Och, 't is zoo verdrietig altyd te moeten verdacht zyn op zoo iets. Telkens voel ik me by 't weinigje vlucht dat ik nu en dan neem, neergetrokken door 't besef dat ik voor 'n zeer groot deel met onwelwillende lezers te doen heb. Dat volk maakt 'n poeet tot notaris. En ik, die slechts talent heb als ik hartelykheid voel en ontmoet!
Ik las dezer dagen in de ‘Kunstbode’ dat ik m'n ‘arme vrouw had weten diets te maken dat zedelykheid niet te pas kwam by genie!’ Hoe te bewyzen dat dit 'n leugen is? Zie eens hoe precies die vuile Van Vloten uitvoert, wat ik (slot van Idee 642) Kappelman in den mond leg. Profetisch!
In datzelfde nummer van z'n ‘Kunstbode’ haalt hy woorden van my aan, die hy door een valsche onderstreping en een tusschenzin de sa facture, geheel doet veranderen van zin. Ik had gezegd (en volgens 't verband met al 't voorgaande, ook bedoeld:) ‘Huet behandelt 'n schryver,’ Namelyk in tegenstelling van ongemotiveerd ‘mooi’ of ‘niet mooi’ vinden. Van Vloten laat me zeggen (en ‘met ronde woorden’ nogal!) ‘Huet behandelt den schryver.’ Om de onderstreping van 't laatste woord te versterken, en te doen in 't oog vallen dat ik daarmee niet z'n werk maar z'n persoon bedoel, voegt-i er tusschen: ‘- naar aanleiding van z'n geschriften. -’