Brieven. Deel 9. Te Wiesbaden 1870-1875
(1895)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 76]
| |||||||
Na uwe zoo loyale toenadering wil ik met het grootste genoegen medewerken om de zaak goed te doen marcheren. Uw voorstel om een of meer bundels aftemaken - of zelfs ook andere dingen, indien gy daarvan eigenaar wordt, zooals ik nu hoop - is volkomen gegrond. Met u ben ik dus ‘in 's Reine.’ Maar met mv zelf nog niet. Ik moet een schaal vaststellen om gelykmatig beknopt of uitvoerig te zyn. Er valt te kiezen tusschen drie manieren.
Ik gis dat ik de eerste methode kies, en in dat geval komt er geen honorarium te pas. Ik zal 't doen voor myn genoegen, en in 't belang myner schryvery. Maar voor ik beslis moet ik eerst het heele troepje nalezen. Een verdrietig werk! Want het ergert me zoo dat er zooveel klank verloren is gegaan in de woestyn..... Ook over de spelling moet ik een besluit nemen. Ik hecht niet aan ‘Ogen’ en ‘mens’ etc. Alph. Karr werd in de groote societeit te Antwerpen afgewezen omdat hy 'n pet op 't hoofd had. Hy heeft zich daarover beklaagd - naar | |||||||
[pagina 77]
| |||||||
myn inzien ten onregte, evenals Jean Jacques die met 'n armenische jurk in de opera kwam, 't geen ‘natuur’ moest beduiden. Welnu, toch schat ik Karr te hoog om te denken dat hy juist op die pet z'n menschenwaarde baseerde. Hy zal wel weten dat men ook met 'n hoed op verstand, deugd en fatsoen bezitten kan. Wat nu m'n spelling aangaat, als ik tot de overtuiging kom, dat het voordeelig werkt op den invloed myner Ideen, zet ik ze misschien 'n kachelpyp op.... om niet te worden afgewezen in de societeit. Over dit alles moet ik 'n beetje nadenken. Wees intusschen zeer vriendelyk gegroet van [De naamteekening is uit den brief geknipt] Ik ben zoo vry u te verzoeken my zeer gemeenzaam te schryven. Ge ziet ik geef het voorbeeld. |
|