Brieven. Deel 9. Te Wiesbaden 1870-1875
(1895)– Multatuli– Auteursrecht onbekendAan den heer I. Waltman Jr.Wiesbaden 8 Novembr 1873Zeer geachte heer Waltman! Uw schryven van den 5den dezer was my byzonder aangenaam. Zeer toevallig lag er juist 'n klein briefje gereed om u te vragen wat er toch haperde? Het komt nu niet te pas, aanmerkingen op 'n derde te maken. Ik wil aannemen dat de heer A. gemeend heeft z'n plicht te doen door voor my de meest voordeelige voorwaarden te bedingen. Welnu, ik had hem herhaaldelyk verzocht dit niet zoo op den voorgrond te stellen, en my niet te compromitteeren door te veel koopmanschap. Dit is myn karakter niet. Toch liet ik hem begaan, 1o. omdat hy uit bestwil handelde, 2o. omdat ik 't in myn macht had later myn eigen manier te volgen. Dit oogenblik is nu gekomen. Met vernietiging van alle vorige afspraken, verklaar ik nu dat UEd. in het bezit is van 't volle eigendomrecht. | |||||
[pagina 346]
| |||||
Om compleet te zyn voeg ik hierby de afzonderlyke bewyzen. Dan kunt ge over elk werk apart beschikken. Mocht ge aan 't verkoopen denken, wees dan zoo goed den heer Funke te waarschuwen. Doch dit is buiten my. Men moet vry zyn. Alle banden van dien aard werken storend. Dit is dus afgedaan. En toch kom ik nog even terug op uw voorstel om (tegen 't volle kopierecht) my by te betalen wat Funke my meer gaf. Juist! Dit zou een billyke regeling zyn, als ik van den heer Funke meer dan f 40 ontving. Maar ik kryg ook van hem slechts die som, en dus zou 't onbillyk wezen u minder eigendomsrecht toetekennen voor 't zelfde geld. Dit heeft my altyd gedrukt. A. zou 't kunnen getuigen. Van daar dan ook dat ik zoo uitdrukkelyk de pres.-ex. voor myn rekening nam. Want dit zou misschien niet behoeven, en 't geschiedt dan ook niet by den heer Funke. Kyk, laat ons op heden
Komt u dit goed voor? Doch meen niet dat ik van die pres. Exx. 'n conditie maak. Ga | |||||
[pagina 347]
| |||||
te rade met uw kas, dit is uw koopmansplicht. Ik heb redenen van verstoordheid op den heer A., die nu niet ter zake doen. Anders zou ik hem tot getuige roepen dat ik altyd heb aangedrongen op ‘royaliteit’ en op ‘niet het vel over de neus halen’ etc. Ronduit gezegd die finesses in de voorwaarden hinderden my. Er bestond geen enkele reden waarom gy voor 't zelfde honorarium minder zoudt ontvangen dan een ander. Nu is er een pak van m'n gemoed. Na vriendelyke groete met achting UEd. dw. dienaar Douwes Dekker. [Toen Dekker zyn pen neer legde na dezen brief geschreven te hebben, stond hy op, stak een nieuwe sigaar aan, en zeide met zyn opgewektste gezicht: | |||||
[pagina 348]
| |||||
te verstoren. Bovendien ik wist dat aan zyn besluit niets te veranderen zou zyn. Misschien antwoordde ik wel met het rympje dat onder een schildery in de keulsche dom staat, waarop de heilige Christoffel Jezus op zyn rug door den stroom draagt. Die woorden kwamen my wel eens meer op de lippen: |
|