Brieven. Deel 9. Te Wiesbaden 1870-1875
(1895)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 186]
| |
eigenaardig-pittigs in de beide stukjes die ik van u heb! My zyn ze van zeer groote waarde; ook als modellen. Ik wilde zoo gaarne een middel vinden om uw stukken algemeen te verspreiden. Mag ik dit doen, als ik er kans toe zie? Hieruit zou kunnen voortspruiten, dat Vorstenschool eindelyk gespeeld wordt, waarop ik zeer gesteld ben. Ik moet zien welke fouten ik gemaakt heb. In 'n herdruk van den IV bundel Ideen, klaag ik zeer. Ook vraag ik: waarom het Tooneelverbond niet aandrong op de opvoering? Welnu, misschien drukte ik my ook daar alweer niet goed uit. Wie zegt me dat er niet op aangedrongen is? Er bleek me in Augustus ll., dat de heeren Albrecht en van Ollefen uw tydschrift niet lezen, 't geen me .... barbaarsch voorkomt. In die maand namelyk beloofden die tooneeldirecteuren, door 'n derde op V.S. opmerkzaam gemaakt, ‘dat ze dan dat stuk eens lezen zouden’ waarvan hun op dat oogenblik zelfs de titel niet bekend was. Ze hadden alzoo uw stuk van Februari '73 niet onder de oogen gehad! Ik noem dit karakteristiek. Later vernam ik: ‘dat de zaak bezwaarlyk gaan zou, omdat .... men zoo aan Willem III gehecht was.’ Altyd dus dat kleinstädtisch | |
[pagina 187]
| |
zoeken naar origineelen die voor den dichtersezel zouden gezeten hebben! Ik weet niets van onzen koning, en heb 'n hekel aan chronique scandaleuse. Maar zy die zich obstineeren hèm te zien in myn George, zyn boosaardige vereerders van Z.M. Me dunkt dat-i meer reden heeft, verstoord te zyn op dezulken, dan op my. We zyn niet vooruitgegaan, sedert den tyd toen de herroeper van 't Hugenoten edikt, den Tartuffe patrocineerde! Zeker zou men heden geen dominé van Tartuffe's allooi op de planken kunnen brengen! Wilt ge my eens zeggen, of onze beste Vosmaer gelyk heeft in z'n klacht over de onduidelykheid in 't canevas van Vorstenschool? Ik meende dat het zaakje voldoend toegelicht was, en meende geen nader opheldering te mogen geven. (Le secret d'être ennuyeux est de tout dire.) Doch, indien iemand als de heer V. in de war is, moet ik wel gelooven fouten te hebben gemaakt. Sober wou ik zyn, maar dit verschoont geen onduidelykheid Van Huisde - l'homme aux petits moyens, de knoeier by uitnemendheid - meent dat Hesselfeldt's insinuatie gegrond is. Om van Weert te sparen, dien hy aan 't hoofd houden wil, bedenkt hy 'n afleider, en voert zelf dat plannetjen uit. Hy wil van Weert 'n alibi ver- | |
[pagina 188]
| |
schaffen tegen 't oogenblik dat de Koning hem vragen zal: ‘waar zit je toch elken avend, ja zelfs diep in den nacht?’ Of liever, hy wil deze vraag van George voorkomen door 't opwekken van 'n stadsschandaaltje dat den Koning ter-oore moet komen, gelyk dan ook blykens den aanhef der Vde akte geschied is. Hesselfeldt die van Huisde beluisterd heeft, (slot akte II) en verondersteld kan worden, hem nageslopen te zyn .... (die twee zyn aan 't ambieëren!) laat hem begaan, met het plan om gebruik te maken van de woede der beleedigden, tot het opwekken van schandaal in andere richting. Hanna's verwanten moeten voldoening eischen, en hieruit zou blyken, meent hy, dat van Weert niet in dat achterbuurtje, maar wel degelyk op Louise's-rust geweest is. 't Spreekt van zelf, dat van Weert, een gewoon fatsoenlyk man, niets van de heele zaak weet, noch van de door Hesselfeldt opgewekte verdenking, noch van van Huisde's ongevraagde en ongewenschte bescherming, noch van de wyze waarop Hesselfeldt van Huisde's laaghartig geknoei wil doen uitloopen in z'n nadeel. Maar nog eens, daar Vosmaer dit alles niet gevat heeft, moet ik wel gelooven onduidelyk geweest te zyn. Wanneer Gy dit ook vindt, | |
[pagina 189]
| |
zal ik 't in 'n volgenden druk aanvullen. In 't begin der Vde Akte laat ik Spiridio zeggen: ‘Zy - de Koningin .... wist alles vóór ik sprak.’ Dit nu veronderstelde ook ik van den lezer, omdat het intriguetje my zoo eenvoudig voorkwam. Ik zal Funke verzoeken u een exempl. van den herdruk aantebieden. Daarin komen 'n paar nootjes voor, over de wyze van opvoering. Doch .... uit verdriet over 't niet-opvoeren zyn ze schraal gebleven. By wat animo had ik meer te zeggen gehad... Nog altyd sukkel ik met 'n blyspel, of blyspelen, want ze avorteeren telkens! Het is drommels moeielyk, vooral daar ons Publiek zoo byzonder leerzuchtig is, en ik juist alle didaktiek, alle preekerigheid vermyden wou! Wat leert men uit: ‘As you like it?’ Uit ‘What you will?’ Men is ten-onzent niet gediend met gulle tendenzlooze vroolykheid. ‘Dit is in Publiek 'n slecht merk’ zou Droogstoppel zeggen. Ik laat nu daar, of ik slagen zou in 't leveren van wat my voorkomt de eisch te zyn. Tot nog toe niet! Na u nog eens hartelyk bedankt te hebben, noem ik my met vriendschappelyke hoogachting. Uw Dw. Dienaar Douwres Dekker. Ik ben uiterst belangstellend in den afloop van | |
[pagina 190]
| |
Mina Krusèman's .... heldendaad! Er behoort veel toe, als hollandsche van deftige positie, zich op de planken te wagen. Kent ge haar? Ik ken haar! Ze is één hart en zielenadel! Goud van 24 karaat, 'n Edel schepsel! En ik geloof dat haar kwasi-brutaal optreden veel zachtmoedigheid verbergt. Dit ziet men meer. |
|