Brieven. Deel 10. Laatste periode
(1896)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 243]
| |
wezen verplicht ontkennend te antwoorden op de ook my by dat schryven voorgelegde vraag: ‘of het beoogde doel (myne) sympathie kan verwerven?’ Het aanmoedigen van zoogenaamde Belletrie komt me niet wenschelyk voor. Na beleefde groete heb ik de eer te zyn Myne Heeren Uw dienstwillige Douwes Dekker. [Hier volgt nu eene door multatuli in eenige bladen geplaatste advertentie.] ‘Door de lezing van’ - zegge: door het lezen der werken van - ‘multatuli zyn deftige heeren en aanzienlyke dames, jonge mannen en zelfs meisjes.... verzoend geraakt met wat gemeen, en gewend aan wat vuil is.’ Aldus staat - volgens de 5de aflevering van den ‘Dageraad’ te lezen in ‘De protestant, godsdienstig weekblad in vryzinnigen geest’ onder redactie der heeren Dr. I. Hooykaas, A.P.G. Jorissen, H.C. Lohr, en J.H. Maronier, predikanten te Rotterdam. Daar dat weekblad misschien niet zoo algemeen verspreid is, als voor de daarin heerschende godsdienstig vryzinnige geest wenschelyk ware, meen ik ter bevordering van heilzame zeltkennis 'n goed | |
[pagina 244]
| |
werk te doen door de niet vuile, niet gemeene, maar echt-vryzinnig-godsdienstige bewering van genoemde Redactie ter kennis te brengen van de velen die ze aangaat. multatuli. Nieder-Ingelheim 25 November 1884. |
|