XIV.
[Januari 1875?]
Wat me de correctie van den Havelaar is, kan ik niet uitdrukken. Ik weet dat ik de waarheid zei, al meenen de lezers 't beter te weten! Zoowel m'n gewurm te Lebak als m'n verhouding tot m'n vrouw was zooals ik alles trachtte te schetsen. By de korrectie heb ik geestkracht noodig om voort te gaan. Smart is de hoofdindruk, maar soms ook overvalt me 'n woede die me m'n nagels in de bladen doet slaan. O, toen ik den Havelaar schreef had ik reeds veel geleden, maar kon ik toen voorzien dat ik ook m'n kinderen verliezen zou, ten gevolge van armoed?
Wat m'n gebrek aan stemming om aan 't werk te komen aangaat, mag ik wel veel toeschryven aan dat korrigeeren. 't Is natuurlyk dat ik me moedeloos voel, als ik 't werk van 6, 8, 10, 15 jaar geleden onder de oogen kryg, met het besef dat ook dat alweer niets gebaat heeft. Ik verklaar niet te weten hoe ik me moet uitdrukken om verstaan te worden, en was 't niet door persing van den nood, dan legde ik de pen neer.