zet, riskeer ik Tine's dankende brieven in de Asmodee te zien!
Juist, ik wacht brieven. De heeren Blumenthal antwoordden Vrydag (nu Dinsdag) op m'n telegram dat de kinderen wel en naar Padua waren, en o.a. ‘wahrscheinlich schreibt Edu heute.’
O, ja, dat schreef ik u al. Och, m'n hoofd loopt om van verdriet. Non was toch zoo'n lief kind, en van haar moeder zag ze nooit iets dan zachtheid. Maar Edu is bedorven door sedert z'n 12de jaar al moeders cavalier en raadgever te zyn. Ik ben zeker dat-i nu bezig is myn naam te exploiteeren tegen my! Dit is verschrikkelyk. Juist hun heulen met vreemden heeft my zoo geknakt, en in hun eigen nadeel natuurlyk! En dat nadeel wordt dan weer op myn rekening gezet.
Ja, ik zie uit uw antwoord aan Roorda, dat ge alles precies begrepen hebt, zóó is het! Ja, hartelyk dank voor uw opvliegen. Dat deed me goed. Nog eens, ziet ge kans hem te zeggen dat men godvruchtelyk liegt als men zegt dat ik Tine en de kinderen verlaten heb? 't Is 'n infamie! Ik, die geen hond verlaten zou! O god het is zoo bitter.
En ... juist op de belangen der kinderen zelf werken zulke lasterpraatjes zoo nadeelig.
Ja, Funke is voor my een ware schat. Hy is