‘Beide Kinder gesund. Padua gereist habe geschrieben. Telegrammen Briefe hier angekommen. Wahrscheinlich antwortet Eduard heute schreibe ihm.’
Ik had namelyk gevraagd of ze ziek waren na al die dagen in vreeselyke spanning gewacht te hebben.
Te Padua woont de ‘vriendin’ die m'n vrouw ... aanleiding gaf om Holland (en my!) te verlaten, en by wie ze toch maar kort blyven kon. Ik voel dat daar de kinderen tegen my worden opgezet, en vooral tegen Mimi.
Had ik nu brieven van de kinderen, dan had ik daaruit kunnen opmaken:
1o. | hoeveel geld er moet zyn. |
2o. | of ik 't halen van Nonni kan opdragen aan Mimi, 't geen ons eerste plan was, wyl ik zeer onwel ben, en het reizen my, God weet voor hoe lang, ongeschikt maakt voor m'n werk! |
Maar niets wetende, kan Mimi niet gaan. Gedurende al de dagen dat ik in vreeselyke agitatie zat te wachten op bericht, kon ik niets uitvoeren voor Funke! Geld voor de reis heb ik nog net, maar ik weet niet of ik de 2 × 30 uren kan afleggen en hier zoo terug keeren dat ik weer aan 't werk kom. Alle poging om te weten of Eduard Non brengen kan (of wil) of-i daartoe