| |
V.
Wiesbaden, 28 April '74.
Beste Vosmaer, Zoo, heeft Mimi 'n beminnelyken brief geschreven? Dit begryp ik. Niet omdat ze gewoonlyk in beminnelykheden doet, want ze is eer stug dan prevenant, maar ze is zeer op ulieden gesteld. Ik geloof dat ze nog blyer is met uw komst dan ik. Neen, dat niet, maar ik heb haar nog nooit zoo met iemand ingenomen gezien. Ik ben zeker dat ge haar zult
| |
| |
hoogachten, en zou erg graag zien dat ge u met haar bezig hieldt. Wanneer ge hier kwaamt wonen zou ik hiervan niets zeggen. Dan geschiedde het vanzelf, maar slechts eenigen tyd hier komende hoop ik te zorgen dat er geen tyd verloren ga in kennis maken.
Myn wensch dat ge ‘eigen’ met haar wordt, heeft allerlei oorzaken, ook deze dat ge daardoor my geheel en al kennen leert, want Mimi weet alles van me, en liegt niet. Dit laatste vooral zult ge terstond aan haar zien. (‘Zien’, ja!)
Jammer dat ge nog 14 dagen wegblyft, en nog wel ‘'n groote’. Maar m'n spyt hierover valt weg by de oorzaak van uw talmen, de ziekte van uw zoon! En ik begryp dat zoo'n zaak, reeds zeer treurig op zichzelf, gecompliceerd wordt door byzaken. In ‘Levens van beroemde mannen’ komt altyd veel te weinig voor over huisselyk wel of wee. Al die Grieken en Romeinen acteerden op de markt of in 't veld. (Dit laatste met 'n hartig: god beter 't! Als ik me in leven kon houden met een bundel schryvery 's jaars, zou ik eens de krygskundery toelichten. 't Is verbazend dat de vechtmannen zooveel eeuwen lang hun publiek foppen konden. En 't is nog zoo!)
Och die tusschenzinnen! Die laatste is te wyten aan Plutarchus. Ik lees hem en ... kritisch! (De
| |
| |
vertaling nam. van Wassenbergh en Bosscha, maar ik heb Xylander (Holzmann?) ook.
'n Grieksch lexicon? Asjeblieft. Met latyn? Zeer goed, of liever dit doet er niet toe, maar wat my hoofdzaak is, zyn de wortels, de afleidingen. Naar myn zin staan die nergens (voor zoover ik weet) maar ik wou weten wat daarvan wel in de school bekend is, om te kunnen beoordeelen of ik, iets vindende, wat nieuws gevonden heb, d.i. 't alleroudste. Ziehier wat ik meen:
ὑπεϱ. (hup, hip, huppelen, op, auf, up, subt, sup, sup (r) enz.) 't Woord bestaat uit twee deelen.
1o. | de door de natuur aangegeven uiting van krachtsverzameling na inhouding van den adem, tevens vanzelf maat aangevend tot samen werken, (byv. by 't gezamenlyk oplichten van 'n boomstam of rotsblok). |
2o. | De bekende vlietende, vloeiende, beweging aanduidende, rollende r, die telkens voorkomt. enz.
De oudste woorden zyn interjecties. |
Ik weet wel dat zoodanige ur-etymologie niet thuis hoort in 'n lexicon. Zelfs vrees ik dat het grieksch (vergelykender wyze een nieuwe taal) nooit met het oog op zulke afleidingen behandeld werd. Maar toch zou ik gaarne zien wàt men opmerkte, om geen gek figuur te maken als ik voor den dag kom met 'n wysheid.
| |
| |
Zeg, vindt men ons ‘mooi’ vóór de spaansche overheersching? Ik houd het voor ‘muy’. De verwarring der beteekenis van veel en schoon, vond ik meermalen, en ik begryp hoe ze van ‘muy’ dit of dat der Spanjaarden eens vooral 'n aanpryzend woordje gemaakt hebben. Ook de baren in Indie schermen altyd met ‘banjak’ d.i. veel, en willen met dat woord alles uitdrukken wat hun bevalt.
Dus, als ik 't voor 't kiezen heb, hoe meer etymologie in m'n lexicon hoe liever. Daarom is 't me voornamelyk te doen. Bescheien, condities te maken voor 'n geschenk? Welnu, wat ik bedoel is niet onbescheiden. Want ik gis dat ge mon fait eer zult vinden onder 'n hoop verouderde prullen, of zelfs oude, dan by nieuwe werken.
De vrees om iets als nieuw te geven wat ik dan ook wel inderdaad zelf vond, maar dat voor geleerderen oud is, kwelt me zeer. Zoo meen ik 'n verbetering te kennen in trigonometrie, maar moet nu eerst heel omzichtig nalezen wat er van geleeraard wordt 1o. om m'n methode te controleeren 2o om te zien of 't nieuw is. Daarmee heb ik me sedert .... langen tyd, onwel zynde, bezig gehouden, tot suf wordens toe. Toch is 't de eenige manier om weer op te knappen.
Ik heb Laura Ernst eenigszins leeren kennen.
| |
| |
Ze was 'n allerordinairste beroeps-artiste. Eigenlyk 'n dégoutant schepsel. De kunst was haar slechts métier. Maar in dat métier was ze knap. Noch vroeger noch later heb ik ooit iemand zoo hooren reciteeren. Niet declameeren, noch acteeren, neen, weinig meer dan lezen. Ik wist niet dat zoo iets bestond. Muziek haalt er niet by! Nog ruischen my sommige intonatien in 't oor. Overigens was zy, fysiek en moreel, 'n grof schepsel, waarvan ik je by gelegenheid 'n komiek voorbeeld zal aanhalen. Leelyk was ze ook, maar dit verhoogde de waarde van haar kunst-uitoefening, om niet kunst te zeggen.
By artisten van beroep heb ik zelden kunstgevoel aangetroffen. Ik zeg dit niet om 'n pikante tegenstelling te maken, neen, 't is inderdaad m'n ondervinding. Dat ze veelal 'n industrie maken van hun bedryf, wraak ik op zichzelf niet zoo heel erg. Maar ik heb opgemerkt dat ze in die industrie zeer, zeer épicier zyn, over 't geheel erger dan kooplui van beroep.
Ge zegt: ‘ik moet meer détails weten van je, dit zou m'n schryven nog nuttiger maken.’ Zie, ik wou dat ge alles alles van me wist. Maar 't is 'n mer à boire om er van te beginnen. M'n leven is vermoeiend vol. Als ik begon met mededeelingen was 't eind te ver weg. Halve con- | |
| |
fidenties leiden tot misverstand en heele nemen (vooral in 'n brief) veel tyd en stemming weg. Het beschryven van m'n gesukkel na Lebak is 'n arbeid! Nooit woonde of leefde ik zoo in betrekkelyke rust als nu sedert 3 jaar hier te Wiesbaden. O, als ge hier zyt, zal 't wel niet vermeden kunnen worden u te vertellen hoe ik gezworven heb.
Misschien ook doelt uw wensch omtrent détails niet zoozeer daarop als op de dingen die meer rechtstreeks betrekking hebben op m'n schryvery. Maar dit is niet aftescheiden. Ik ben - fout of geen fout - zeer subjectief (gut, ik heb zoo'n hekel aan dat woord, maar 't moet nu wel.)
Détails? Byv. ‘Waarom zei je in 't eerste werk na den Havelaar, dat je Publiek zoo verachtte?’ Wel, dat was juist om de manier waarop die Havelaar was opgenomen. Alles werkte mee om 't opzet van van Twist te doen gelukken, de behandelde zaak te verbergen onder 't boek. Dit was 'n valsheid.
Détails? Iets als de historie met dien dr. Stamkart, den man ten wiens behoeve ik de Minnebrieven schreef? O, dat is 'n komieke episode; maar te lang voor 'n brief.
[Zie deel Brieven ‘1860’ blz. 151]
Die heb je mondeling te goed. Ik wou dat
| |
| |
.....er by was als ik die vertelde, maar ... op m'n gemak, met al de uitweidingen waaraan ik me zoo gaarne schuldig maak. (Zie vliegers, vierkànten, etc.)
Nog iets over Laura Ernst. Ze liet myn stukje in 't duitsch vertalen, en dit zei ze my: ‘Sie begreifen doch dass ich das in Deutschland verwerthe?’ Ze zag er niets in dan 'n gewone reclame. Ook haar schreien in de kleedkamer na haar aanvankelyk échec - 't werd me gezegd door den directeur van Lier - had geen andere oorzaak dan 't bankroet van haar gastrol-expeditie, 't Was 'n naar schepsel, eigenlyk gemeen.
‘Een en ander’ is uitgegeven in 67. Ik meen dat er geen tweede druk van is, wat me wel spyt.
Een opmerking in verband met uw vervolgstukken ... mag ik misschien wel aanbevelen.
[Dit doelt op Vosmaer's ‘Zaaier’ die aanvankelyk als feuilleton in het ‘Vaderland’ verscheen.]
Het is dat de thans heerschende babylonische verwarring door my voorzegd is, toen ieder nog dacht que tout était pour le mieux. Het nu bestaand oordeel over de vertegenwoordiging, is 'n bevestiging myner opinie van jaren geleden.
En zelfs de (zoogen.) Indische kwestie, de Vry-Arbeid. Blykt er niet dat ze geen kwestie is?
| |
| |
Ge haaldet dit reeds aan, o ja, en zeer goed. Maar ... hoe komt het dan dat niemand rechtvaardig genoeg is, daar waar 't noemen van m'n naam zou te pas komen, daaraan te herinneren?
M'n klacht over doodzwygen wordt gemeenlyk verkeerd opgenomen. God bewaar me dat ik pleizier heb in aan den weg timmeren. Net andersom. Maar 't niet noemen is, in zekere vertoogen, geen omissie, 't wordt in verband met het behandeld onderwerp dikwyls 'n daad, ja meer, 'n aanklacht. Lange uitweiding is nu niet noodig. Ik vraag of 't weglaten van Liernur's naam by 't behandelen der zeer belangryke kwestie over meststoffen etc. niet 'n démonstratie is tegen Liernur. Dit nu vind ik oneerlyk, vooral waar er gaandeweg blykt, meen ik, dat ik dikwyls den spyker op den kop sloeg, toen anderen nog naar 't gat zochten.
Och, al dat geseur verveelt me. Kom gauw hier 'n vierkànt met my oplaten. Zeg, hoe oud is je tweede zoontje? Is hy in de ware jaren (als ik) om vliegers optelaten? Zoo ja, breng hem mee. Ik zal 'n monster-vierkànt voor hem gereed hebben. Hm, 't logeeren... Ja, dit zal kunnen.
Kyk, haast had ik vergeten dat ik u moet waarschuwen tegen 't studenticose van onze le- | |
| |
venswys. Zeker zyt ge aan deftigheid gewend, en wy huishouden maar zoo als 't valt. Uwe komst byv. veroorzaakt 'n groote verandering in 't dekken van de tafel. Er moet absoluut 'n olie en azynstelletje worden aangeschaft. Niet zoozeer om u de onkosten te verwyten waarop ge my jaagt - want het zal wel 2½ gulden kosten naar ik hoor - maak ik u hierop opmerkzaam als wel om u te doordringen van 't besef: wat 'n rare boel moet het zyn, als men 'n logé noodig heeft om 't gemis aan zoo'n ding te voelen.
Eilieve, Schook heeft zeven weken by ons gelogeerd ... en ik wil griffermeerd worden als-i er op gelet heeft dat er geen olie en azynstelletje was! Denk je dat Cicero er een had? Of zelfs Lucullus? (Hoor eens ‘de ouden’ waren 'n vuil volkje!)
Zoodat ik maar zeggen wil dat je verzocht wordt, 'n dertig jaar van je ouderdom in Holland achter te laten, en je te verbeelden dat je by 'n student komt.
Och, ik ben zoo zeker dat alleen Mimi je de reis waard zal zyn! Op 't oogenblik heeft ze, uit verkiezing, geen meid. Onze kleine bonne, 'n française is tot m'n groote spyt naar Parys terug, waar haar vader 'n plaatsing vond die hier niet scheen te zyn. Nu kookt, poetst en
| |
| |
huishoudt Mimi alsof ze nooit iets anders gedaan had, en by de theetafel of 's avends of op wandelingen zult ge in haar een waardige partner vinden voor alle gesprekken. Zeker zal ze van u willen leeren ‘over kunst.’ Telkens zoekt ze passages in uw werken daarover op. Ze is beter thuis in uw ‘Vogels’ dan ik vooralsnog. Ik ben 'n rare lezer en wacht voor alles wat ik doe stemmingen af. Op dit oogenblik ben ik vol van m'n [vlieger] staart. Houten ringen?
Ja Mimi! Ik hoop dat ge lang genoeg blyft om haar goed te leeren kennen. Herinner je wat ik zeide: dat ge terstond aan haar zien kunt dat ze niet ‘liegt.’ Ik ben benieuwd of ge dit ook vindt. Ik zeg haar niet, dat ik dit over haar schryf om haar niet verlegen te maken.
Het ‘Nieuws van den dag’ is 'n infaam blad! Ik zou me moeten inspannen om precies te noemen wat me in zoo'n ding zoo misselyk maakt. Die de Veer riekt altyd naar de preekstoel (‘O, myne vrienden, laat ons toch’...) En alles wat-i preekt is valsch, al zegt-i iets waars. De gemoedelykheid, de fermeteit, de welwillendheid, de scherpzinnigheid, de fraseologie ... alles is namaak! Merkt het lezend publiek dit nooit? 'n treurig verschynsel!
My havent hy waar-i kan. Voortdurend by
| |
| |
kwasi-achtelooze omissie, maar soms uitdrukkelyk, en als dan Funke hem daarover aanspreekt, geeft-i z'n woord dat-i ‘'t zoo niet bedoelde.’
En 't gehalte van z'n preeken, of ook van 't vulsel! In z'n Zondagsblad kregen we onlangs drie nummers ‘hoofdartikel’ over Victor Hugo's 1793. Dat wordt gegeven als oorspronkelyk werk, en ik zeg dat het vertaalde fransche reclame is. Dit durf ik beweren. Slechts gissen durf ik dat-i daarvoor betaald wordt. Naar myn menschkunde is hy er slecht genoeg toe.
En al zulke opmerkingen maken 't my onaangenaam te schryven voor 'n publiek dat zich zulke dingen laat in de handen stoppen.
Zeg, vind je dat ‘Blauwe lint’ van Keller niet wat heel min? Ik ken het maar uit het résumé dat het Nieuws geeft en nog maar onvolledig, want: ‘slot’ moet nog ‘volgen.’ Maar o hemel, wat 'n litteratuur! En Keller! Wat 'n donnée. Ik schaam me voor m'n land! En dat is gespeeld, hoor ik! 't Is net een stuk om ter recensie optedragen aan Leentje. Ajakkes! Mogen we 't den épicier kwalyk nemen, als-i laag neerziet op boekemakers? Zou 'n koopman, 'n industrieel durven voor den dag komen met zulke voddery? Is Keller mager geworden toen-i 't concipieerde? Ik had niet gedacht dat hy tot zooiets in staat
| |
| |
was. En dat is bekroond! Geeft dit alles blyk van verrotting of niet?
Ik wacht met elken post het stuk van Huet tegen Mina Kr.
Zy schryft me, naar aanleiding van uw Vaderland No. 1 en 2: ‘Ziet ge, Vosmaer neemt ook doel aan in kunst.’ Ze meent u betrapt te hebben op inconsequentie. Ik geloof dat ze ongelyk heeft, en zal haar daarover schryven, zoodra ik het met mezelf eens ben over kunst. Ik ben niet gereed met m'n opinie daarover.
Antwoord me niet op dezen langen brief. 't Zou 'n corvée worden. Daar ik aanteeken weet ik dat hy terecht is. Vergeef me al m'n slordighedens en weest hartelyk van ons gegroet.
Uw vriend,
D.D.
M'n plan is je niet meer te schryven voor je komst, of althans niet uitvoerig.
[De volgende brieven zyn allen geschreven na Vosmaer's eerste bezoek te Wiesbaden. Ze zyn als de vorige verbrokkeld en zeer incompleet.]
|
|