Brieven. Deel 8. Multatuli-Busken Huet 1867
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekendAan den heer Busken Huet.XXVIII.Keulen, 20 Sept. 1857.Waarde heer Huet, Zoo even ontvang ik de f 25, waarvoor ik u dank zeg. Wat de vlaamsche beweging aangaat, ik weet nog niet, of ik er volkomen sympathie mee voelen zal. Als dat niet komt ben ik niets waard. En als 't wel komt, geloof ik hen te kunnen helpen, mits ik my bewegen kan, en een beetje verlost word van de banden die my knellen. Ik was over de zaak in correspondentie getreden, en wachtte of men 't de moeite waard zou rekenen my een voorslag te doen. Vol spanning (want als altyd stond het slagen in verband met het doen terugkomen myner vrouw) zag ik iets te gemoet. Ik telde de uren, daar kwam een brief, allervriendelykst en beleefd maar inhoudende dat myn hoofdpersoon den volgenden dag naar Parys ging, om op z'n gemak de tentoonstelling te zien. Dat werkte als een | |
[pagina 113]
| |
douche. En veel tyd heb ik niet om te wachten. Ik voel me inwendig op. Dat is nu een dag of tien geleden. Daar er haast is om myne vrouw te verlossen, bedacht ik iets anders. Ik nam my voor, als 't mogelyk was, een drama te schryven, en daarmee naar Holland te gaan. Dan eerst my veertien dagen (of drie weken, ik weet niet regt) laten gevangen zetten, en vervolgens overal rond te reizen met myn drama, tot ik geld genoeg hebben zou voor de overkomst van myn gezin. Nu dat drama is - hoe zal ik zeggen? - half af. Neen, want het bevalt me niet, en misschien verscheur ik 't weer, en dan is er niets af. Ik kan waarlyk niets maken. 't Is gedwongen, en ik voel me hanswortig by 't verzinnen. Daar waar ik op een stokpaardje kom, gaat het beter, en ik heb byv. 2, 3 bladzyden, die, ook al komt er van 't heele stuk niets, meer waard zyn dan 't heele stuk zonder die bladzyden wezen zou. Maar met drie bladzyden kan ik geen geld verdienen. Dus moet de rest er by geknoeid worden. 't Is misselyk. En gy, eene novelle? Hoor eens, 't is of ik hoor dat een anatoom zich bezig houdt met koekbakken. O, als ik (indien ik, zegt ge altyd, | |
[pagina 114]
| |
moet dat? 't Is me zoo breed) te beschikken had over uwen geest, zou ik hem ander werk te doen geven. Aan hen die ooit u zouden meenen te treffen met het afgezaagde ‘la critique est aisée, etc’ zal ik eens vooral antwoord geven.... in m'n drama. Ja, ik zal 't wel in m'n drama kunnen inknoeien. Iets als: De kunst is zwaarder dan kritiek? Eilieve....
Kritiek is kunst, en niet de ligtste!
Ik lees op Neerlandsch kunstgebied nooit iets kunstiger dan uw kritiken. (Gooit ge die e weg, voortaan?) [Nam. de e van kritieken die daar werd geschreven en doorgehaald.] In godsnaam, een novelle! Een novelle met knoop, schildering, spanning, oom uit amerika en slot. Hu! Ik - nu onder den indruk van m'n drama-geknoei - voel iets als viezigheid van 't maken. En toch is er iets goeds in, dat men van tyd tot tyd een aer ontdekt, die wat beters levert dan de knollen waarvoor men uitging. O, o, als ik nu eens wachten kon met dat drama! Zie, ik zou een manier weten om aan Holland een tooneel te geven. Dan verzocht ik u om eens, zonder genade, Shakespere, Göthe en Schiller te behandelen. Dat werk van u zou | |
[pagina 115]
| |
ik bestuderen, en daarna neem ik aan wat goeds te leveren. En is 't niet ellendig, dat ik, die nu over die drie heeren niet zoo gunstig denk, om wat te kunnen leveren me inspireer met hun niet geacht voorbeeld? Ik schryf flauwigheden (om te vullen!) die ik tracht te verschoonen met: ‘dat deed Shakespere en Schiller ook!’ Juist iets tegen myn gemoed. Ik zou er niet groots op wezen, als men zei: ‘precies Göthe!’ waarachtig niet. Het spreekt vanzelf, dat ik enkele morceaux van die drie schryvers uitzonder. Maar 't geheel?! Ik heb te Gent veel over u gesproken. Men heeft my beloofd uw ondergang van ten Cate's schepping te ontbieden. Dat de Vlamingers geen hulp van Holland zullen krygen heb ik hun gezegd. In die heele zaak is ellende te voorzien. Het winnen van hun tegenwoordigen stryd, zou 't sein wezen van een nieuwen. Toch blyven ze er by, dat ze van Belgie af willen, en ik voorspel dat Belgie in tweeën (of drieën) zal vallen, al winnen dan ook de Vlamingen niet by 't ruilen van Brussel voor den Haag. Ze zyn koppig, of standvastig en meenen de Hollanders te zullen bekeeren tot... ja, tot wat? Naïf zyn ze, die goeie verschoppelingen. | |
[pagina 116]
| |
Wilt ge my eens zeggen wat de klemtoon is op alibi? Ik meen ālĭbī of ălĭbī. Hoe Schiller en Göthe, ja Shakespere ook, omspringen met de prosodie, mogen zy by onzen lieven heer verantwoorden. Maar men slikt alles van die heeren. ‘'t Zal wel goed zyn,’ zegt men ‘Göthe doet het zoo.’ Een kind liep te bedélen langs de straat. En zocht schadúw ondér appélboomén. Huilénd, kryténd, roepénd: o myn moedér, etc. Dat gaat op voor duitsche en Engelsche ooren! nu de fransche zyn er ook niet fyn in. Je chante ce héros qui RÈgna sur etc.
Ik kan een verzameling leveren uit Schiller's Wallenstein, die curieus is. Dat de Gids u teruggeroepen heeft doet my zeer veel genoegen. 't Hinderde my u naast dien gouden snuifdoos te zien. [Dat wil zeggen het stuk van Huet over multatuli's ‘Een en ander’ naast een zeker verhaal ‘De Gouden Snuifdoos’. Het artikel van Huet is later afzonderlyk uitgegeven door van Helden, en daarna ook opgenomen in de Litterarische Fantasien. Aan de afzonderlyke uitgaaf werd een kort voorberigt toegevoegd, naar aanleiding van een beoordeeling van ‘Een en ander‘in de Letteroefeningen door een zekeren heer Duymaer van Twist te Deventer. ‘Aanvankelyk meende ik,’ zegt de | |
[pagina 117]
| |
heer Huet’ dat zoo niet het gezag dan toch de naam van dien schryver my gebood, alvorens myne toestemming tot dezen herdruk te verleenen, zyne aankondiging met de myne te vergelyken, en mynen lof (want hy spreekt met geringschatting over het werk van den heer Dekker) te handhaven tegen zyne blaam. Toen ik evenwel in zyne vier bladzyden wel doorgaans een sterk gevoel van eigenwaarde, maar nergens blyken van een ryp oordeel aantrof, scheen het my toe dat Multatuli tegen zulk eenen berisper generlei voorspraak behoefde. | |
[pagina 118]
| |
boek bespreken, en daarmede afgedaan,’ of van den heer Dekker zelven: ‘Het is nu eenmaal de gewoonte van Multatuli, om alles weg te werpen wat niet juist in zyne rigting valt.’ - ‘Multatuli schynt inderdaad niet veel begrip te hebben van het parlementair régime.’ - ‘Zulke absurditeiten mogen, dunkt my, niet onopgemerkt voorbygaan.’ - ‘Ik betwyfel, of Multatuli de man is, om de diepte van den heer Bosscha te peilen.’ Lust om zich met den heer Van Twist te meten gevoelt men onder het lezen van zulke dingen by zichzelven niet ontwaken. Het is alleen een bedroevend verschynsel dat voor dergelyke oordeelvellingen plaats te bekomen blykt in vaderlandsche tydschriften van eenigen naam.‘ | |
[pagina 119]
| |
gewoon gebruik van dit woord,’ zeide de heer J. Versluys in een antwoord) ‘ontvangt toch van hem ‘een belangryke gift in geld.’ | |
[pagina 120]
| |
Bergsma dat hy hem alleen mag toonen aan den hoofdredacteur van het Handelsblad, en nog wel ‘in vertrouwen’, en vooral niet aan den heer Versluys; want: ‘vermoedelyk is hy een der vrienden van Douwes Dekker, die dan vermoedelyk de onbeschaamdheid zal hebben gehad hem te verzekeren dat het feit onwaar is...’ ‘en dan zal dit niet anders ten gevolge hebben, dan dat D.D. my uitscheldt voor een infamen leugenaar.’ Ik heb hem gesproken, dat heet den schryver van dat stuk. 't Schynt een goeie jongen te zyn, maar hy riekt naar de Kamer waar hy stenograaf is. Heel fatsoenlyk, en (als ook byv. de heeren van den Spectator) altyd à la piste van een ‘sujet’. Gut, daar heb ik een sujet! Een zoekende novellenschryver! Verklap me niet, en steel me 't niet voor den neus weg. In dit prachtig drama (hooge politiek, hm, hm!) past het niet. Maar ik zal 't bewaren voor een volgend! ‘Bellettrie is 't eenig terrein waarop gy en de gidsmannen elkander zonder botsing ontmoeten kunt?’ Och, dat geldt niet. Uw stuk over Aurora was ook belletristisch. Gy zult u niet kunnen effaceren, zoomin in novellen als in kritiek. Al | |
[pagina 121]
| |
wat van den notenboom komt, riekt naar noten. Wees met uw vrouw hartelyk gegroet, Uw liefhebbende Douwes Dekker. |
|