de Vos gekrenkte fatsoenlyke lui tegen je zyn?’ De oogst zou schraal wezen!
Met groot verlangen zie ik uw stuk over haar als tooneelspeelster te gemoet. Uit de compte-rendu's der couranten, kan ik niet wys worden. Byna overal slaat men over van haar dictie te spreken. Overal wordt pose op den voorgrond gesteld, en wat al te zeer, vind ik. Dictie moet nummer één blyven. Dit trof me te meer, omdat ik vrees in haar zelf 'n gelyke fout ontdekt te hebben, toen ze hier was. Alleen van Vosmaer vernam ik dat ze goed reciteerde. Maar Vosmaer is zeer zacht, en misschien te goedig in z'n oordeel. Als ik 't groote genoegen heb M.K. weertezien, zal ik haar verzoeken eens voor my te lezen. Ik ben zoo erg bevreesd dat ze by 't wezenlyk akteeren, al te veel laat aankomen op 't tableauvivantschap! Maar juist omdat ik dit alles niet weet, verlang ik zoo naar uw stuk, want ik stel hartelyk belang in haar, zoowel als mensch als in hoedanigheid van artiste. Dit is ze! Wat 'n moed, niet waar? Ja, overmoed, vind ik. Dit is wel jammer, mais il faut bien qu'on aie les défauts de ses qualités!
Wees zeer vriendelyk en hoogachtend gegroet van
Uw Dw. Dienaar
Douwes Dekker.