| |
Aan den heer D.I. Korteweg
[thans hoogleeraar in de wiskunde te Amsterdam.]
[Ongeveer gelyktydig met de tweede uitgaaf van Specialiteiten verscheen ook een tweede uitgaaf van Millioenen-Studien. Aan het slot daarvan gaf multatuli een ‘Naschrift’ van slechts drie regels: ‘Ik heb een lystje van noten op deze studies voor me liggen, doch vind ten gerieve der koopers van de eerste uitgaaf beter, die in een afzonderlyk bundeltje verkrygbaar te stellen. Wiesbaden, Augustus 1878.’
Even waar als het Voorbericht voor Specialiteiten was dit Naschrift. De noten voor eerst genoemd werkje, zyn, zooals de schryver berichtte ‘grootendeels gereed.’ Voor de noten op Millioenen-Studien was alleen een lystje gemaakt, en daar vond ik later aan toegevoegd eenige stukken die by 't maken van die noten te pas zouden zyn gekomen. Vooral merkwaardig daaronder zyn twee brieven van den heer D.I. Korteweg. Deze zeide daarin over de Millioenen-Studien sprekende, o.a.: ‘Over het geheel genomen houd ik uwe beschouwingen
| |
| |
voor volmaakt logisch, in één opzicht meen ik echter dat u een vooroordeel - vergeef my de uitdrukking! - gehuldigd hebt, dat veel juist door niet-spelers wordt aangekleefd.’ multatuli stelt namelyk in zyn ‘Studien’ dat de bank ook zonder zéro en refait, dus: zonder extra-kansen voor de bank, zou moeten winnen. (Zie Mill.-Studien 1ste en 2de uitgaaf in de noot op blz. 207, en de tekst op blz. 265; 3de uitgaaf by Cohen, de noot op blz. 140 en de tekst op blz. 181.) In de bedoelde brieven weerlegt de heer Korteweg deze opvatting met bewyzen; en al zyn de noten op de Millioenen-Studien nooit verschenen, waarin multatuli zyn lapsus had willen herstellen, de brief aan den heer Korteweg in antwoord op diens opmerkingen is bewaard gebleven en volgt hier met een paar anderen. Hy dagteekent uit de dagen van de eerste opvoeringen van Vorstenschool.]
| |
Rotterdam 19 Maart 1875.
Waarde heer Korteweg! Als ik nu nòg langer draalde met het beantwoorden van uw beide brieven zoudt ge wel denken dat ik ... gek en slecht was. Want het is gek en slecht 'n waarheid af te wyzen. Reeds na uwen eersten had ik lust u te bedanken ook voor uw probabiliteits-beschouwingen ten opzichte der kiezery, [Dit slaat op een toegezonden afdrukje van een artikel in het Journal des actuaires français van 1874, getiteld: Réflexions, calculs et solutions particulières à propos d'un problème du calcul des probabilités sur les votes.] die ik nog niet vol- | |
| |
doende bestudeerd heb, maar ik heb 't vreeselyk druk. Verbeelje, ik moet van avend te Delft ‘spreken’ en weet nog niet hoe ik 't maken zal. Als ik 't er redelyk afbreng (goed is onmogelyk) zal 't 'n kunststukje zyn.
Nu dan, drukte en 'n aaneenschakeling van afleidingen veroorzaakte dat ik niet terstond antwoordde. Ik wou namelyk meer doen dan eenvoudig bedanken, en vreesde, my te veel te verdiepen in zaken die me meer aantrekken dan me op dit oogenblik schikt. Ik ben bang voor wiskunde als Mentor voor de nimfen op 't eiland van Calypso.
Toch zal ik zoodra mogelyk u op dit eiland 'n bezoek brengen. Voorloopig dank, en: ge hebt volkomen gelyk. Stom van me, dat ik dit niet inzag. God heeft de Woensdagen geschapen om ons te doen beseffen dat we Dinsdag in de war waren. Nu, myn redeneering in quaestie was zeker op 'n Dinsdag geschreven! Merci voor 't helpen op den Woensdag.
Wees, met de heeren van de telegram, hartelyk gegroet van t.a.v.
DOUWES DEKKER.
Wat keus van plaats en tyd van opvoering der Vorstenschool aangaat, moet ik me effaceeren. Ik moet vooral oppassen me niet te bemoeien met din- | |
| |
gen die me niet aangaan. Dit is de begrypelyke voorwaarde van blyvende goede verstandhouding.
| |
[Zondag 1 Maart 1878].
Beste Korteweg, wilt ge zoo goed zyn, my optegeven in welk gedeelte van den dag ik tyd hebben zal om drie bezoeken te maken. Daarvoor zal, als ik 'n rytuig neem, ± 1½ uur noodig zyn. Ik wensch de heeren A.S. Kok, Collard (Duclari) en van Hemert (Verbrugge) een vriendschappelyk teeken van leven te geven. Kunt ge dit passen in m'n program van vandaag? Ik had u dit gisteravend moeten vragen, maar was er te suf toe. Hartelyk gegroet
Kroon 9¼. tt. dek.
[In een brief aan de uitgeefster dezer brieven van dienzelfden dag vind ik: ‘Verbeelje wie me gister in de pauze kwam opzoeken? Collard. Hy was zeer hartelyk. Ook Verbrugge is hier, maar zeer ziek. Daarom kon-i niet op de voordracht komen, maar straks ga ik met Collard hem bezoeken. Collard is als overste, geloof ik, gepensionneerd’.]
| |
's Bosch Maandag
[2 Maart 1878].
Beste Korteweg! Wel kerel, wil je my 'n dienst doen? Ik heb te Tilburg [dit moet wel zyn Breda] het kleine lessenaartje (klaplezenaartje, zou 't mis- | |
| |
schien moeten heeten) in de zaal waar ik gesproken heb, laten staan. Wilt ge nu de goedheid hebben het te reklameeren en naar Rotterdam, Westerstraat 16, te zenden, waar ik morgen wezen zal? Misschien heb ik ook in de spreekzaal of in m'n wachtkamertje 'n paar handschoenen laten liggen. Als die gevonden zyn, konden ze 'r by gedaan worden. Zoo neen, ik zal er me niet dood ongelukkig om voelen.
Gister heb ik 't tweede gedeelte van den dag by onzen Iterson en z'n lieve Digna doorgebracht. Hier zit ik nu in 'n Hotel, en aangenaam rustig tot van avend. Dan ‘spreken’ en wel over ‘spotvormen’. Ik heb dat onderwerp meer behandeld, maar niet goed. Ik hoop 't nu 'n beetje beter te doen. De tekst is ryk.
schoolmeestery: |
spotvorm van geleerdheid |
verzen: |
id. id. van poezie |
akademische filosofie: |
id. id. van wysbegeerte |
filanthropie: |
id. id. van ware menschen liefde |
Mr. H. |
id. id. van..... |
Sakkerloot, van wàt? Hoe kan men zóó vervelend zyn! En dàt wil onsterfelyk wezen! Wat 'n pretentie! En hoe vervelend voor z'n medeonsterfelyken! Ik ga liever met Radboud naar de hel dan zulk gezelschap in den hemel aan te treffen.
| |
| |
Dag, beste kerel, leef wiskunstiglyk gelukkig en heb je meisje lief met cirkelige volmaaktheid. Dit wenscht je toe uit het middelpunt van z'n kamer 2 × 2 = 4 = dek.
| |
Deventer 4 Maart '79.
Beste Korteweg! In de Mill. Studien is niets nieuws. Ik was by de korrektie te lam om de verbeteringen (of verbetering) er in te brengen, waarop gy me opmerkzaam hebt gemaakt. Ook nu ben ik lam en onwel en moê.
In Specialiteiten zyn 'n paar nieuwe bladzyden.
Hartelyk gegroet tt. dek.
| |
Nieder-Ingelheim 15 Okt. 1881.
Beste Korteweg! Vier, vyf dagen geleden schreef ik aan Iterson en vroeg hem of uw inaugureele oratie in druk was? Doch zie, nog voor hy dien brief kon ontvangen hebben, kreeg ik uw ‘Wiskunde als hulpwetenschap.’ Vriendelyk dank! Ik ging terstond aan 't lezen en begon eergister een brief die liggen bleef, en dien ik nu verscheurd heb. Ik zag, zoo even hem willende vervolgen, nog juist by tyds in dat ge by 't aanvaarden uwer nieuwe betrekking zeker wel wat anders te doen hebt dan myn gevit op ‘aether’ en m'n klacht over Newton's berusting in 't niet verklaren der
| |
| |
zwaartekracht aantehooren. Ook ik zelf mag me eigenlyk niet verdiepen in al de onderwerpen die gy aanroert. De werkelykheid schryft andere bemoeienis voor. Wat zal u uw verhuizing verveeld hebben! En 't kennismaken! En 't weg-vinden in 'n vreemde stad! Kyk, zulke nieuwigheden zyn my lastig, en, ik wou ze zoo graag op 't lystje zetten der dingen welker beoefening geen toepassing ‘vereischt of toelaat’ zooals Newton over de funkties zyner ‘Onlichamelyke middenstof’ schynt geoordeeld te hebben. Hoe drommel kan daar in 't engelsch gestaan hebben? Insubstantial substancy? Immaterial matery? Bodyless bodies?
Eén vraag moet me toch van 't hart. Mag er uit het feit dat luchtledigheid de werking der elektriciteit niet belet, worden besloten tot het bestaan van dien ‘Aether?’ Bewyst het voortgaan der werking van den electr. stroom niet veeleer dat luchtledigheid (in strikten zin) niet kan worden teweeggebracht, en dat de electriciteit met 'n minimum tevreden is?
Er zyn wel twintig dingen in uw stuk waarvan ik u opheldering zou willen vragen, maar 't zou onbescheiden zyn.
Het spyt me zeer dat ge dezen zomer met uw lieve vrouw niet hier kondet komen. Maar wy houden het te goed, niet waar? Misschien ware
| |
| |
het goed voor u en haar deze zeer gezonde lucht eens te komen inademen. Iterson zal u wel verteld hebben, dat ons huis ruim is. Gy zult hartelyk welkom zyn!
By al 't genoegen dat uw eervolle plaatsing u moet verschaft hebben, zal toch zeker het scheiden van onzen nobelen Iterson u leed hebben gedaan. Toch zal hy even als ik, wel 'n beetje grootsch wezen op de zyn vriend te beurt gevallen onderscheiding. Ik ben zeer benieuwd wat ge over eenigen tyd over uw nieuwe betrekking zeggen zult. Zeker hebt ge tyd om te werken.
Wat ons aangaat, wy zyn wel. Ons pleegkind geeft ons veel geluk, 't Is onmogelyk 'n eigen kind meer lief te hebben. Ieder zegt dan ook dat hy 'n lieve jongen is. Ik hoop dat je hem over 'n jaar of twaalf op je kollegie krygt. Kom dus al vast in '82 kennis met hem maken.
Onze beste groeten aan u en uw vrouw!
t.à.v. dek.
|
|