Brieven. Deel 8. Multatuli-Busken Huet 1867
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 197]
| |
dezen verzend, want ik wacht al sedert drie dagen tyding en geld. R. klaagde zelf onlangs dat alles in Holland zoo langzaam gaat. Als ik in den Haag ben, zal ik een ingewikkeld spel te spelen hebben. Je moet begrypen dat ik de Regering indedaad helpen kan. En dit gaat niet alleen Indie aan, maar ook de binnenlandsche zaken en vooral de verhouding met Pruissen. ik schreef aan R. dat Holland, als 't niet flink zich tot groeien zette, naar de maan was, en gaf reeds in een paar woorden een wenk van wat er moest gedaan worden. (Belgie verdeden tusschen Holland en Frankryk, vlaamsche beweging en voormuur tegen Pruissen.) Hy antwoordde my dat hy zelf reeds vroeger daaraan gedacht had, en my eene door hem geschreven memorie zou laten lezen, zoodra ik in den Haag was. Ook schreef hy dat hy me aan den minister van buitenl. zaken zou voorstellen (dat is graaf van Zuylen de neef van zyn schoonzoon. De laatste is gezant te Parys.) En ook met binnenl. zaken kom ik in aanraking. De minister (Heemskerk) neemt pr. interim justitie waar. Hy behandelt dus de zaak van dat malle vonnis. Later zal ik met hem te doen hebben over de verkiezingen. 't Is wel mogelyk dat ik myzelf candidaat stel. R. heeft volgens Huet over my gesproken ‘met | |
[pagina 198]
| |
belangstelling en onderscheiding’, en, schreef Huet verder, ‘het kwam my voor dat alle maatregelen genomen zyn om u met eere te doen terugkomen.’ Dus lieve beste, alles staat goed, als ze nu maar wat vlugger waren! En dat agitante wachten doet me zooveel kwaad! Ik heb moeielyke dingen te overpeinzen, en kan nu niet naar myn zin denken. Ik ben uit myn humeur, doch heb tot nog toe gezorgd dat het niet bleek uit myn brieven. |
|