XXXIV.
Keulen, 18 November '67.
Waarde heer Huet, Dank voor alles. Voor de bemoeienis met de redacteur-annonce, voor de offerte omtrent de Revues en voor de f 25. Ja, en dan voor uw brief zelf.
Gister den heelen dag heb ik aan u geschreven en inplaats van al die schryvery (indiscreet door uitvoerigheid) zend ik u nu slechts deze paar regels. Goed ik zal de Revues beantwoorden en neem dus uw vriendelyk aanbod aan.
Myn schryven van gister namelyk was één weifelen of 't wel goed was omdat ik door 't refuteren, de aanmerkingen populariseer, en Holland help aan een gewenscht εύϱηϰα: ‘Zie je, die engelschman zegt het ook.’
Die laatste twee woorden zullen twee leugens zyn. 't ‘Het’ is niet het ‘het’ (de javaan wordt mishandeld) en 't ‘ook’ is niet ‘ook’, want Holland heeft gezwegen.
Soit! Dan zal ik meteen op die twee leugens antwoorden.