Brieven. Deel 9. Te Wiesbaden 1870-1875
(1895)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 321]
| |
Een uitdrukking in je brief treft me byzonder. Je hadt wel lust eens te komen overvliegen? Sakkerloot, ook ik wou graag dat je kwam! Ik wou 't nog liever dan den vorigen keer! Van wien dat afgescheurde half velletje is? Wel, van 'n deftig juste milieu mensch. I.M.S. In Medio Salus, dat's klaar. Of van 'n verkwister: Ik Maak Schulden. Of ... enz. Want er is geen eind aan. Net als met I.H.S. waaraan ook zooveel beteekenissen kunnen worden vastgeknoopt, als men ‘vast’ en ‘knoopen’ blieft te doen veranderen van beteekenis. Wat ge van Goltstein's ... aanspraken op 't ministerschap c.q.G.G. schap schryft, is treurig. Lieve god, er zyn in Holland wel 'n half millioen mannen die behoefte hebben aan herstel van finantien. Is dàt 'n reden om iemand zulke belangryke zaken in handen en te bederven te geven? En de natie is er mee tevreden! 'n Natuurlyk gevolg van de ellendige ('48 sche) staatsmekaniek. De nieuwe ministerlyst ... ik ken die menschen niet. Maar eilieve, kent de Natie ze? Wat hebben ze uitgericht dat hun benoeming wettigt? Of komt dit er niet op aan? Zie, ik zou begrypen dat men benoemde ... laat zien! Liernur, of ... neen, Liernur is genoeg. | |
[pagina 322]
| |
Maar van der Does de Willebois? Wat heeft die man gedaan? Wat gereinigd? Wat opgeruimd? Wat bemest? Wat bevrucht? Wat, wat, wat, al wat je wilt! En gelyke vragen doe ik omtrent de anderen. Welke kans is er dat die personen verbetering zullen brengen in onzen verrotten toestand? Zouden de aandeelhouders in 'n fabriek, in 'n industrie of bankzaak de behartiging van hun belangen durven.... [het velletje dat hier moet aansluiten, ontbreekt.] |
|