Brieven. Deel 8. Multatuli-Busken Huet 1867
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 167]
| |
nu vandaag ook jou brief en ik ben er eigenlyk bedroefd over, want ik zie als hoofdzaak in die verandering niets als dat jy, die rust en kalmte noodig had (zooals je by de invitatie naar Milaan beloofd was) nu veel zorg en moeite hebben zult. Je hoest, dat is my het voornaamste in de zaak en daardoor valt alles wat anders goed zou kunnen zyn, weg. Ik ben zeer ongerust! Vraag je nog wat ik deed en doe? Ik tob en lyd. Tot in myn slaap toe zoek ik naar middelen om je terug te krygen, en daarop nu te hooren dat ik, omdat ik iemand heb die je remplaceert, als het ware berust in de onnatuurlyke scheiding is wel hard. Dat je omtrent my niet goed ingelicht bent door Stéfanie die gehoord had ‘dat ik by elken uitgever geld kan krygen voor myn schryven’ (hetgeen doodeenvoudig een leugen is) begryp ik heel goed. Stéfanie heeft bovendien een zonderlinge wyze van voorstelling. In haar brief over de school Lecomte spreekt ze over je ‘benoeming tot directrice’ alsof je gered was! Ze roert slechts even, terloops, je gezondheidstoestand aan, alsof dat byzaak was en of niet juist de beslommering waarin je nu geraakt bent (zonder geldelyk voordeel, dat je dan toch waarachtig wel noodig had!) je nadeelig wezen zal. Ik ben zeer ongerust. Al had je nu f 6000 's jaars, | |
[pagina 168]
| |
dan nog kan dat immers zoo niet blyven, daar je borst lydend is. O god 't is zoo bitter. Je bent niet op die conditie naar Italie gegaan! Stéfanie schryft er over alsof je gered bent. Heel natuurlyk, die invitatie naar Italie moet met goed gevolg bekroond worden... al ga jy dan ook te gronde! Ik blyf er by dat jy niet anders doen kon dan te gaan, maar noodlottig is het! De scheiding zou zoo lang niet geduurd hebben als je in de buurt had kunnen blyven. Er was slechts één reden die het wettigde, dat was jou welzyn en dat van de kinderen. En dat is wat de kinderen aangaat slechts gedeeltelyk, en wat jou aangaat in 't geheel niet bereikt. Voor my is het overigens van een noodlottigen invloed geweest. Honderdmaal is 't voorgekomen dat ik had kunnen proberen ons huisselyk interigten, maar nu was er voor eene hereeniging zooveel noodig dat er geen beginnen aan was. Intusschen wordt overal dat zyn van jou in Italie my verweten en ik ga er onder gebukt. Meen niet dat Mimi ooit een bezwaar was. Zy heeft me in 't leven gehouden, en duld nu sedert jaren de grootste ellende met meer moed dan ik den laatsten tyd had. Die toespeling in je brief is wel bitter voor me. Maar 't komt omdat jy niet weet hoe ik tob. Ik myd het schryven daarover, en dit is natuur- | |
[pagina 169]
| |
lyk want je begrypt hoe het my smart je eigen leed te vermeerderen door verdrietige brieven. Ook is het meedeelen van tobbery, die dagelyksche afwisseling van hoop en vrees en eindelyke mislukking, zoo bitter. Dan lyd ik het geledene nog eens. Daar heb je nu byv. de vlaamsche zaak. Naar myn beste weten heb ik geschreven om de menschen optewekken my te gebruiken zoodat ik jou en de kinderen kon terug roepen en ons in Belgie een vaderland verschaffen. Gedurende al dien tyd was ik altyd à la veille om van gebrek om te komen, en god weet hoe ik 't gemaakt heb om te kunnen wachten. Dikwyls telde ik den tyd dien ik nog leven kon by uren. Als ik drie dagen verblyf en voedsel voor my had was ik bly. Nu, na al myn geschryf daarover, na alle praatjes van sympathie wil men niets doen. Dat heeft my bezig gehouden van augustus af! Wat ik van dien tyd af geleden heb is niet te beschryven. Als ik 's avends te bed liggende aan jou en de kinderen denk gaat er een schok door my. Met geduld en overleg (en altyd in vrees dat ik niet in leven blyven kan tot den uitslag) heb ik myn best gedaan, de slotsom is oreweest dat ik met moeite fr. 200 voorschot heb gekregen (van een milionair) voor een lezing die ik te Gent zal komen houden! | |
[pagina 170]
| |
Na zoo'n mislukking, zak ik weer in elkaer, en ik heb tyd noodig om wat te bekomen. Zoo is myn leven, en je doet my verwyten! Ik zit in den brand met den brief van Stéfanie. Ik mag om jou en Edu niet zeggen hoe ik over alles denk, en ik ben woedend over die invitatie naar Italie. Ook beschouw ik nu, haar ophemelen van de zeer verdrietige zaak met die school, als gemaakt om zich te dekken, alsof de reis naar Italie toch een verstandige zaak was geweest! Jy moest het aannemen. Je kon ook niet weten dat er zoo weinig ernst was in de betuiging om je rust te verschaffen. En dat kon ik ook niet weten. Och, ik was zoo bly! En nu, nu ben ik meer ongerust dan ooit! Stéfanie zei me dat ik je toch vooral geen bedroevende brieven moest schryven, want dat was zoo nadeelig voor je gestel, o god, hoe vreesselyk. Is dat nu domheid of spotterny? In allen geval is 't wreed. Dat Edu gedropen is doet my genoegen. Je begrypt wel hoe ik 't meen. Het is beter voor hem dan toejuiching. Dat is de pest voor zyn karakter. Ook daarover ben ik verdrietig gestemd. Dat missen van de kinderen is al te wreed. En die lieve Non! O god, ik mag er niet aan denken. En men wil dat ik boeken schryven zal? Dat zou | |
[pagina 171]
| |
men niet vorderen van iemand die hoofdpyn had; maar smart begrypt men niet. Myn drama moet ik nu trachten aftemaken. Maar 't deugt niet en 't zal niet gaan. Bedenk dat ik altyd ‘heel mooi’ moet schryven. Als myn werk (in zulke omstandigheden voortgebragt!) maar middelmatig is, ben ik ook de renommée van schryven kwyt, en dan heb ik totaal niets meer. Je zoudt eens zien hoe gauw ieder over my heen zou vallen die nu niets durft tegen my schryven, zoodra ik iets middelmatigs had geleverd. Ik heb nu de keus om of niet te schryven en myn roem te bewaren met honger, òf wel te schryven en dan myn roem te verliezen, wat ook geen brood geven zou. Ik vind dat ik het weten moet of ik iets te schryven heb. Waarom bevalt Stéfanie niet? Ik raad haar aan om eens een twreeling ter Avereld te brengen. He ja, dàt zou goed zyn, dat ‘zou’ ik doen in haar geval. O, die zouers! Iemand die my 't schryven wil opdringen waar dit niet voortkomt uit myzelf toont dat hy nooit een letter van myn geschryf begrepen heeft. Zeg, zou 't niet kunnen dat jy mondelings bedankte voor den brief? Ik zie geen kans om myn bitterheid te verbergen, want ik kan niet laten jou gezondheid hoofdzaak te noemen. Aan den | |
[pagina 172]
| |
anderen kant zou 't niet antwoorden onbeleefd kunnen schynen en dan is 't min goed om Edu. O 't is zoo moeielyk. Myn hoofd is suf. 's avonds laat. Kyk hoe gek, daar liet ik dezen brief liggen omdat hy zoo verdrietig was, en daar lees ik in den Haarlemmer dat men een redacteur vraagt voor een blad. Ik schryf er over, en sluit nu in haast. Dag lieve beste Tine. Dag onmathematische Edu, dag lieve Non. Dag beste beste kinderen. |
|