XL.
Keulen 8 January 68. Spoor 1¾.
Waarde Heer Huet. Ik ontvang uwen brief van 6 January, en zie dat de f 25 weg zyn.
Myn toestand is om te vertwyfelen. Per gratie zit ik. Binnen weinige dagen moet myn goedje, twee koffers met papieren en boeken en een schryftafel, op de markt verkocht voor stadsbe lasting. En myn kamer zal ik moeten verlaten. R. gedraagt zich infaam.
Nog heb ik hem myn meening niet gezegd, maar op den duur kan ik 't niet inhouden. Ik had tydens de onderhandelingen met hem alles afgewezen en verzuimd. Lezingen, myn drama, het aanbod Locomotief (door Noman) die me zeide ‘dat ikzelf maar de voorwaarde te bepalen had.’
Kortom ik rekende op zyn hulp. In z'n laatste brief voor de verlorene zei hy: ‘ik leen het u, gy zult het hoop ik kunnen teruggeven van uw overvloed.’
En o god, dat schreef ik zoo bly aan m'n vrouw! Ik heb nog niet de moed gehad haar de zaak mede te deelen. 't Is in haar toestand als een moord.
Ik heb geen abonnement op de kölnische kun-