| |
| |
| |
Aan den heer I.M. Haspels.
[Hier volgen thans eenige uitingen naar aanleiding van het huldeblyk dat multatuli omtrent dezen tyd door zyn vrienden werd aangeboden.
Op blz. 136 en 165 van dezen bundel werd het reeds genoemd. Het ontstaan en verloop van deze zaak te volgen zou meer ruimte eischen dan waarover ik nog beschikken mag, maar dat de uitslag een grooten en blyvenden invloed op multatuli's stemming had bewyzen o.a. de volgende brief-fragmenten.]
| |
31 Mei 1882.
... Hoeveel die [lyfrente] bedragen zal, weet ik niet recht. Zeker is 't dat het meer zal gelyken op 'n ouwemannig pensioentje dan op 'n schitterend huldeblyk. Ook is 't zeker dat de uitslag van de zaak niet overeenkomt met m'n getob en gewurm, met de groote woorden die ik van aanhangers of geestverwanten kreeg. Evenmin met het schelden en lasteren van m'n vyanden. En ook niet met de taxatie van geloovers die my verweten (R.C. Tyd, R.C. Maasbode, Orthodoxe kerkelyke courant, orthodoxe andere bladen) dat ik de godsdienst had vernietigd. Die kerels bevallen my! Beter dan de met my gelykgezinde liberalen of vrydenkers die zoo'n wapenfeit, (geen kleintje, waarachtig!) beloonen met 'n pensioentje dat my voor gebrek lyden beveiligt. (Hoogstens! Om redelyk
| |
| |
te blyven leven moet ik voortgaan met vertellinkjes schryven.) Ik weet nu precies wat ik in de oogen van al die geestverwanten waard ben. Het is die armzalige taxatie die me grieft, en dit zou zoo blyven al kwam de finantieele uitslag ten behoeve van 'n ander. Maar je begrypt dat ik dit alles nu maar in 'n zeer vertrouwlyken briefaan jou zeg. Honderden en duizenden kunnen 't niet helpen en 't is my pynlyk welwillenden te grieven. Zeer velen in den lande hebben zelf moeite om 't hoofd boven water te houden. Ik mag dus geen lucht geven aan m'n wrevel. Maar waar bleven de maçons? Zy met hun allen zyn ryk, en gaven nu blyk geen hand te hebben uitgestoken ten behoeve van iemand die door hun en myn vyanden zoo hoog getaxeerd werd als tegenstander. Het omverwerpen van de godsdienst (en dit staat letterlyk in die geloovige bladen) is toch zoo'n dagelyksche zaak niet, dunkt me.
| |
16 Juni '82.
Het huldeblyk komt nu in 't geheel neer op ± fl 20.000. Ik ben wel voor 'n millioen uitgescholden aan den eenen kant, en voor even zooveel in de hoogte gestoken aan den anderen kant. Vrome tydschriften verklaren dat ik god onttroond heb. Al is dit nu meer eer dan me toekomt, ik neem er nota van, en beweer dat zoo'n haut
| |
| |
fait d'armes met een pensioen van voor my zeventig gulden 's maand en voor mimi vytig schraal beloond is. En 't vernederende van de taxatie! In een woord gezegd: deze uitslag der zaak is my een zware slag! Het breekt myn toon! En dan 't besef dat ‘men’ my houden zal voor tevreden gesteld, en me nog ondankbaarheid zal verwyten als ik 't niet heel mooi vind. Wat zullen de van Twisten en consorten in hun vuistje lachen. Door die schitterende pensioneering ben ik nu voor goed geklassificeerd als 'n byna-niemendal. Ieder weet nu dat ik geen noemenswaardige party vertegenwoordig, en dat men my niet behoeft te ontzien. De behoefte aan 't leveren van vertellinkjes kopie is grooter dan ooit, en de moeilyke maar toch altyd nog bestaan hebbende uitweg om ’voordrachten te houden is my afgesneden. Alleen by inderdaad schitterenden uitslag had ik my weer in Holland kunnen vertoonen. Nu ben ik schuw, en ik voel dat ik koken zou by toejuiching.
Overigens ben ik wel. Ook m'n vrouw en ons kind. Hoe staat het met uw gezondheid? Hebt ge uitzicht op vakantie? En kom je dan hier met Dirk, Coen, vrouw, dochter, met wie je wilt? Je zulk hartelyk ontvangen worden, dat weet je. Over 't geheel echter (dit gaat u niet aan!) zal ik tot m'n grooten spyt een eind maken aan gast- | |
| |
vryhedens. Met 'n inkomentje als waarop ik nu gezet ben, kan men geen glas wyn aan 'n vriend voorzetten. Zelfs om met 'n vriend te zitten praten heb ik niet genoeg, want ik moet kopie leveren! Als ik na dat huldeblyk in geldnood raakte, zou men zeggen: ‘wat 'n verkwister!’ Maar nog eens beste kerel, dit gaat u niet aan.
Dat het huldeblyk my niet instaat stellen zou groote plannen uittevoeren voorzag ik. Maar dat het ook in eenvoudig burgerlyken zin zoo armzalig zou uitvallen, neen, dat had ik niet gedacht. Ik weet nu waaraan ik me te houden heb. Laffe, flauwe, ontzenuwende, kappelmannige zuinigheid is nu de boodschap. Dat breekt me! Ik heb nu 't zelfde inkomen (zegge met dat van mimi er by) als toen ik drie en veertig jaar geleden, als negentienjarig jongetje klerk by de algemeene Rekenkamer te Batavia was. En toen gaf myn vader er my ± 80 gulden 's maands by! We weten nu wat toejuiching, opgang en god-onttroonen in Holland waard is! Voor god is 't ook niet vereerend, dat iemand die (volgens z'n aanhangers) hèm de baas was, zoo laag getaxeerd wordt.
| |
Nieder Ingelheim, 27 Oktober 1882.
Ik heb iets gelezen van uw stryd met het pedante ‘Nieuws’. (niet ùw stuk.) Ik begryp uw woord:
| |
| |
vies, maar vrees dat de meesten 't niet zullen vatten, daar ze gewoon zyn alleen tast- of riekbare vuiligheid met dat praedicaat te vereeren. Zoo ook vind ik die krant (en de anderen!) onzedelyk. Dat vatten de lezers ook niet. Ze meenen dat onzedelykheid alleen in zaken van 't geslachtsleven kan worden te pas gebracht ... 'n zeer ònzedelyke dwaling, en te gekker nog omdat ze ook op dàt stuk wat de feiten aangaat nogal los over de zaak heenloopen, als ze maar in woorden 'n faux air van kiesheid in acht nemen. Wat 'n misselyke boel! En: er is niets aan te doen. Schreeuw zoo hard als ge wilt: ‘de zaak is a!’ bewerk zelfs dat zy toestemmen wat ge zegt, en meeschelden op de b-zeggers, toch roepen zy op hun beurt b, zoo hard als de besten! 't Is komiek, zoo'n ‘Nieuws’ te hooren uitvaren tegen kwakzalvery!
Mies en Woutertje zyn heel wel. Ik ook, zoolang ik rustig zit, of niet geagiteerd ben. Maar 't minste gooit my omver. Zooals ik reeds zei, ik kan zelf niet beschryven hoe onmachtig ik soms ben pour un rien.
't Lykt ondankbaar als ik, wat den uitslag van dat huldeblyk aangaat, verdrietig ben. En toch, wat zou ik me geweerd hebben, als ik had kunnen optreden op 'n wys die 't arm en ryk gemeen respect had ingeboezemd! Maar de grief over die
| |
| |
mislukking wordt waarlyk verzacht door zooveel offergeest en trouw als ik van sommigen ondervind, waaronder gy in de eerste plaats!
| |
11 Augustus 1883.
Over van Andels brochure denk ik precies als gy. De welmeenende jongen doet net of m'n heele zyn zich oplost in zeker gekibbel met van Vloten. Hy verheft den aanval van dien man tot iets wezenlyks. 't Is juist zooals gy zegt: zwyg of vernietig. Dat lamme gepolemiseer is dégradant.
Buiten wat asthma voel ik me wel. Maar die stryd tegen gebrek aan harmonie tusschen willen en kunnen plaagt me. En dan de afwisseling van stemming! Soms opgewonden vurig, soms kalm redeneerend, soms afgemat, dof en krachteloos, Daarvan moet gy - artist! - ook ondervinding hebben, al zy 't dan dat uw artistieke indrukken voordurend moeten ondergaan in 't métier!
| |
15 Februari 1884.
Van ‘De Vyand des Volks’ vernam ik reeds een en ander. Mevr. de Haas zond my de N.R.C. waarin de voorstelling besproken wordt. Ik kan me voorstellen dat Haverkorn v.R. tenrechte eenige aanmerkingen op 't stuk maakt, als stuk. Maar de inhoud uit zielkundig en maatschappelyk oog- | |
| |
punt hangt niet dáárvan af? Ook Mevr. de H. zelf schreef er my over, en wel met geestdrift. (Zy is edel, moedig, trouw, solide. Ik wou dat ik 500 mannen had van haar karakter.) Ik denk dus alles goeds van Ibsen als persoon, maar vrees, of denk, dat het stadium waarin hy verkeert, niet meer 't myne is. ‘Niet meer’ zeg ik. Want hy schynt nog te meenen dat het tentoonstellen van de maatschappy iets baat. Och, dit meende ik vroeger ook! Over 20 jaar zal Ibsen de vruchteloosheid zyner pogingen inzien, tenzy hy 't geluk hebbe vervolgd te worden. Dit houdt staande, daar 't ten minste eenig blyk geeft dat de mannen en place notitie van je nemen. In Holland is dit het geval niet. Alles smoort in modder.
Wat overigens 'n stuk als dat van Ibsen aangaat, hy kan er vast op rekenen dat ⅞ der toejuichers tot de soort van menschen behoort dat hy geeselt. Hier is huichelary in 't spel, o zeker, maar toch is huichelary de hoofdfactor niet. Dat mochten ze willen! Een flinke huichelaar is iemand. Daar hoort wat toe! Neen, 't is 'n onbewust huldigen van het schoone, zonder daarby te bedenken dat die hulde 'n testimonium is van eigen beroerdheid. Als je ooit 'n drama gaat vertoonen in 'n tuchthuis, kies dan 'n stuk waarin de sentimenteelste deugd wordt geschilderd. De gauwdieven zullen
| |
| |
hun handen kapot applaudisseeren by den triumf van 't ‘goede’. De Clarissa Harlowe's Pamela's zyn de lievelingsheldinnen van h ..... Dàt en 't verkoopen van moraliteitspraatjes zyn de geliefdste uitwegjes om met fatsoen 'n smeerlap te wezen.
Nog eens Ibsen en zyn streven! Ik waardeer het en beklaag den man als hy nog altyd denkt met schryvery iets te kunnen bereiken. Z'n ergste vyanden, of liever de taaiste tegenstanders van z'n zaak zyn de toejuichers, de mooivinders! Myn innige overtuiging is dat er slechts één praktisch wapen is, het heet geweld. Om dat te kunnen uitoefenen is macht noodig, om daartoe te geraken: geld! Zy die er belang by hebben dat de verrotting blyft voortduren, omdat ze als drekvliegen daarop azen, dragen wel zorg dat die bron voor hun tegenstanders gesloten blyft.
| |
14 Mei 1884.
Wat de publieke zaak aangaat, ze wordt geheel beheerscht door de fictie dat 51 man meer intelligentie en integriteit bezitten dan 49. 't Is zot, maar 't kan niet anders. Het tegendeel, dat 49 't beter weten dan 51 is zeker ook niet waar, en alzoo moeten wy wel berusten in 't onzuiver punt van uitgang dat de meerderheid het weten moet. Als men van 't schatten der opinien de
| |
| |
slotsommen laat afhangen, moet ook die schatting weer by meerderheid van stemmen worden vastgesteld. Dan hebben wy weer dezelfde fictie. Lood om oud yzer. Het algemeen stemrecht zal er niets aan verbeteren. Ik ben er vóór. 1o omdat dan den tegenwoordige niet-stemmers een grief ontnomen wordt. 2o omdat men zelfs in fictien consequent moet zyn. Zoodra men aanneemt dat de plompe massa - wat is de meerderheid anders? - te beslissen heeft, komt het niet te pas iemand uittesluiten. Pincoffs, van Heeckeren, van Ittersum, Nahuys, Stratenus zy allen stemden altyd mee. Waarom een tuchthuisboef niet? Waarom 'n kind niet? Waarom de vrouw niet, ja al was zy 'n hoer? Zedelyke en verstandelyke eigenschappen kunnen de eisch niet zyn, anders waren er duizenden uitgesloten, die nu onaangevochten mee stemmen.
Dat er uit dezen stand van zaken verrotting voortvloeit, is natuurlyk. Even natuurlyk als dat er maden wriemelen in bedorven vleesch. Er is van tyd tot tyd een ruwe forsche schoonmaakparty noodig - ook dìt ligt in de natuur! - en dit had ik willen doen, maar ... helaas! Geschieden zal 't! Maar hoe, wanneer, door wie of wat? Door de Pruisen? Door 'n aardbeving? Door pest?
Ik zou niet zoo moedeloos wezen als men lezen kon. Maar waarachtig, dit kan men niet! De
| |
| |
staaltjes heb ik voor 't grypen. Of hoe moet men 't verklaren dat het Publiek dagelyks de grofste beroerdheid onder de oogen krygt zonder dat er iets blykt van protest.
Er was op de indische begrooting zooals de welmeenende maar naïve Waanders die ingemoede had opgemaakt, een tekort. De uitgaven zouden vreesde hy 13 millioen meer bedragen dan de vermoedelyke inkomsten. De nieuwe minister die in de hoogte moest worden gestoken om de machinatie van van Rees te vergoelyken, legt 'n ándere begrooting voor. We lazen in de couranten tenbewyze dat die nieuwe grootheid - 'n stom kreatuur van van Rees! - zoo byzonder knap was: ‘het is hem gelukt - let op: “gelukt”! - het verwacht deficit tot op slechts twee millioen te verminderen’. Wel verbazend! Het staat er precies alsof hy 'n te betalen rekening van 13/mm. op 2/mm. had weten te reduceeren, en alzoo 11/mm. bespaard of gewonnen had. Dat noem ik je knap! Zoo'n minister is geld waard, en ik vind het schande dat men hem niet met tonnen 's jaars betaalt. Ja, al gaf men hem 'n millioen in 't jaar de natie zou winst behalen by zoo'n geniestreek.
Maar ... wat heeft de vent nu eigenlyk gedaan? Hy heeft den prys waarvoor hy hoopt dat de koffi zal verkocht worden, verhoogd. Ook hoopt
| |
| |
hy dat de indische belastingen hooger zullen zyn dan Waanders - met volle recht! - durfde vermoeden. Het wondert me dat men zóó te werk gaande, toch nog 'n tekortje van 2 millioen heeft overgelaten. Dit zal een bescheidenheid wezen, denk ik.
In geen blad las ik 'n enkel woord van afkeuring. Met zoo'n dom gegoochel neemt men volkomen genoegen, en zelfs wordt zoo'n kwakzalver opgehemeld. (Hy is zoo byzonder knap, zeggen ze - schrik niet! - in‘registratie’. Waar men al niet knap in wezen kan! En wat waren toch Plato, Archimedes, Aristoteles, Newton, Humboldt enz. enz. stommelingen, zy die niet knap waren in registratie en misschien ternauwernood wisten wat dat voor 'n ding was. Straks zullen wy hooren dat de maagd Maria benoemd werd tot moeder gods omdat zy zoo uitmuntte in 't sokjesbreien.
Van Rees is 'n tydgenoot van me. We waren gelyk adjunct-kommies. Hy is 'n ... ‘ambtenaar’ en was als zoodanig altyd zeer bruikbaar, d.w.z. dat hy in geen enkel opzicht uitstak. Ik geloof niet dat hy ooit iemand heeft in den weg gestaan, en dit is 'n zeer nuttige eigenschap.‘Slim’ en ‘glad’ moet hy zyn, anders had hy zich in den Haag niet zoo kunnen staande houden. By den val van Kappeyne, scheidde hy zich terstond van
| |
| |
dien kollega af. ‘Er was nergens gebleken, schreef hy toen, dat er by de natie begeerte was naar grondwetsherziening’. Dit gaf hem na z'n aftreding als minister, 'n wit voetje by de Kamer die - pour cause! - alles by 't oude wil laten. En 't slot van de historie is, dat hy zyn doel bereikt en G.G. geworden is niet alleen, maar zich 'n minister heeft gegeven die van hem afhangt. Hoe 't gaan zal als die Sprenger van Eyk weer opgedoekt is, kan hèm niet schelen. Hy is waar hy wezen wìl, dat is hoofdzaak! Van nobele aspiratiën, van hooge opvatting eener levenstaak, van offerzucht, of wat van dien aard ook, is by van Rees geen spraak. Z'n hoofdstreven is dat hy den boel gaande houdt en zyn rang, zyn traktement niet verliest. Bekwaam dáártoe is hy zeker. Men hoeft niet te denken dat hy ooit iets doen of laten zal dat op 'n andere berekening gegrond is.
| |
18 Mei 1885.
Dat Robbers je is meegevallen, doet me veel genoegen, en ik herhaal wat ik vroeger schreef dat ik billykheidshalve hem niets mag verwyten.
[Uit een brief aan den heer Mansholt blz. 218 van dit deel is gebleken dat multatuli in het laatst van 1881 aan de Uitgevers-maatschappy Elsevier, die zyn werken van Funke had gekocht, een voorschot had
| |
| |
gevraagd op nieuwe copie. Dit voorschot, fl 2000, had men hem gegeven, maar tot nu toe had hy nog niets geleverd. Natuurlyk wilde hy niet liever dan aan zyn verplichtingen voldoen ‘voordrachten mag ik nu niet meer houden, zeide hy, want die bederven me voor schryven’? maar andere zaken stonden hem in den weg. Daar waren eerst de beslommeringen en verwachtingen door het Huldeblyk-plan opgewekt die hem vervulden, en later voelde hy zich te gekrenkt en te ontstemd om tot werken te kunnen geraken. Wel poogde hy dit meermalen. Aanvankelyk was zyn plan de Wouter-geschiedenis te voltooien, maar als hy dan zyn bundels Ideen opnam, om er zich weer intewerken, overmeesterde hem telkens een bitterheid tegen zyn publiek die hem lichamelyk verzwakte, en bovendien liefde- en fantasie- doodend het voortbrengen onmogelyk maakte.
De heer Robbers, de directeur der Maatschappy, had herhaaldelyk en uit verschillende toonsleutels op afdoening der schuld aangedrongen. Uit dezen brief blykt dat multatuli den heer Haspels verzocht had eens met Robbers te gaan praten, en bovendien, wat vooral kenschetsend is, hoe de altyd aangename aanraking met Funke, die ons thans eerst bleek zelf ook lid van de maatschappy Elsevier te zyn, hem opwekte tot werklust.
Nieuwe kopie geleverd aan den heer Robbers heeft multatuli niet meer. Eens is hy nog begonnen maar 't bleef by weinige blaadjes, die nu aan 't eind van deze brieven zullen worden opgenomen. Voor de Maatschappy Elsevier deed hy evenwel een gedeelte der schuld af door het leveren van correcties. Het restant
| |
| |
der schuld is later verrekend met my, by de betaling van het door de Maatschappy Elsevier aan my verschuldigde voor diverse werkzaamheden.]
Hy kan 't niet helpen dat de schryvery me walgt. Ook is 't zyn schuld niet dat de bouwery van dit huis me tot meer uitgaven dwong dan ik voorzien had. Hoe dit zy hy heeft recht op kopy, en hy zàl ze hebben. Ik hoop spoedig. Als ik eens 'n begin heb gemaakt zal 't wel lukken, 't Is 'm nu maar om 't doorbyten te doen. M'n weer optreden voor 't publiek ... och, je weet het wel. Misselyk!
Nu gebeurde er dezer dagen iets dat me in dit opzicht goed te-stade-komt, wat stemming aangaat. Verbeelje, m'n beste Funke, altyd anders 'n voorbeeld van flink by de hand zyn, is sedert 'n jaar ziekelyk. Na allerlei getob en gemedicineer en gereis, landde hy onlangs te Wiesbaden aan, Natuurlyk wilde hy me van daar bezoeken, maar hy was er te zwak toe, zoodat wy 'n paar maal by hem geweest zyn. 't Sneed me door de ziel hem zoo afgetakeld te zien. Tot overmaat van ramp ontving hy bericht dat z'n plaatsvervanger 'n beroerte had gekregen, zoodat hy, Funke, zwak of niet, onverwachts naar huis moest. Hy is dan ook eergister vertrokken, en ik hoop hartelyk dat hy goed moge aangekomen zyn. Z'n vrouw was
| |
| |
by hem, anders was z'n reizen ook onmogelyk. Maar zie, zonder opdracht van myn zy, had Mimi hem over die zaak met Robbers gesproken, en den dag voor zyn vertrek toen zy hem nog eens bezocht (ik was thuis gebleven om m'n asthma) heeft hy haar gezegd:‘Ik kan me niet begrypen dat Robbers zoo lastig en dringend is. Hy weet toch wel dat ik me voor dat geld verantwoordelyk stel, daar ik er indertyd toe geadviseerd heb, en er ook voor de helft in betrokken ben. Dek moet er zich dus niet zoo over agiteeren. Wel wou ik graag dat hy weer aan 't schryven kwam, maar niet uit angst voor R.’ Ziedaar hoe Funke is. Zoo kan ik u veel schoone trekken van hem verhalen, ook in 't zoogenaamd kleine, die my juist meer treffen omdat hy niet weten kon hoe ik ze waardeer. Funke is 'n edel mensch. Met die ongewoonheid heb ik vrede!
[Deze laatste woorden zyn een terugslag op een voorafgaande zinsnede in dezen brief: ‘Wy zyn wel, ik op m'n asthma na, dat vervloekt lastig is, maar, zoo zeggen ze, niet gevaarlyk en Woutertje groeit gewoon goed op. Goddank! Aan ongewoonhedens heb ik den duivel gezien.]
Door die royale opvatting van de zaak heb ik nu 't zelfde voordeel alsof uw lieve pogingen gelukt waren. Dan, even als nu, moest ik dat geld aanzuiveren, maar ik kan nu, even als ik dan zou
| |
| |
gedaan hebben, byv. de helft bedingen en de helft laten staan tot vereffening van die schuld. Dit had ik aan R. zelf niet gaarne gevraagd, maar Funke zal er genoegen mee nemen.
En - als ik nu eindelyk aan 't leveren van kopy kom! - dat betalen van de helft is noodig om me hier boven water te houden. Daar hoort kunst en vliegwerk toe.
| |
N. Ingelheim 24 Aug. 86.
Beste Haspels, Hartelyk dank! Dat ik niet terstond antwoordde had de oude oorzaak: lust om u uitvoerig te schryven.
Welnu, ik doe 't niet. Ik ben in 'n stemming om eindelyk (!) eens te gaan werken voor de pers. Daarom zoo kort. Hartelyk gegroet Dek.
| |
Nieder Ingelheim 30 Aug. 85.
Beste Haspels! Na m'n kort briefje tweemaal uw hulp ontvangen! Uw hartelyke trouw is roerend. Ik zal er niet veel woorden over gebruiken. Maar wees verzekerd dat het me aandoet.
Ik voel me zeer afgemat en verdrietig, althans by buien. M'n asthma maakt me telkens onmachtig en elke beweging, elke hindernis of invallende gedachte schynt die kwaal optewekken, en daarom houd ik 't voor 'n soort van zenuwkramp
| |
| |
op de longen. Doch misschien is dat alle asthma. Als ik er dokters naar vraag, kryg ik 'n antwoord dat klinkt als 'n toelichting, maar my den indruk maakt dat ze 't niet weten. Sommige oogenblikken is m'n ademhaling normaal.
Ik ben te lam om veel te schryven. Wees er niet boos om beste beste kerel! Hartelyk dank en gegroet van Uw. lief h. Dek.
|
|