| |
XII.
Keulen, 30 November 1867.
Lieve beste beste Tine, Verbeel je, ik ben daar in een nog al groote spanning, waaruit ik moet trachten iets goeds te scheppen.
Sedert een paar maanden houden zich engelsche en fransche revues met my bezig. In Holland bluffen ze er op dat ‘de nederl. letterkunde’ in 't buitenland de aandacht begint te trekken. Ze eigenen zich den lof toe, maar... gooien my de aanmerkingen naar 't hoofd.
Nu staat er in de North british review een stuk waarin liberalismus en behoud in myn zaak gemengd wordt. Dit stuk is overgenomen door
| |
| |
de revue brittanique. Goed, alles zou antwoord vereischen. Maar hoor verder.
De Pène, door al dat geschryf zich herinnerende dat ik hem in 1860 geschreven had, en zeker niet wetende hoe hy z'n zondagscourier zou vullen, maakt my ridicuul, puur alleen om aardigheden te verkoopen, en niets is makkelyker dan hem z'n loon te geven. Zóó beantwoordt hy myn vriendelyken brief van 1860, en de toezending van een Havelaar. Dat vereischt dus ook antwoord.
Maar... ik beoog jou en de kinderen weer te hebben door het vinden van iets vasts. Je weet hoe ik, vernemende dat er een redacteur gevraagd werd, door Huet daarnaar heb laten informeren. Sedert twaalf dagen hoorde ik niets daarvan. Ik gis dat ze een partyman noodig hebben. Maar... iets dergelyks zoekende, ben ik en peine over de beantwoording dier buitenlandsche dingen, wyl ik daarin over Holland sprekende my alles afsnyd. Ik ben daarover in drukke correspondentie met Huet, die wèl wil dat ik antwoord, schoon ik hem duidelyk heb uitgelegd dat ik, voor ik weer alles tegen my inneem jou en de kinderen terug wou hebben.
Dat is een deel van de complicatie.
Nu no. 2. Voor veertien dagen raakte ik in
| |
| |
correspondentie niet zekeren heer Nahuys in Holland, die zeer enthousiast voor myn zaak is. De arme jongen had my reeds voor jaren geschreven, maar ik antwoordde niet. Toch hield hy vol, en weinig of geen engelsch verstaande, heeft hy in Engeland weten te komen, is daar by de telegrafie geplaatst en heeft nu in Holland terug den Havelaar vertaald, en werk gemaakt van een uitgever. Juist heden kryg ik een brief van hem dat hy geslaagd is, na veel moeite. En reeds voor acht daag vraagde hy my een voorberigt. Maar ik kon dat niet doen, alweer omdat ik my daardoor alles in Holland afsnyd. De uitgever berust er in dat ik geen préface geef, wat hy verzocht had en de goede Nahuys schryft me juist vandaag op de definitieve toezegging van die firma: hoerah, hoerah het zal verschynen, en de Hollanders zullen de waarheid over zee hooren! (let wel dat ik de vertaling liet begaan, maar om my niet te brouilleren geen préface wou geven. De vertaling kan buiten my om geschied zyn, zooals dan ook eigenlyk waar is.)
Maar nu no. 3. In Holland liggen de kamers weer overhoop met het ministerie. Voor vier dagen schreef ik een brief aan Rochussen. (Je weet hoe boos hy my schreef toen ik te Parys was.) Ik zei dat zyn bittere toon van toen my
| |
| |
niet zou beletten hem een goed hart toe te dragen, noch hem een voorstel te doen indien 't my voorkwam dat het algemeen belang dit vorderde.
Eigenlyk had ik geen idee dat hy me zou antwoorden, en zie, juist vandaag gelyk met de aansporing van Huet om de revues flink te beantwoorden, en met den brief van Nahuys dat de schotsche uitgever 't doen zal, hoe gek alles samenloopt, juist vandaag schryft me Rochussen:
Ik heb uwen brief van eergister uit Keulen wel ontvangen, en haast me dien te beantwoorden.
Ik erken in u veel talent en originaliteit, ik heb u steeds voor een eerlyk man gehouden. Myne grieven tegen u waren hoofdzakelyk: 1o. Uwe te groote opgewondenheid. 2o. Uwe aan myne rigting tegenoverstaande rigting op koloniaal gebied. Is de brief welke ik u naar Parys schreef eenigszins bitter geweest, dan was het omdat de voorgenomen vertaling van uw werk in het fransch my onaangenaam was.
Maar wat er van dit alles ook zy, ik ben overtuigd dat uwe pen invloed op de openbare meening heeft en gevolgelyk een steun voor de regering zou zyn. ‘Ook ik heb getracht den graaf van Zuylen te steunen. (Zyn schoonzoon, de minister, die nu met de Kamer overhoop ligt, en volkomen in zyn regt is. Nooit heeft een minister
| |
| |
zich zoo verdienstelyk gemaakt. Die man heeft wat gedaan. Limburg vry van Pruissen. Luxemburg verlost van pruisisch garnizoen, en... vrede weten te bewaren, wat 'n dubbeltje op z'n kant was! Toch wisten de kamerbabbelaars alles beter.)
... en heb er blyk van gegeven door, ofschoon ongesteld en tegen het verbod van myn doctor in, naar de kamer te gaan om voor zyne begrooting te stemmen.
Of hy aan 't bestuur zal blyven is my onbekend; op dit oogenblik bevindt hy zich met den min. van binnenl. zaken op het Loo by den Koning. Blyft hy aan, dan zal ik hem uwen brief mededeelen, en de strekking daarvan aanbevelen mits... ik voeg er dit uit eerlykheid by, ge u verbindt het koloniaal kultuurstelsel niet te bestryden. Verdediging daarvan vraag ik niet, omdat ik van niemand zou eischen tegen zyne overtuiging te spreken of te handelen: iets wat ik vertrouw7 dat gy ook niet zoudt doen.
Mogt UED. my nader wallen schryven, doe het dan gerust. Het zou byv. welligt nuttig kunnen zyn, zoo UED. my eens meer bepaald opgaf op welke wyze en onder welke voorwaarden ge uwe hulp zoudt wallen verleenen.
Met hoogachting enz.’
| |
| |
[Gedurende de correspondentie heeft de heer Rochussen multatuli verzocht zyn brieven te verbranden, en deze heeft dat, ofschoon met leedwezen, gedaan. Ook de brieven van multatuli aan Rochussen moeten vernietigd zyn, want toen ik er naar informeerde, antwoordde my de heer Rochussen, de zoon, dat in de nalatenschap van zyn vader geen brieven van multatuli waren gevonden.]
Die brief is lief en kàn leiden tot een mooie aanknooping. Maar nu begryp je dat ik erg in den brand zit met al de eigenlyk op my genomen schryvery die dat weer verstoren zou. Ook weet ik niet regt hoe ik van R's goeden wil gebruik zal maken. Dat heet: welke vorderingen. Voorloopig heb ik hem van middag bedankt voor z'n brief en zal morgen uitvoeriger schryven. Ik zal hem zeggen dat ik jou en de kinderen weer wil hebben. Zyn voorwaarde over Kultuurstelsel is diplomatiek, en is my een bewys dat van Zuylen (volgens R's oordeel) my zal kunnen gebruiken. R. namelyk weet beter dan iemand dat ik vóór het stelsel ben, tegen Vryen-Arbeid, zoo goed en sterker dan hy. Het is een diplomatische manier om een voorwaarde te stellen die geen bezwaar is, om zich niet zonder voorwaarde te verbinden, 't Wil zeggen: ‘gut, we nemen je niet omdat we in den brand zitten ( dat is juist wèl zoo!
| |
| |
In Holland is alles precies zooals ik voor jaren voorspeld heb) neen, alleen omdat je nu 't kultuurstelsel wilt helpen verdedigen.’ Zie je, myn belofte (die ik gerust geven kan) moet dan gelden als een offer van myn zyde. Ik ken dat.
Hoe dit zy, ik heb reeds geschreven dat hy daarop rekenen kon, en in gemoede. Dat ik woedend was over de neuswyzigheid van de kamer die het regeren belette, en helpen wou om den koning weer koning te maken. ‘Hy moet ook in 't staatkundige de kracht hebben om een nacht op den dyk doortebrengen,’ (zooals by den watersnood) etc.
Maar let wel: morgen moet ik weer schryven en condities opgeven. En nu kryg ik juist berigt van 't lukken der vertaling! Alles op één dag!
En er zyn nog meer complicaties. Ik heb 't heel schraal en schreef naar Antw. of ik daar voor geld een lezing kon houden. Sedert 14 dagen wacht ik vergeefs op antwoord. Voor drie, vier dagen schreef ik naar Maastricht om daar voor geld te lezen, schoon dat bezwaar in heeft, wyl ik in Holland komende, eerst in de gevangenis moet. Maar dat wou ik juist afdoen want het geneert my in m'n bewegingen. Ik ben dus daarover in besprek en heb (àls Chateleux een avend voor my bespreken kan, de nood is hoog!) om
| |
| |
te animeren het onderwerp opgegeven: ‘Eenige opmerkingen over dramatische litteratuur, gevolgd door de voordragt van drie acten van een drama.’ Ik moet wel zoo iets doen om te trekken. Als ik nu daar klaar raak, als ze me laten lezen voor ze my in de gevangenis zetten, dan stuit ik op een nieuw bezwaar. In 't halve drama dat ik voor te dragen heb, komt een bespottelyke koning voor, die in plaats van de ware belangen des lands te behartigen, zich bezig houdt met lappen en banden etc. van uniformen. Dat jureert nu natuurlyk weer erg met de onderhandeling met R!!
En by dat alles schaarste van geld! Myn doel was met die zeer attrayante lezing heel Holland rond te gaan om geld te zamelen om jou te kunnen laten komen. Ga nu eens na hoe alles zamenloopt!
Het ereste is dat ik niet wachten kan. De nood dringt zoo, en dan moet ik dikwyls anders handelen dan ik wou.
Ofschoon nu dit alles een warboel is, en ik niet weet hoe ik er party van trekken zal, is er nu toch iets roering, en dat wou ik je gauw schryven. Dag beste Tine, dag lieve lieve kinderen.
't Zal nu de vraag zyn of en hoeveel invloed Rochussen op van Zuylen heeft, en of van Z. durft?
| |
| |
Myn voorstellen zullen zyn dat de koning de kamers wegjaagt, en de lamme grondwet verandert.
|
|