| |
VII.
Wiesbaden 9 Juli 1876,
Beste Tiele! Altyd door heb ik 'n drukte als 'n kleermaker met één klant. Dat is nu al weer drie dagen dat... 'n hondje van 'n styltje: dat dat. Maar ik heb gister fransch gesproken, en schyn gedacht te hebben dat ik begonnen was met: Voila trois jours que... Onlogischer constructie en zegswys dan de fransche bestaat er niet.
Nu, ik wou zeggen: sedert drie dagen alweer wou ik telkens me zetten tot beantwoording van uw brieven. En ook begon ik gister; maar ik verloor me in 't begin eener verhandeling over de oorzaken waarom ‘geleerden’ zulke slechte etymologen zyn. Kyk, ik zou òf die verhandeling on-af moeten laten, of ik verbreed me teveel, zooals de duitschers zeggen. De quintessens was dat ‘geleerden’ verletterd zyn, en meenen dat het geschrevene of gedrukte (notatie slechts, en 'n zeer gebrekkige notatie!) de taal is. Ik kwam daarop naar aanleiding van 't woord Albuquerque, waarin ik Ouwerkerk meen te hooren. Dat dit ‘hooren’
| |
| |
vaak bedriegt is waar. Maar 't bedriegt niet zóó dikwyls als 't zien van letters waarin verschillende volken dezelfde klank op heel verschillende manier afbeelden. Dat ihr = you is kan men in zeker dialekt wel hooren, maar weinigen zullen 't in de letters zien. Men kan zich 't verschil van klank dat in onderscheiden landen aan 't zelfde teeken gehecht wordt, of 't verschil van teeken dat men gebruikt om één klank uittedrukken, niet te groot voorstellen. Ik beproefde eens fransch te leeren aan een Amerikaan uit Canada. Wat hy r noemde, klonk in myn oor als aaaa, en omgekeerd.
Verwaand of niet, nog nooit las ik over etymologie 'n degelyk werk. De ‘geleerden’ bepalen zich tot opmerkingen als dat vader, father, en Vater verwant zyn. En om iets voor wáár te houden moet het in 'n ‘boek’ staan, 'n kriterium van betrouwbaarheid dat ze precies gemeen hebben met 't volkje dat in 't geheel niet lezen kan. Toen ik aan dr. Van der Linde de opmerking meedeelde dat pisangstammen geen bouwmateriaal leveren, antwoordde hy: 't staat in 't zooveelste caput van dat of dat indisch werk met 'n onuitsprekelyken naam. Bayle zou net zoo geantwoord hebben, Komieker voorbeeld van boekenvereering dan by Bayle bestaat er niet. Alexander is 'n kwajongen by Quintus Curtius, of iets dergelyks, blinkt overal door.
| |
| |
Niet heelemaal zonder analogie is de stelling van Jonckbloet dat... och, ik weet niet precies hoe hy zich uitdrukt, maar 't komt hierop neer dat 'n professor die over boeken oreert, doceert, dicteert, hooger staat dan de man die de boeken gemaakt heeft. E. g. hy, van Vloten, e.a. hooger dan de Vondels die ze behandelen. De uitvinding is best! Want, zie je, onze professors moeten bedacht zyn op 'n antwoord als de leek hun eens vragen zou: ‘ge praat altyd over letterkunde, wat levert gy zelf in 't vak van letterkunde?’
Dat sympathie of 't tegendeel niet mag meespreken in ons oordeel over handelingen en personen, is waar. Doch... als voor- of tegen ingenomenheid zekeren grond hebben? Welnu, ik ben zeer ingenomen tegen Willem III, en acht hem tot het laagste in staat, dus ook tot medewerking aan den moord der de Witten. Ik begryp niet hoe iemand de voorbereiding tot het onttroonen van Jacob lezen kan, zonder afschuw te voelen voor dien intrigant en z'n harteloos wyf. Jakob was toch haar vader! En dat dekmanteltje van yver voor 't ware geloof! Ik gis dat witsen van myn opinie was!
En Willems gedrag jegens Holland (en de Hollanders die kwesties in Engeland hadden!) nadat Holland hem zoo mal-trouw geholpen had aan z'n
| |
| |
roof! En z'n geknoei met Bentinck! Dat Fruin hem verdedigt, verwondert me niet. Ik ben benieuwd te lezen, hoe? Of neen, ik mag niet toegeven in m'n lust tot zulke onderzoekingen.
Bovendien heb ik niet als Fruin, archiven en bibliotheken tot m'n beschikking.
Ge vraagt naar m'n opinie over ‘christelyke zending’ naar aanleiding van zeker werk, van 'n zwitsersch predikant. Ik heb dat boek niet gelezen, en houd me dus aan 't kort bericht, dat gy van den inhoud geeft. Ge zegt: ‘Buss betoogt dat het Chr. dom universeel genoeg is, om in z'n hoofdtrekken door volken die op den laagsten trap van ontwikkeling staan, begrepen te worden.’
Nu mag ik Buss niet verantwoordelyk stellen voor de notarieele correctheid van een haastig gemaakt excerptje uit z'n werk. Misschien drukt ge u hier kortheidshalve wat onnauwkeurig uit, wat ik duizendmaal doe. Anders zou ik vragen wat hier 't woord ‘universeel’ beteekent als hulpmiddel tot begrip van minder ontwikkelden. Geringe ontwikkeling heeft juist altyd behoefte aan iets concreets. Meent men dat ‘concreet’ hier niet de ware tegenstelling van ‘universeel’ is (wat dan?) welnu, dan zal ik m'n bedoeling anders uitdrukken. Kinderen en onontwikkelden houden van iets feitelyks. ‘Er was eens’ en ‘hy deed dàt.’
| |
| |
Als voorbeeld beroep ik me op de manier waarop alle genesissen geschreven zyn, en byna zonder uitzondering alle Geschiedenis. Om de kost smakelyk te maken, moest elke wording tot 'n afgerond factum worden ineengekrompen. Alle gebeurtenissen werden veroogenblikkelykt, alle denkbeelden verpersoonlykt. Meteorologie heet Aeolus, Boreas, Zephyr, Jupiter pluvius, tonans. Wysheid heet Minerva. Groeikracht: Ceres (verwant en par enthese met Sir en Heer, met ihr en you, met Caesar en er! O, met wel 1000000 woorden! Aan etymologie is nog niets gedaan! maar als ik daaraan begin kom ik niet klaar met vriend Bufs.)
Samentrekken, inkrimpen, condenseeren alzoo, blykt de eisch geweest te zyn om iets te doen aannemen in de kindsheid van 't menschelyk geslacht. In de geschiedenis vinden we telkens steden gesticht door één persoon, wat (met uitzondering van Alexandrie en Petersburg) wel nooit zal geschied zyn. Het eeuwenlang afvloeien van bevolkingen wordt volksverhuizing. (Op één Mei zeker, 's middags klokke twaalf!) etc. etc. etc.
‘Maar, kan Buss antwoorden, 't concretizeeren was noodig by leugens. De waarheid kan abstract worden voorgedragen.’ Kan? Ja. Maar of ze begrepen wordt? Neen! Behoefte aan aangename kittelende sprookjes gaat den lust tot denken en
| |
| |
oordeelen vooraf. Wie onontwikkelden wil inpakken moet altyd beginnen met: ‘er was eens.’ Dit deed Jezus ook met z'n parabelen.
‘Maar de tyd komt (kan B. zeggen) dat men geen genoegen neemt met sprookjes.’ Dan hebben we ook niet met onontwikkelden te doen. De ervaring leert (dit zal Buss moeten erkennen) dat er steeds meer geloof is geslagen aan vertellingen die hy zelf voor onwaar houdt, dan aan de meeningen die hy als waar verkondigt. Op grond van welke ontdekking nu zou dit op eenmaal veranderd zyn? (My is de leer dat er 'n god is, en wel in hoedanigheid van ‘hemelsche vader’ even sprookjesachtig als de wonderkracht der Heilige Maagd, maar ik houd me nu voorloopig aan 't standpunt van Buss.) Waar heeft B. geleerd dat kinderen onverwachts van smaak veranderd zyn, en aan brood de voorkeur geven boven taartjes?
Ge zegt verder: ‘Hy wil hun geen dogmata gepredikt hebben, maar algemeene menschenliefde, een liefhebbend hemelvader, enz.’
Ik laat nu alweer 't nut en de waarheid dezer beide stellingen in 't midden (onder protest!) maar eilieve, zyn dàt geen dogmaas? Dan moet het woord van beteekenis veranderd wezen. Wie wat leeraart, verkondigt 'n leering, 'n leerpunt, 'n leer- | |
| |
stelsel. Hoogstens kan men onderscheid maken tusschen de etymologische beteekenis van 't woord en den canonieken zin. In 't laatste geval komt er de verplichte aanneming by, als sine-qua-non van 't zalig worden. Hoe nu Buss 't woord dogma wil opvatten, in beide gevallen zullen zyn: ‘God is 'n hemelsche vader’ en ‘hebt alle menschen lief’ dogmaas wezen. Dit wordt te blykbaarder daar hy van Christendom spreekt. Ik ken den modernen deun: ‘weg met leerstellingen, wy prediken (zegge: wy leeraren) het ware echte onvervalschte Christendom.’ Dat leeraren nu bestaat in 't verkondigen van ‘waarheden’ die wel degelyk als dogmaas moeten worden aangenomen. De zin (onzin) dezer preekjes zou eigenlyk zyn: ‘wy leeren geen leering.’
Ge zegt verder dat het naar uw inzien 'n illusie is van Buss, als hy meent op die wys heidenen te bekeeren. We zyn het alzoo daaromtrent eens. Hoe moeten de christen-zendelingen 't dan aanleggen? Wel, ze moeten met de Heidenen denzelfden weg volgen dien de dominéés en katechizeermeesters met ons insloegen, toen we onontwikkelde heidenen d.i. kinderen waren. Men begint met antwoord op de vraag: ‘waar is alles vandaan gekomen?’ Niets eenvoudiger dan dit: ‘In den beginne was er Niets, en God zei: daar zy licht.’ Zoodra 't kind of de Heiden dàt geslikt heeft zonder te vragen:
| |
| |
Hoe weet ge dit?
Wie, wat, is die God?
Waarin uitte zich zyn bestaan vóór hy dat licht te voorschyn riep?
Wat beteekende 't woord of begrip: licht, voor er iets bestond waarop 't weerkaatsen kon?
Etc. etc.
welnu, dan volgen paradyshistorie, zondenval, uitverkoren-volk-geschiedenis, verlossing, behoefte aan geloof ter zaligheid en die zaligheid zelf... (Nooit echter zonder ook de daartegen overstaande verdoemenis aantenemen, anders is 't 'n schaar met één lemmet = géén schaar!) als van 'n leien dakje.
Juist. ‘Negers byv. die christen geworden zyn, zyn dogmatische christenen geworden.’ Dit zyn uw woorden. 't Is de waarheid, en de proef op de som van m'n bovenstaande beweringen dienaangaande.
En ge vraagt naar m'n opmerkingen over de tot het chr. dom bekeerde inlanders in ons Indie? Javaansche, zoogenaamd mahomedaansche, bekeerlingen heb ik nooit gezien. In myn tyd 1838 - '42, waren er 'n paar christengemeenten naby Batavia (Toegoe? en Depok) waarmee ik altyd den gek hoorde steken. Maar dit bewyst niets. Ik zelf was in die dagen te jong om onafhankelyk te oordeelen. Er is dus niets aan verloren dat
| |
| |
ik nooit met die menschen in aanraking kwam.
Veel later echter, als secretaris van Menado, en daarna als Asstistent-Resident van Amboina had ik veel met christen-inlanders te doen. De Minahassa (bet: verbond, nam. van alfoersche stammen die de residentie Menado bewonen) is in onze dagen de hoofdwerkplaats van Zendelingen. En te Amboina is de geheele bevolking sedert Valentyns tyd ‘gekerstend.’ (Ik meen in z'n huis gewoond te hebben. Althans de straat en de door hem gegeven afmetingen kwamen uit.) En nu m'n oordeel? Het is ongunstig, zoowel omtrent de vatbaarheid van die menschen om iets te begrypen van wat de christenen (m.i. ten-onrechte) de kern der zaak noemen, als aangaande den invloed dien al die bekeeringen op zeden en gedrag uitoefenen. Ook zonder van den ‘kern’ te spreken, zelfs de dogmatiek zit er dunnetjes op. Die lui leeren psalmen opdeunen, kleeden zich in 't zwart (inplaats van de zoo vroolyke kleurige voorvaderlyke kleeding...
Wilt ge die zien? Sla dan eens op: Reize van den kolonel van der Hart langs de kusten van Celebes - 't boek zal 'n groote twintig jaar oud zyn - waarin de heer van Heemskerk van Beest, toen adelborst op de Argo, de uitsteeken de platen leverde. De alfoer die tegenover 't titelblad staat is wat z'n kleeding aangaat van photografische
| |
| |
juistheid, ook de kleuren zyn exakt, en zelfs 't gelaat is portret. Ik kende den man en tenzyd-i door ouderdom zeer veranderd is, zou men hem nog thans met die plaat in de hand, kunnen weervinden. Ik was er by toen v.H.v.B. hem teekende, of liever 'n schets nam.
| |
14 Juli.
Deze brief is weer 'n paar dagen blyven liggen. Ik zie nu in dat ik, beginnende met m'n oordeel over 't christenmaken van die onnoozele alfoeren, 'n werk aanvang dat me verder leiden zou dan me nu schikt. Men verliest zich daarby telkens in lastige vraagstukken. Is absentie van kindermoord 'n gunstig teeken wanneer ze voortspruit uit gebrek aan schaamte? Het christendom namelyk heeft in de minahassa tot kindermoord aanleiding gegeven. Dan volgt het onderzoek in hoever die schaamte niets is dan vrees voor de pandeta (zendeling) dien de stumperts voor een autoriteit aanzien. Dan de kwesties of 't 'n vooruitgang is, dat alle inlandsche spelen, dansen, balslaan enz. van vermeend heidensche beteekenis, vervangen worden door psalmzingen? En by dit alles myn vóór-oordeel, daar ik 'n hekel heb aan 't christendom, en dus wel moet oppassen niet partydig te zyn. Een lastig werk.
Komiek, die Buss met z'n weglaten van dog- | |
| |
maas! Net iemand die om zich te voegen in 't gebrek aan ontwikkeling der metselaars, hun voortaan zal toestaan te beginnen met de tweede verdieping!
't Geloof aan 'n ‘Hemelschen Vader’ is dogma. En wat beteekent hier: ‘hemelsch’? Alwys, almachtig, volmaakt, heilig, d.i. 'n vyand van 't booze en 'n vriend van 't goede. Welnu, wàt goed en wàt boos is moet alweer door 'n dogma worden uitgemaakt. Men kan de rez de chaussée van 't gebouw niet missen. En meer dogmaas. Gods ‘heiligheid’ enz. brengen mee: straf en belooning (anders klemt de moraal niet!) en de leer daarvan is alweer 'n dogma. Daarby behoort uit ... christendommelyk oogpunt: zondenval, kans op verlossing door geloof (dogma!) zaligheid of verdoemenis, allemaal dogmaas.
En hoe komt Buss aan 't idee, aan den wensch dogmaas weg te laten? Zyn z'n dogmaas dan niet goed? Dit mag ik zeggen, maar hy niet. Hy moet zich houden aan Paulus: indien de Christus niet dàt, dàt en dàt gedaan heeft, is ons geloof ydel.’
|
|