kiezen van de soort uwer bezigheid... nu ja, denk aan m'n opmerking over sterren, en... steentjes tellen. Divageeren is geen reizen, droomen geen doen, ondergaan van indrukken geen handeling. Iemand die naar de cirkelkwadratuur zoekt, mag niet zeggen dat i aan wiskunde doet, daar juist de wiskunde leert dat die verhouding niet te vinden is.
Ziedaar 'n paar raadgevinkjes over dingen die ik van secondair belang noemde, en dit niet omdat ze
| |
| |
onbelangryk zyn, maar omdat juist je ‘kwaal’ die er door verdreven moet worden, je de opvolging moeilyk maakt. Laat me nu iets zeggen dat je wel kunt opvolgen. Althans zoo meen ik.
Weet je papa dat je aan me schryft, en ik aan u? Onlangs verzocht ik je hem van my te groeten. Heb je dat gedaan? Is hy misschien een vyand of tegenstander van me? Meen niet dat ik dit kwalyk nemen zou. O, in 't minst niet. Ik kan me dat best voorstellen, beter, byv. dan onverschilligheid. Maar hoe dit zy uit je brieven maak ik op dat hy 'n achtenswaardig mensch is. Welnu, word in den uitgestrektsten zin van 't woord z'n vriendin. Open hem uw hart. Deel hem uw verdriet, uw bezwaren, uw (verydelde?) wenschen mee. Houd niets achter, niets! Dat hy tevens arts is, maakt zoo'n toenadering nog te wenschelyker. Lief kind, misschien, ja waarschynlyk, is ook lichamelyk zeker regime aantebevelen. Je bent physisch niet sterk, en de stof loopt gevaar onder te gaan in de stormen van 't gemoed.
Dit verwyzen naar je vader heeft ook daarom zooveel vóór, wyl die verhouding - hoe zal ik me hier uitdrukken? - nu dan omdat ze minder kittelend is dan de aanraking met anderen. Ik geloof dat je my liefhebt, en dit is zeer goed, je hebt er gelyk in want ik ben 'n goed mensch
| |
| |
Maar juist dat liefhebben brengt 'n soort van opwinding mee die nadeelig voor je wezen kan. Je hebt, figuurlyk gesproken, meer behoefte aan zoete melkspap dan aan alkohol. Het huiselyke eenvoudige onromantische van den innigen omgang met je papa zal gunstig werken, beter althans dan de hartelyke opgewondenheid die in je lief gemoed wordt opgewekt door myn stryd met de wereld, en myn zeer byzondere omstandigheden. Ik lyk je uit de verte te mooi toe, en dat prikkelt, juist iets alzoo wat vermeden moet worden.
Nu weet ik wel dat volkomen openhartigheid tusschen ouders en kinderen zeldzaam is, en dat jy byv. sommige indrukken met meer gemak aan my dan aan je papa zoudt kunnen meedeelen, maar lieve, ziedaar nu juist de moeilykheid die ik je vriendelyk verzoek te overwinnen. Je zult er je goed by bevinden.
Hoogstwaarschynlyk heb je je papa niets nieuws te vertellen, maar misschien zal 't hem nieuw zyn dàt je 't vertelt, dat je hém kiest tot vertrouwde van wat je kwelt.
Meen overigens niet dat deze raad 'n stilzwygende uitnoodiging is om niet aan my te schryven. Volstrekt niet. Ga daarmee voort, beste meid, als ik maar weten mag dat er iemand in uw nabyheid is die beter dan ik voor uw welzyn kan
| |
| |
zorg dragen, en dat die iemand je vader is.
Ziezoo, de pedanterigheid is uit! Ik heb vandaag 't ryk alleen, daar m'n vrouw met Wouter naar Mainz is waar ze allerlei kommissies te doen heeft. Ze moest daartoe 'n vryen dag kiezen tusschen de logés van gister en overmorgen in. Dat de heer De W.H. niet komt spyt me zeer. Ik houd veel van hem en had zeker vandaag of morgen naar Nauheim geschreven waar ik dacht dat hy zich bevond. Spreekt ge hem dikwyls of nu en dan? Zoo ja, groet hem zeer van my.
Verbeelje meid, als een der middelen die ik noodig heb tegen myn kwaaltjes - ik heb er zoo eenige! - gebruik ik 't schaken. Daar heb ik nu maar eventjes vyf partyen te-gelyk aan de hand, of eigenlyk vier, want één heb ik al glorieus gewonnen. Het gaat nl, per correspondentie drie te Amsterdam en twee te Utrecht. Eiken morgen by m'n ontbytje - als ik nog niet spreken kan, weet je? - bedenk ik m'n zet. Dat is my 'n groot genoegen. Nú moet je weten dat ik volstrekt geen sterke speler ben uit de hand. Maar by correspondentie kan ik door geduld aanvullen wat me aan genie-igheid mankeert. En ... geduld heb ik! Dagelyks prys ik de goeie natuur dat ze me daarvan ten minste voorzien heeft. Overigens ben ik niet tevreden met m'n deel, volstrekt niet!
| |
| |
| |
Nieder Ingelheim 20 Oktober 86.
Hoe lang is 't nu al, lieve Marie, dat ik de eereschuld onbetaald liet, u te antwoorden op uw zoo hartelyken brief van 29 augustus. Ik voel schaamte by 't schryven van dien datum. Maar och, beste meid, m'n schryftafel, m'n gemoed (en eigenlyk m'n heele leven!) is zoo vol dat ik maar niet kan komen tot afdoen, ook van 't noodige. Wie hier ons huiske ziet liggen, zal wel denken ‘Hoe rustig moet het daar zyn!’ In zekeren zin is dit waar, maar in hoofdzaak volstrekt niet. Want het eigenlyk leven bestaat in gemoedsbeweging, en daaraan is hier overvloed, 't Zou niet te pas komen u over alles te schryven dat me bezig houdt - 't zou ook niet kunnen! - geloof maar dat m'n lang wachten met schryven uit preoccupatie voortkwam, en niet uit dorheid. Bovendien bemerk of weet ik dat je - hoe zal ik 't uitdrukken? - ik wou zeggen dat je lydt, maar dit is wat al te romanachtig. Nu dan, ik gebruikte reeds vroeger de uitdrukking: ‘er is gebrek aan evenwicht in je gemoed’ en daar ik dit zoo jammer vind mag ik je niet zonder toespraak laten. Maar wel bezwaart het me dat ik niets degelyks voor je doen kan. Ziedaar trouwens 'n smart die ik van kindsbeen af gekend heb. Met ... malle zelfverheffing wou ik me altyd op- | |
| |
dringen dat op my de verantwoordelykheid rustte van alles wat verkeerd of droevig was. In de Woutergeschiedenis laat ik dat kind gedurig naar Afrika verlangen, waar hy 'n paar dozyn koninkryken bezitten wou om goed te doen. Nu, ten onrechte meenen sommigen dat ik in dien Wouter mezelf schilder. Dat is volstrekt het geval niet, Verbeelje hoe me dit grieven moet, daar in dat geval die juffr. Pieterse 't portret myner moeder wezen zou. M'n wrevel daarover is een van de redenen dat ik afbrak en niet dan met groote moeite er weer aan zal kunnen voortgaan. Hoe onwaar evenwel die meening is, toch spreekt het van zelf dat er in dat Wouter-verhaal soms dingen voorkomen die in werkelyk gebeurde toestanden wortelen. Dit nu is
met die zucht om wat te zeggen te krygen in Afrika 't geval. In m'n jeugd had ik eens gelezen hoe onmenschelyk die koninkjes daar met hun onderdanen omgaan, en ik kon niet slapen van ... medelyden, denk je? Nu ja, dat ook, maar m'n hoofd-indruk was schaamte dat ik dat maar zoo toeliet. Als of ik geroepen was de wereld te hervormen.
Dat die hoogmoed 'n fout was... O, de ondervinding heeft 't me wel geleerd! Maar ik meen dat er leelyker fouten zyn!
Nu, meid, je bent noch zwart noch zelfs bruin,
| |
| |
ook heeft tot nog toe niemand je vermoord. Maar dat je verdriet hebt, en dat dit me zeer spyt, is waar. Ik raadde je reeds vroeger aan je hart heel vertrouwelyk openteleggen voor je papa. Als geneesheer moet hy psycholoog wezen, en hierby komt dat het huiselyke der verhouding tusschen vader en dochter den kop indrukt aan valsch romantismus dat wel eens 'n rol speelt in gemoederen die te hoog staan voor 't ordinaire, voor 't banale.
Of die uitdrukking ‘te hoog’ juist is, weet ik niet. Laat me dan zeggen: die afkeerig zyn van 't banale. In zekeren zin komt de soort van 't voorwerp of van de bezigheid waarmee wy te doen hebben er niet op aan. Alles hangt af van de wys waarop wy de zaken laten weerspiegelen in ons gemoed. De zoo vaak gebruikte spreekwys ‘dat of dat is maar zooals je 't opvat’ meestal slechts als stopwoord gebruikt, kàn 'n diepen zin hebben. Een boekhouder die tevreden is over z'n jaarlyksche balans, 'n huismoeder die haar boeltje bereddert, zie, 't is mogelyk dat ze daarby fyner opwekkend genot smaken, inderdaad poetischer voelen, dan menschen die, schynbaar, zich verdiepen in iets hoogers, O, er is zooveel valsche verhevenheid, en dat valsche is 't platste van alle platitudes.
| |
| |
Aan die verkeerde opvatting heeft de romanlitteratuur en de verzen-makery veel schuld. Ook 't opgaan in muziek ... och, daarover schreef ik je al. Meen toch niet dat ik tegen de muziek ben, o, neen! Maar men moet baas blyven over z'n denkvermogen en z'n ziel niet laten afdryven op de harmonie der tonen.
Je vroeg me eens of ik dat stuk van Van Deyssel over styl en uitdrukking mooi vind? Hoor eens, ongemeen wàs 't. Maar 't kwam me gezocht voor, en 't ratelde wat veel. Zooals 't daar nu ligt is er iets heel eigenaardigs in, maar de schryver moet het daarby laten. Als-i voortging, als hy in dien styl - juister: in die voorbedachtelyk aangenomen manier, iets dat men als 'n pruik kan op- of afzetten zonder dat de ziel er iets mee te maken heeft - nu, als hy in die manier een boek schreef zou men 't heel gauw vermoeid uit de hand leggen. Toch blyft het stuk zelf 'n aardig kunstje. En dit is 'n veroordeeling. Want kunstjes is geen ‘kunst’.
| |
N. Ingelheim 10 Dec. 1886.
Lieve beste Marie, per kaart dankte ik reeds met 'n enkel woordje den vriendelyken Sintnikolaas die dit maal geen oude leelyke bisschop is, maar 'n lief hartelyk meisje.
| |
| |
Je bent wel goed zoo trouw aan my te denken! En wat 'n keurig beeldje is die ‘Bertha’. Dank je wel, beste meid! Op 't oogenblik ligt ze nog tusschen twee deelen van Bayle. Ik gis dat ge dien zonderlingen (zeer geleerden!) schryver niet kent, en ik noem hem nu maar om daaraan de opmerking vastteknoopen hoe onsmakelyk ‘geleerdheid’ is als ze zich bepaalt tot boekerig weten. Dit nl. is by Bayle in dubbelen zin 't geval. Niet alleen dat hy - zooals meer gebeurt - al z'n kennis uit boeken gehaald heeft, maar hy schynt ook te meenen dat het boekenmaken hoofdzaak in de wereld is. Wie wat doet, stelt hy lager dan wie wat beschryft. Natuurlyk zegt hy dit niet uitdrukkelyk, maar overal straalt die verheffing van schryvery door. Nu hy heeft dan ook wat geschreven! Dat er veel onnoodigs by is spreekt vanzelf! En ... op 't oogenblik doèt hy wat: hy plet ‘Bertha.’ Zoo zieje dat zelfs dorre geleerdheid, mits in zwaren folioband, nuttig wezen kan.
Lief kind, het is immers niet onmogelyk dat we je weder eens hier zien? Ik kan niet beoordeelen welke plichten u tehuis binden. Zoodra je evenwel, wat u betreft, komen kunt reken dan hier eens vooral op 'n allerhartelykste ontvangst. Er zyn beschouwingen die minder voor 'n brief dan voor mondeling onderhoud geschikt zyn.
| |
| |
Het is zeer moeielyk zich juist uittedrukken, zeg ik ergens in m'n Ideen, en er gaat geen dag om zonder dat de ondervinding my aan die zoo eenvoudige waarheid pynlyk herinnert. Dagelyks verwonder ik me - meestal met ergernis - over de plompe slordigheid waarmee men omgaat met iets zoo kostbaars als ‘de gedachte.’ Voor de meesten schynt het er niet op aantekomen wat ze zeggen. By mondeling verkeer kan men terstond z'n meening toelichten, als ons blykt dat we onduidelyk of dubbelzinnig geweest zyn. Maar behalve dit, zyn er nog andere oorzaken die de gedachtenwisseling in brieven belemmeren. Men weet nooit waar schryvery belandt! Ik heb daarvan treurige ondervinding. Nog dezer dagen heb ik iemand moeten berispen omdat hy 'n passage uit 'n brief van my in de Courant liet zetten. Hy meende dat dit mocht ‘omdat ik zoo eerlyk was.’ D. w.z. omdat ik die regels eenmaal geschreven had in een brief kon ik er ook niet tegen hebben dat ze gedrukt werden! Een vreemde redeneering! Van 'n oneerlyk mensch had hy 't dus niet mogen doen? Hoe dom niet intezien dat uiting zoo dikwyls de kleur der stemming aanneemt jegens de persoon tot wie ze gericht is, en dat het er niet op aan zou komen die stemming bloot te stellen voor 'n grof publiek
| |
| |
O, m'n lief kind, behoef ik je nog te zeggen dat deze opmerking u niet aangaat? Maar ook zonder uw wil, je kunt niet weten waar 'n brief later terecht komt.
Onlangs moest ik schryvery van my in druk zien, van de jaren 1842 en 1854, dat is van 44 en 32 jaar geleden! 't Was in de zoogenaamde levensbeschryving van my door Busken Huet. De man wist nagenoeg niets van m'n leven, maar dat kan zoo'n métier-schryver, zoo'n artikelfabrikant niet schelen. Als hy van de oneindig veel gegevens die noodig wezen zouden, er maar 'n paar of ½ dozyn weet, lapt hy 't ontbrekende er maar tusschen, luk-raak of 't juist is. En zie, hy was in 't bezit gekomen van 'n paar brieven (aan 'n derde nl. die geen recht had ze hem aftestaan) en van 'n bundel geschryf uit m'n jeugd, die my ontstolen is! Ik weet niet door wien, en ook niet hoe Busken Huet in aanraking is gekomen met den dief. Hy moet echter geweten hebben dat ze gestolen waren. Over die zaak zou ik alweer veel te zeggen hebben dat ik liever mondeling behandel. Toen ik begon te schryven was ik van plan een en ander wat uitvoerig te behandelen. En zie, eenmaal 't chapitre aanroerend over het gevaar van ... briefschryven, voel ik me verlamd.
| |
| |
| |
11 December
... en 't werd donker ook. En daarna weer andere beletselen. Wouter was de jacht gevolgd, en ik werd ongerust over z'n uitblyven. Hy heeft er natuurlyk dolle pret in, en schoon ik afkeer heb van jagen - ook wel 'n beetje van de lui die er géén afkeer van hebben! - laat ik hem in zulke dingen vry, in de hoop dat hy zelf zal leeren inzien hoe grof dat genoegen is. Dat de hazen moeten gedood worden spreekt vanzelf. Anders zouden zy - even als alles wat niet wordt gestoord in uitbreiding - de overhand nemen, maar van dat dooden 'n uitspanning te maken vind ik afschuwelyk. Een slachter kan zich nog beroepen op de noodzakelykheid z'n brood te verdienen, en ook 'n beul heeft zoo 'n vergoelyking voor z'n beroep. Wat kan zoo 'n jachtliefhebber voorwenden ter verdediging van z'n smaak? En als er nog gevaar by was, of zelfs vermoeienis! Mevrouw van Erlanger (de ryke van Erlanger is jachtpachter hier) zit op 'n stoeltje te wachten tot de dry vers haar de hazen onder schot brengen! Zoo ‘jaagt’ de keizier van Duitschland ook op wilde varkens. Ze worden in 'n omheining gedreven, en Z.M. die zeer veilig op 'n stoeltje zit, schiet ze op z'n gemak dood. Is 't niet verachtelyk? En dan komt er in de courant hoeveel stuks wild
| |
| |
Z.M. heeft neergelegd, en dat gaat voor iets roemryks door!
M'n asthma plaagt me vreeselyk. Niet voortdurend even erg, maar soms zóó dat ik meen te stikken, 't Is zonderling dat ik maar niet kan te weten komen wát eigenlyk de buien veroorzaakt. Nu eens komt het me voor dat ik geen koude kan verdragen, dan weder voel ik me benauwd in de warmte. Maar over 't geheel kryg ik de aanvallen na beweging, en dit is zeer lastig. Na 't aan of uittrekken van 'n kleedingstuk moet ik poozen om m'n adem terugtekrygen. En ik die, kort geleden nog zoo vlug in m'n bewegingen was! Ook vergeet ik telkens m'n kwaal, en spring vlug op om dan terstond er aan herinnerd te worden. Dan ben ik eenigen tyd onmachtig, soms zeer lang...
|
|