en uitgever, om 'n werk goed te doen marcheren, eene verstandige welwillendheid moet bestaan.
Daar ik nu niet de eer heb u persoonlyk te kennen, kan ik niet beoordeelen in hoeverre ik daarop zou mogen staat maken, en deze onzekerheid maakt my de beantwoording van uw schryven zoo moeielyk.
Het voorbygaan van een auteur by 'n herdruk van z'n werken - in 't buitenland zou men 't ongehoord vinden - is een misslag.
Een schryver heeft altyd correcties te maken, en die verhoogen de waarde van 'n editie. Ik zie er zeer tegen op uwe uitgave myner Ideen te zien. Aangenomen dat daarin weinig of geene eigenlyk gezegde drukfouten voorkomen, dan is toch het machinaal nadrukken - in 1870 en 1871, van een werk dat in 1862 geschreven werd - op z'n zachtst gezegd, zonderling! Het spreekt van zelf dat ik fouten maakte in styl, uitdrukking, en betoogtrant, fouten van commissie en omissie en nu moet ik 't aanzien dat die fouten door 'n herdruk voor goed worden geykt. De lezers die na ons komen immers, zullen 't niet gelooven dat men in 'n land dat zich beschaafd noemt, een schryver wiens werken 8 jaar na de eerste verschyning op nieuw worden herdrukt, niet zou hebben verzocht z'n werk te herzien! Want al